Achter het Masker van de Clown

Conny Larsson

 

Waarheden, Sekten en Seks

Met het oog op in het boek voorkomende personen zijn bepaalde namen verzonnen en is het verloop van gebeurtenissen veranderd.

Duitse Versie:

Hinter der Maske des Clowns

Schrijver: Conny Larsson

Uitgeverij: 'Verlag 20. Juli'

Villenstraat 64

82284 Grafrath

ISBN 978-3-00-034348-3

 

Zweedse Oeruitgave:

Bakom clownens mask

Sanningar, sekter och seks

Tweede Oplage, eerste druk

©  Conny Larsson 2005

Eerste uitgave

Uitgever: Göran Emitslöf

Redakteur: Beata Hansson

Layout: Libä

Druk: Scanbook

ISBN 91-074438-5-9 

Vertaling en Nederlands voorwoord bij deze vertaling door Reinier van der Sandt

Hoe moeilijk is het, om als gevoelig levensartiest je staande te houden in omgevingen, die je zo op het oog gunstig gezind zijn, maar uiteindelijk stuk voor stuk uitdraaien op list, leugen en bedrog. Conny Larsson, de schrijver van dit zeer persoonlijke en psychologische drama laat ons dat op voortreffelijke en kleurrijke wijze weten. Tegelijkertijd is zijn verhaal voor iedereen die het op zich laat inwerken, een hulp bij zelfreflectie; is het ons werkelijk Zelf, dat de behoefte heeft, om met anderen de universele boodschap, die niet zoals de falende spirituele verkondigers ervan, aan moreel of ethisch verval onderhevig is, van waarheid, gerechtigheid, geweldloosheid, vrede en liefde te delen, of dienen wij slechts ons ego met narcistische of zelfs egoïstische bijbedoelingen?

Inhoud:

Voorwoord van Rigmor Robert (5)

1.   De aanslag (12)

2.   De ritselende ras (16)

3.   Thuis, onveilig thuis (20)

4.   Tot clown van de school opgeleid (25)

5.   Inez opent de wereld van de volwassenen (32)

6.   De seksualiteit werd door Börje opgewekt (36)

7.   Carrière of verslaving? (42)

8.   Maharishi betreedt het toneel (46)

9.   Het theater, de vrouw en de goeroe (51)

10. Voor de eerste keer naar India (58)

11. Met het masker van de clown (71)

12. Toneelspelen en hoteldirecteur (80)

13. Naar de tuin van Eden (95)

14. De keerzijde van het paradijsproject (101)

15. Redder van de zelfmoord (111)

16. Sai Baba (121)

17. De wonderen (127)

18. De kundalini kracht (131)

19. Verslavingstherapeut (141)

20. De nieuwe man van mijn Tuula (153)

21. Achter 'het gordijn van schaamte' (160)

22. De bevrijdende paardenmest (176)

23. Hollywood roept (180)

24. De 'gouden jongen' (184)

25. Mama ontmaskert Sai Baba (199)

26. De bom ontploft (208)

27. Achter het masker van de ritselende jas (220)

28. Nawoord van de schrijver (227)

 

DANK

"Aan jullie allen die mij in de afgelopen vijf jaar bijstonden, als ik tijdens het schrijven van het boek in de diepe dalen van de herinnering viel, wil ik een groot woord van dank uitbrengen. Aan ieder van jullie die mij de moed probeerde te laten verliezen en mij tot zwijgen wilde brengen, aan die opponenten richt ik bijzondere dank, omdat zij in plaats daarvan, mijn innerlijke kracht tegen het voortdurend gevecht tegen de onwaarheid en onredelijkheid hebben opgewekt. Tot de gevangenen in de Wiezhowo gevangenis richt ik mij met een nog grotere dank, omdat ze mij de vrijheid leerden te waarderen, waarvan zij zelf waren beroofd. Zij stelden mij in staat om uiteindelijk mijn zelf verkozen gevangenis, mijn sekte, te verlaten."

Ik zou willen

dat ik een droomkind was,

een oerbewoner van Indialand

Voorwoord van Rigmor Robert

Conny Larsson en ik kennen elkaar niet, maar wij hebben iets gemeen. Wij zijn beide Östgöter (vert.: inwoners uit Östgöterland in Zweden), wij zijn naar de zondagsschool geweest, hebben veel met dieren te maken, houden van paarden, hebben in de zon op de Skinnarviksberg gedroomd, hebben bij Maharishi mediteren geleerd, hebben pelgrimstochten naar India ondernomen en hebben met gesprekstherapie gewerkt. Voor de rest waren onze levensverhalen verschillend. Maar wij hebben bij dit alles een gemeenschappelijke vriendin, Lotta Skoglund, die mij gesmeekt heeft om het voorwoord voor Conny's boek te schrijven. Lotta weet dat ik in 2004 met mensen werkte, die door de Knutby tragedie (vert.: deze tragedie gaat over de moorden in het plaatsje Knutby ten oosten van Uppsala in Zweden, op 10 januari, 2004) waren getroffen en dat ik bij een psychologie training in het buitenland in een manipulatieve groep belandde.

Nadat ik Conny's boek had gelezen, wilde ik hem in mijn verbeelding in Sulky achter een krachtig drafpaard in stevige vaart op de boswegen bij de Omsberg voorstellen. Conny denkt daarbij misschien aan Sai Baba in Puttaparthi, aan de goeroe die tweemaal per dag in zijn oranje gewaad ten tonele verschijnt. Hoe hij vanuit de zoom van zijn gewaad zijn voet naar voren brengt, de lotusvoet, en hoe duizenden mensen de goddelijke tenen willen kussen. Conny is geen aanbidder meer. In plaats daarvan ziet hij de nek van het paard voor zich, die op de maat van de stampende voeten mee beweegt. De manen en de staart wiegen in de wind. Maar voor Sai Baba in Puttaparthi gaat het eenvormige theater door, dag voor dag, jaar na jaar. Misschien denkt Conny wel net zoals ik aan de arme Sai Baba, als zijnde een gevangene in zijn pastelkleurige gebouwen van beton. Precies zo als Åsa Waldau met haar behoefte aan onderdanigheid, een gevangene op Kullen in Knutby is?

Kunnen we hen dan niet met rust laten, deze goeroes en apostolische predikers? Waarom laten we Sai Baba niet in de waan dat hij God zelf zou zijn, Åsa Waldau in de waan dat zij met Jezus zal trouwen, en de aanhangers van Jung in de waan dat hij over honderd of tweehonderd jaar weer zal reïncarneren, om dan de mensheid nog een beetje aan te sporen.

Nee, helaas. Het is hier nodig om er op in te hakken en duidelijke taal te spreken zoals Conny heeft gedaan. Je kunt niet met een verwijzing naar de vrije wil of de wet van vrijheid van religie, de verantwoording voor datgene afwijzen wat binnen besloten geloofsmilieus gebeurt. Conny memoreert aan de dodelijke schoten in Sai Baba's slaapkamer. Zes jonge mannen werden op 6 juni 1993 vermoord. Het is nog steeds niet duidelijk wat daar gebeurde en waarom. In de pastorie in Knutby [uitleg van de Duitse vert.: In de Zweedse plaats Knutby in de buurt van Uppsala schoot op 10 januari 2004 een jonge vrouw de echtgenoot van een pastoor van een vrije kerk dood en verwondde een buurman zwaar. Spoedig bleek dat de jonge vrouw door de pastoor zelf, die een verhouding met de buurvrouw had, daartoe was aangezet, onder andere via sms-jes die zogenaamd "van God" kwamen. De vroegere echtgenote van de pastoor was enkele jaren daarvoor op mysterieuze wijze omgekomen; met het oog op de toch al levenslange straf voor de pastoor zag de rechtbank er vanaf om het sterfgeval nauwkeuriger te onderzoeken. In de vrije kerk had ook een vrouw namens Åsa Waldau, die beweerde van Jezus openbaringen te hebben ontvangen en zich de "Bruid van Jezus" noemde, een doorslaggevende rol gespeeld. Dit geval heeft in Zweden en ook in Noorwegen, waar de pastoor oorspronkelijk vandaan kwam, enorm opzien gebaard en tot nadenken gezet over de totalitaire en manipulatieve religieuze samenlevingen.] stierven twee jonge vrouwen een gewelddadige dood. Een derde vrouw werd door de waandenkbeelden, waarvan de pastoor sprak, zo beïnvloed, dat zij in een moordwerktuig veranderde.

Wij - de 'wij' die nu buiten de invloed van de Sai Baba organisatie zijn - moeten stelling nemen, omdat manipulatieve leefomgevingen gevaarlijk zijn. Zij die zich dichter bij God denken en zich dichter aan hun leiders vast willen houden, kunnen tegenover anderen meedogenloos worden. De vrijheid van religie geldt overigens nooit voor kinderen van gelovige ouders. Voor kinderen 'daarbinnen' wordt het geloof slechts dwang. Sommige gelovigen raken hun invoelend vermogen kwijt. Het kan dan vooral zo gaan, dat kinderen doen wat de leider zegt, maar zonder aandacht voor het kind zelf. Kinderen "moeten gehoorzamen", was de standaard in Knutby.

Toen er geruchten verspreid werden, heeft God zelf zich in Sai Baba belichaamd en kwamen er drommen toeristen en zoekenden op af. Er begonnen in Zuid-India affaires te ontstaan. Daarom zeggen de verdedigers van de goeroe:

- Moeten er een paar schunnige knapen kwaadspreken en alles verstoren? Ze moeten dankbaar zijn. Moge God hun kundalini-energie opwekken!

Cultuur betekent cultivering. In die zin zijn manipulatieve groepen in de verschillende culturen geen onschuldig onkruid. Ze lijken op moordende slakken, die flora en fauna veranderen, maar ze echter niet verrijken. Op religieus vlak voert het manipuleren tot het vormen van sekten. Op politiek vlak voert ze tot dictatuur. In het arbeidsleven wordt ze besturing van bovenaf. In families komt het tot mishandeling of misbruik. Bij een kind gaat het in zo'n geval om het aanjagen van schrik, door degene die juist garant zou moeten staan voor de veiligheid. En daarbij hoort Conny's verhaal, van Kristallweg 174, waar hij als kleuter woonde, samen met de onthulling van vergrijpen in Sai Baba's kamer in Puttaparthi.

Wie aan misbruik is blootgesteld, zwijgt vaak. De kleine Conny hield vele jaren zijn mond dicht. De daders zouden graag geloven dat het vergrijp niet zo ernstig zou zijn. Dat degene die misbruikt en degene die misbruikt wordt iets met elkaar hebben. Dat ze zo een, misschien wel niet fijn, toch wel spannend geheim delen. Maar het gaat niet om een verstandhouding als het slachtoffer moet bedelen. Het is de schaamte die de keel verstikt, als de vergiftigde beet in de appel bij Sneeuwwitje. De angst isoleert ze in hun glazen kist. En gewoonlijk geeft het slachtoffer zichzelf de schuld:

- Wat moet men met iemand zoals ik beginnen? Wat is er fout aan mij? Waarom maken anderen zich er niet druk over hoe ik me voel, wat ik wil?

Met dit boek neemt Conny dat weg. Hij neemt weg wat hij het 'Gordijn van Schaamte' noemt. Hij presenteert zich als slachtoffer van vroegere vergrijpen en als voormalig lid van een sekte. Een complicatie bij zo'n project is, dat men daarbij personen uit zijn eigen familie betrekt en in de openbaarheid meesleuren, en dus ook met vrienden, die nog in de beweging zijn. Dat kan zeer doen.

Maar boeken als die van Conny zijn noodzakelijk. Zij moeten in een kringloop van berichten uitmonden, die op wereldniveau moeten rondgaan. Honderden jaren lang konden gemolesteerde personen hun werk voortzetten, zonder dat men naar buiten toe veel merkte. De meeste slachtoffers kregen geen stem of niet de juiste gelegenheid tot spreken. Je kunt over de verschrikkingen van het internet zeggen wat je wil, maar het net vervult in ieder geval een goede functie, als het er om gaat de macht van manipulerende personen te begrenzen. Op onhoorbare schriftelijke wijze kunnen mensen, die elkaar niet kennen en misschien in verschillende landen wonen, met elkaar communiceren. Ze vergelijken hun ervaringen. Het manipulerende individu heeft niet meer de volledige controle ver zijn buit. Noch Sai Baba in India, noch een psychotherapeut in Zürich, noch een Pastor in Knutby kan er zeker van zijn, dat hij, die zich heeft prijsgegeven, gehoorzaam blijft en zwijgt. De dubbele binding van angst en vertrouwen isoleert. Maar nu kan er een mail in Postvak IN belanden. Als je dan ontdekt dat je in je verwardheid niet alleen staat, kan de schaamte ook vanzelf verdwijnen.

Het is eenvoudiger iemand anders te verdedigen dan jezelf. Als Conny door krijgt, aan wie de 'gouden jongens' in Puttaparthi zijn blootgesteld, ziet hij geleidelijk in wat er met hem zelf is gebeurd. Toen ik de dagboeken en brieven van Sabine Spielrein had gelezen, die een patiënte en jongere collega-arts van C.G. Jung was geweest, maakte ik mij er kwaad over hoe zij werd gemanipuleerd. En het zette mij aan het denken - want in mijn dagboeken stonden ongeveer dezelfde woorden als in die van haar. Tegenwoordig treden mensen uit de USA en in Ierland in de openbaarheid met hun pijn, maar ook met hun schaamte; ze schrijven over hoe zij in hun kindertijd door katholieke priesters, die misbruik maakten van hun beroepsmatige vertrouwenspositie, seksueel werden gemolesteerd.

Misschien vraagt niemand zich af, hoe ik vanuit mijn gezichtspunt naar Sai Baba als persoon kijk? Zo beschrijft Conny zijn eerste ontmoeting met de goeroe: "De god was in zijn kostuum. Het zwierde in de lucht. Toen stond hij daar midden in de deuropening van de tempel met zijn afrokapsel en zijn oranje kleding, of "robe" zoals het in Puttaparthi genoemd werd. Hij leunde tegen het gewelf terwijl hij gelijkertijd met een hand zijn kapsel recht schoof, dat door een briesje wind in de war was geraakt. "Mijn god, het is maar een gewone man", herinnerde ik me het eerst gedacht te hebben, voordat ik snel deze verboden gedachte verjoeg.

Waarom zou een gedachte verboden zijn? Voor mij was het duidelijk dat Sai Baba zich gedraagt als iemand uit het beroemde Indische Harjira geslacht. In Indische en Pakistaanse grote steden zijn er speciale wijken of koloniën waar de Harjira bij elkaar wonen. Het zijn mannen met dezelfde aanleg als travestieten of transseksuelen, met eigenaardigheden, die een stempel drukken op hun levensstijl en hun functioneren in de gemeenschap. Mannen die als vrouwen leven  hebben een tekort aan testosteron in hun lichamen en hersenen. Je kunt kan zeggen dat ze vrouwelijk zijn maar niet moederlijk. Wat hen niet belet om voor de weeskinderen te zorgen, die in de kolonie opgroeien. Gewoonlijk onderscheidt het seksuele, sociale en emotionele gedrag van de Hajira zich van dat van mannen en ‘gewone’ vrouwen. Veel Hajira leven van de prostitutie. Een andere inkomstenbron is het in voor en tegenspoed bijstaan bij grote gebeurtenissen in het leven, zoals bruiloften en de geboorte van kinderen.

Veel Hajira zijn geweldige dansers. Met gelooft dat ze in de dans erg dicht bij de god Shiva staan. Velen zijn ook zoals Sai Baba goede tovenaars. De Hajira houden van pracht en praal en er wordt op hun een beroep gedaan om alle grote feesten op te tuigen. Gewone Indiërs koesteren een met schrik gemengde genegenheid voor de Hajira. Die tegenstrijdigheid zit hem onder andere in het feit dat veel Hajira, zoals ook Sai Baba, zich aanstootgevend gedragen. Bij die aanstootgevendheid kan het om opzettelijke ziekte of een Gilles de la Tourette-achtige onhandigheid gaan, om hun aandrang onder controle te houden. Een andere eigenaardigheid bij de Hajiras is het opdringerige gedrag. Ze kunnen onverwacht hun vingers in je mondhoek steken. Maar iets, wat in het bijzonder indruk op me maakt, is hun bijzondere blik.

Onlangs ontmoette ik een vrouw van de sociale dienst in Malmö. Ze is assistent en contactpersoon voor een psychisch zieke patiënt, die toevallig ook transseksueel is. Aangezien ik veel transseksuelen ken, vroeg ze mij om raad. Ik was nieuwsgierig of ze iets bijzonders aan de ogen van haar protégé opgemerkt had.

- Ja! riep ze in vol Schonisch dialect en gelijktijdig verrast kijkend.

- Ja, dat is de zalvende blik!

Juist de ogen - die van een narcist of masochist - kunnen bij de kunstenaar magisch zijn, bij een goeroe betoverend en echt dwingend bij een dictator.

Sai Baba's grote begaafdheid is niet religieus of filosofisch. Zijn leer is uitgesproken oppervlakkig. Nee, Sai Baba's kracht is, zoals bij veel Hajiras, het optreden. Hij heeft niet veel gemeen met charismatische kunstenaars als Eddie Izzard, Michael Jackson of Charlotte von Mahlsdorf, voorheen Lothar Berfelde. Zij / hij woonde in Laxåen is in Broadway en is in het stadtheater in Stockholm bijzonder actueel.

Ik lees het verslag over Conny's leven van dichtbij en ver, en hoor in mijn verbeelding de stem van een andere vriend dan in zijn jongere jaren. Een vagebond en dromer, vertrouwen met schaamte, die zijn redding in de poëzie vond. Binnen tien jaar verhief zich Fröding in de Zweedse taal met een gigantisch sprong. Onovertroffen neemt hij ons mee in zijn sfeer. Je vergeet even wie je echt bent.

Rigmor Robert, Arts en psychotherapeut.

Ik wou dat ik me in Indialand bevond
en India echt voor mij stond
met parelen als grind en robijnen als zand
en sloten, die op wenk van Akbar's hand
bij elkaar gedroomd werden tot een heilige stroom.
Ik wou dat mijn ziel kon wegkomen
aan het verwoeste strand der wakenden kon ontkomen
van de door kou, uitgedroogde ogen van hoon.
Ik wou dat ik een droomkind was
een oerbewoner van Indialand.

GUSTAV FRÖDING, uit 'Gitarre und Ziehharmonika'.

 

1. DE AANSLAG

Luid knalden de pistoolschoten over de woonoorden van de hemelse vrede in Puttaparthi. De bewoners van de ashram onderbraken hun meditatieve rust en stroomden in paniek naar buiten. Spoedig was de tempelhof door verontruste aanhangers van de Indische avatar, de incarnatie van God, Sai Baba, gevuld. Het gerucht ging bliksemsnel van mond tot mond. Een aanslag tegen Sai Baba was in scène gezet, de moordenaars waren in zijn privé-woning in het klooster naar binnen gedrongen.

Was hij dood? Wie waren de aanvallers? Zomaar rovers? Fundamentalistische Hindoes? Families in een interne machtsstrijd?

Tenslotte kwam het bevrijdende bericht. De chef van de plaatselijke politie kwam op het tempelterras naar buiten en sprak tot de mensen op de binnenplaats.

"Sai Baba is in goede conditie. We hebben de vijand neergeslagen."

Gejubel brak uit. Allen vielen op de knieën, kusten het zand op de aarde, waarover Sa Baba zo veel keer gewandeld had en er heilige as boven manifesteerde. Toen men zijn blik weer naar het terras hief, kon men zien dat zes bloedige lichaam voor algemene bezichtiging naar buiten werden gedragen. Enige fotografen hadden zich er heen gehaast en namen er een opeenvolging van flitsbeelden van. Foto's die later in de media over de hele wereld openbaar gemaakt zouden worden, ten teken van de doeltreffendheid van de politie in Puttaparthi die de godheid tegen de geraffineerde aanslagplegers had beschermd. Als waarschuwing voor andere afwijkenden van de rechte leer.

De doden waren zes voormalige studenten van Sai Baba's eigen scholen, die hem moedig hadden opgezocht, waarschijnlijk om hun diepe twijfel over dat te bespreken, wat zich binnen de muren van de ashram afspeelde.

De verklaringen over de godheid en het heilige doel van de activiteiten konden niet langer het sterke innerlijke onbehagen dempen, en tenslotte hadden ze de moed verzameld en besloten om Sai Baba gemeenschappelijk te confronteren. Ik denk, dat Sai Baba door een geheime deur is ontkomen en de politie heeft gewaarschuwd. Die kwam en heeft direct gehandeld - de scholieren van de ashram werden allemaal neergeschoten.

Mij bereikte dit schokkende nieuws over de bloedige aanslag tegen de avatar in India, midden in het traditionele midzomerfeest op kasteel Herrborum buiten Söderköping, samen met honderden gelovige aanhangers van Sai Baba. Als geestelijk leider van de Sai-beweging in Zweden, moest ik traditiegetrouw over Baba's liefdesleer voordragen en als slot gedichten van onder andere Bo Setterlind en Hjalmar Gullberg voordragen.

Britt-Marie, de leidster van de Zweedse beweging, en ik, namen het op ons, om bekend te maken wat er in feite was gebeurd. Vervolgens voelden wij ons opgelucht dat Sai Baba het had overleefd, maar toen er langzamerhand meer informatie kwam en ik me de situatie voorstelde, leek mij deze toch heel merkwaardig te zijn. Voor het eerst werd er een zaad van twijfel in mijn hoofd gezaaid. Ik sprak met Britt-Marie over mijn gepeins en meldde ook dat mijn toenmalige vriendin Tuula aangegeven had, dat er binnen de organisatie niet alles in orde was. Ondanks de twijfel namen wij genoegen met de officiële versie, maar ergens begon er iets in ons te knagen.

Toen wij bij de afsluiting van de midzomerfeesten aankwamen en ik Hjalmar Gullbergs Verkleideter Gott moest lezen, kwam de situatie steeds kwalijker over. Dit gedicht was erg belangrijk voor me. Het heeft me steeds achtervolgd en gedurende mijn hele leven als zoekende, voor mij als de ware God symbool gestaan. Voor het eerst las ik het nu, zonder in mijn gewoonlijke betrokkenheid met tranen van ontroering te vervallen. Ik bundelde al mijn kwaliteiten op het gebied van toneelkunsten samen, om de voordracht van dit zo wonderbaarlijke gedicht te kunnen voltrekken.

Het midzomerfeest eindigde dat jaar met een spijtig gevoel van onrust en de Sai-familie hield zich bezig met een geheel nieuw inzicht, dat hun levende godheid niet onkwetsbaar was. Voor mij, die door mijn jarenlange nabijheid tot Baba, ook de vermoorde studenten had leren kennen, leek dit verhaal een nachtmerrie.

*

Terug in het leven van alledag ging ik harder op in mijn werk in het opvangcentrum Kärnan en begroef me in bezigheden. Ik wist gewoonweg niet hoe ik met de gevoelens moest omgaan, die de gebeurtenissen in Puttaparthi in mij teweeg hadden gebracht. Gelukkig zag ik Birgitta, mijn therapeut, iedere week. Ik had haar meer dan ooit nodig.

Ook vroegere voorvallen rondom Sai Baba begonnen mij meer en meer met twijfels te achtervolgen. Inwendig vocht ik er tegen, dit niet tot iets te laten worden dat mij dingen zou laten zien die ik niet wilde. En wie was ik om er over te oordelen? De verantwoording lag bij God, ikzelf was slechts een gewone scholier.

Ik ben - of was - een volgzaam persoon. Lichtvoetig, erotisch toen ik jong was, makkelijk te verleiden op andere gebieden later in het leven. Ik paste daarom goed in de Sai Baba beweging. Daar ging het om het elementaire gevoel van zekerheid, saamhorigheid en het gevoel ergens bij te horen. Elkaar te ontmoeten. Voor wat dat betreft, zie je hetzelfde, als mensen elkaar vanwege een politiek idee te ontmoeten, een heilig idee, een seksueel idee of het beleven van liefde en vriendschap. Bij Sai Baba zocht ik de ontmoeting met een heilig idee. Ik had de sturing nodig die er binnen die beweging was. Daar vond ik routine, geboden, regels, opgaven en omstandigheden, die mijn leven inhoud en een zinvol gevoel gaven.

Daar kon ik vluchten voor het gevaar om in mijn kind-zijn terug te vallen, het idee dat ik niemand was of sowieso niets voorstelde.

 

2. DE RITSELENDE JAS

Bij de aanslag tegen Sai Baba gebeurde er iets met mijn geloof. Ik zocht steun in het werk in mijn opvangcentrum Kärnan om anderen aan verstand en inzicht te helpen zonder überhaupt mijn eigen leven te begrijpen.

Birgitta, mijn therapeute, wist wat voor opgave mijn werk met drugsverslaafden voor me was. Mijn jarenlange oefeningen in meditatie waren uitgewerkt en hadden mijn onbewuste op slot gezet. Dat wilde ze naar de oppervlakte brengen, om het te analyseren.

Mijn hele leven lang ben ik door nachtmerries lastig gevallen. Ik werd door demonen en fobieën achtervolgd, waar ik nooit aan kon ontkomen of waar ik nooit de reden van kon achterhalen. Ergens uit mezelf werd ik genoodzaakt mij steeds op alle gebieden te begeven om verder te zoeken. Wat was het, dat in mij brandde? Wat was het, dat mij opjoeg om me van het ene in het andere project te gooien? Waarom dit mislukte zoeken naar waarheid en reinheid? Tijdens een van mijn therapiesessies werd duidelijk dat het iets was dat ik niet aan het daglicht bloot kon stellen.

Tegelijkertijd, toen de kerkklok in Valdemarsvik elf uur sloeg, ging ik op de therapiebank in mijn huis tegenover de kerk liggen om in een hypnose-achtige toestand te komen. Birgitta zat tijdens de therapiezittingen achter de bank waarop ik uitgestrekt lag. Bij haar voelde ik me altijd rustig, ook wanneer de therapie gebieden aanroerde, die ik vanuit zichzelf heel opwindend vond.

Kärnan stond tijdens de therapiezittingen normaal gesproken op de voorgrond, maar we begaven ons ook in mijn innerlijk om het onbekende te zoeken, dat mij er steeds toe dreef nieuwe geestelijke uitdagingen aan te gaan. Ik hoopte dat zij de puzzelstukjes in mijn innerlijk zou vinden en mij ertoe zou brengen ze beetje bij beetje in elkaar te passen. Ik had al bijna een uur op de bank gelegen toen ik Birgitta's stem voorzichtig hoorde roepen.

"Als ik van tien tot nul heb geteld, zul je terug zijn en voelen dat alles heel goed is. Je zult je ontspannen en rustig voelen, je zult in je hele lichaam een ontspannen gevoel van zwaarte voelen en het is helemaal uitgerust. De onrust die je aan het begin voelde is verdwenen en je zult met blijdschap op de toekomst gericht zijn. Tien, negen, acht..."

De zwaarte in mijn lichaam was verdovend maar de blijdschap voelde ik niet.

"Zeven, zes, vijf, vier,..."

Wat was dat? Ik voelde me onwel worden, vastgenageld aan de bank door de zwaarte van mijn lichaam.

"Drie, twee, een, ..."

De kerkklok sloeg twaalf uur en de zware slag hamerde op me in, terwijl Birgitta dacht de therapie na het laatste "nul" afgesloten te hebben. In plaats daarvan voelde ik echter, dat ik voor een grote en gevaarlijke beslissing stond.

Birgitta die vanuit haar positie schuin hellend achter mij de paniek niet had gemerkt die gedurende de laatste minuten was uitgebroken, was buitengewoon verbaasd toen ik me allesbehalve uitgerust oprichtte, om dan haar onderzoekende blik te ontwaren. Zonder kennis van dat wat er zich in mij had afgespeeld, staarde ze me direct in de ogen terwijl de tonen van de kerkklok verklonken. Enige vreugde voelde ik niet, alleen maar een zwaarte als nooit tevoren en een in mijn lichaam ontwaakte onrust die ik vroeger in mijn bewuste toestand alleen maar had bestreden. Ik wilde kotsen, maar ik kon het niet.

Mijn therapeute begreep nu wat er was gebeurd en legde me uit dat ik net toen het uur voorbij was, tot de ‘ritselende jas’ was gekomen. De ritselende jas was het punt in de therapie, waar ik de laatste jaren zo vaak in de buurt was geraakt, maar waar ik niettemin nooit overheen was gekomen. De ritselende jas was een symbool geworden voor hetgeen waar we geen greep op konden krijgen. Het ging om mijn gewoonte met geweld op ritselen en op mensen te reageren, die in leer of in het zwart gekleed gingen. Nu leek een doorbraak te zijn bereikt.

“Conny”, zei Birgitta met zachte stem, “er zijn gevallen in de therapie, waar men een pauze moet inlassen of hem zelfs voor altijd te moeten afbreken. Begrijp dat je niet meer verder komt, en zie in, dat je niet alle stenen kunt omdraaien.”

Een knock-out in de twaalfde ronde was niet erger geweest.

Ik ging op de bank zitten met mijn benen naar beneden hangend en keek in haar heel zachtmoedige ogen. Haar blik beloofde steun en optimisme, maar ik had het gevoel dat een deel van me zojuist in de hel op bezoek was geweest. Wat was het, dat zich in sluimering boven mijn volwassenheid had afgespeeld, dat met de ritselende jas in verband stond en waar Birgitta niet in wilde meegaan?

‘”Bepaalde dingen zou je beter niet moeten weten en daar niet in gaan graven, Conny. Je hebt een leven, je hebt een toekomst en je hebt je geloof in Sai Baba en de liefdesleer. Hou daar aan vast, dat zal voor jou in de toekomst alles het beste uitkomen.”

Zo maakte Birgitta mij duidelijk dat mijn therapie geen nut meer had en zij niet langer mijn therapeute zou zijn. Mij werd gevraagd om op eigen kracht verder te gaan.

Dat zij niet met de inzinking om kon gaan, verlamde mij volledig van schrik.. Zij werd een van de vrouwen die me in de steek liet, een soort verlenging van de mislukking van mijn mama...

Hoe ik uit de binnenplaats naast de kerk en in de auto kwam weet ik niet. Ook niet, hoe ik op mijn binnenplaats in Tostebo, waar Kärnan ligt, terugkwam. Maar toen ik de volgende morgen wakker werd, begreep ik dat de automatisch piloot ingeschakeld moet zijn geweest, want ik had helemaal geen herinnering meer aan de autorit terug of de rest van de afgelopen dagen.

In vergelijking met het lichaam, dat zojuist in rust was begraven en waarvan de ziel in de kerk vlakbij was bevrijd, zat ik nu vast in een gevoel van machteloosheid en uitgeleverd zijn. Ik was gedwongen mijn zoektocht zelf voort te zetten, met het besef waarom ik ondanks alle jaren van meditatie en hulp van de Meester nog steeds door demonen en angsten op allerlei gebied geruïneerd werd.

Het zou nog lange tijd duren en een nieuwe therapie zou nodig zijn om op mijn pad tot werkelijk inzicht in mijzelf te komen. Mijn idee om voor iets heel bijzonders geroepen te zijn, was niet helemaal goed.

 

3. THUIS, ONVEILIG THUIS

Ik was vier jaar oud en was in de rode tweezits pluche sofa gekropen. Met opengesperde ogen zag ik hoe papa de voeten van mijn hulpeloze mama greep, die al door een vuistslag op de grond waren gegooid. Ze huilde en bad om genade. Maar er was niemand die haar kon helpen. Papa pakte haar bij de enkels en draaide haar rond in de woonkamer. Mama's hoofd kwam zo dicht voorbij, dat die bijna tegen de zware linnenkast, de leunstoelen en eiken eettafel aansloeg. Spoedig hield ze op met kermen omdat ze buiten bewustzijn was geraakt. Zelfs ik kreeg bloedspetters op me. Geen buurman, die nieuwsgierig was naar wat er zich daar afspeelde, belde aan de deur

Nu probeer ik haar te begrijpen. In de tijd dat ze zich, om sociaal uit de toon vallende jongeren in Västberga bekommerde, werkte mama Stina altijd voor iedereen, niet alleen voor haar eigen gezin. Papa Folke leek op een Ierse vechtjas en charmeerde iedereen met zijn humor, zijn vriendelijkheid en zijn zang. Wat ging er verkeerd tussen beide? Waarom kwamen de buren nooit als ze hoorden wat er zich afspeelde?

Na deze taferelen die zich herhaaldelijk afspeelden, gaven noch papa noch mama toe dat er iets bijzonders was gebeurd. Als hij nuchter was, werd alles tot een voor mij geheel onbegrijpelijke rust, weer normaal. Buiten dat mama hier en daar pleisters ophad, viel het niemand anders dan mij op. De werkelijkheid werd te lastig en was eigenlijk te groot voor mij om mee om te gaan. Ik beschermde me dusdanig, dat ik helemaal met praten ophield. Mijn verdediging ten opzichte van de buitenwereld was slechts een meewarig lachen, dat ik als een beschuttend masker met me meedroeg. Het was moeilijk voor me om mijn ouders in de ogen te kijken, en als iemand me aankeek, lachte ik maar een beetje. De andere broers en zusters wisten wel van de mishandelingen en van het drankmisbruik, maar alleen maar vanaf een afstand, aangezien ze zelden thuis waren.

Ik speelde mee in een familiedrama, waar mijn rol was, te doen alsof er niets aan de hand was. Dat alles normaal was. Maar er was een geheime plek in mij, een plek die ik als kind had, een wereld van fantasie die ik in me bouwde. Op achtjarige leeftijd kon ik aan mijn droefheid ontsnappen door in buitenlichamelijke reizen te vliegen. Als de eenzaamheid te groot werd, ging er een deur in mijn innerlijk open en kon ik naar buiten glippen.

Mama was een gedegen vrouw. Ze was lid van het vrouwelijke hulpcorps in het leger en huismoeder van het jeugdopvanghuis Västberga. Dag en nacht zorgde ze daar voor de jeugd. Vaak nam ze een groep mee naar ons thuis. Ik was er bang voor en ontweek ze altijd als ze kwamen. Wat er bij mij de moed inhield, was mijn kleine dierenziekenhuis dat ik op ons balkon had ingericht. Daar zorgde ik voor gewonde eekhoorntjes en vogels. Ik voedde ze en zorgde dat ze weer gezond en levensvatbaar werden. Voor hen speelde het geen rol dat ik stom was. Voor deze gevederde wezens met hun zwarte speldenknopogen die mij aankeken, was ik belangrijk. Ik beefde als mama's ventjes mijn dierenziekenhuis moesten bekijken, en ik volgde ze met argusogen, als ze in onze woning rondliepen en zich er klaarblijkelijk thuis voelden.

Ik zal de dag nooit vergeten dat ze mijn beschermelingen ontdekten. Ze lachten spottend, gingen naar buiten op het balkon en doodden alle dieren. Daarna wierpen ze de lichamen op de grond en gingen weg. Mama probeerde ze niet te stoppen. Ze repte nooit met een woord met mij over die gebeurtenis.

Het was onbegrijpelijk, dat ze partij trok voor de mensen die mijn enige vrienden, de vogels, vermoordden. Waarom stond ze aan hun kant? Waarom gaf ze gehoor aan de grillen van deze kinderen en niet aan haar eigen kinderen? De situatie met deze dieren maakte een hevige indruk op me. Dit bedrog naar dat kleintje, die ik was. Ik mocht niet eens een kleine helper voor de vogels zijn. Het werd mij ingeprent dat ik er maar mee moest leren omgaan, met wat de sterken zeiden en deden. Ik werd iemand die de bevelen uitvoerde, die zich niet tegen de sterken verzette of tegen God in opstand kwam.

Ik werd door de Engelse ziekte gekweld en was zo mager als een lat. Op volwassen leeftijd geloofde ik, dat het meer te maken had met het feit dat mama mij niet genoeg te eten gaf.  Maar in de praktijk wilde ik het eten niet doorslikken. Alles wat vloeibaar was - karnemelk, zacht gekookte eieren, roomijs, honing, boter, aardappelpuree - maakte dat ik kokhalzend van de eettafel liep.

Eten was voor mij al met dreiging verbonden, als ik zag wat mama op tafel zette. Ik at steeds haastig en trok me snel terug. Mama en papa werden onrustig en een paar keer probeerde papa mij tot eten te dwingen. Hij ging net zolang met de lepel karnemelk in mijn mond rond, tot het hele tandvlees bloedig was en mama zich hees schreeuwde, dat hij ermee op moest houden. Ik rukte me huilend uit zijn greep en trok me op een van de plekken terug waar ik mij gewoonlijk voor volwassenen verstopte.

*

Buren van ons waren Bus-Eva en Kvissliga Vivi. Gewoonlijk vroegen ze of we met elkaar konden spelen. Voor mij was het bevrijdend om er uit te kunnen. De meisjes namen me mee naar speeltuinen, naar zwembaden en naar het bos. Ze leerden me in bomen te klimmen en bij de speelhuisjes in het park van dak tot dak te springen. Ik hield van hun lachen en onze adembenemende avonturen. Maar er was slechts een harde en scherpe toon van een mannenstem nodig, om mij weer terug in mijn schulp te laten kruipen, waardoor ik in mijn toestand van schrik voor de wereld van de volwassenen verviel.

Op een keer namen ze me mee naar Långsjö buiten Ålvsjö om op het ijs te spelen dat gewoonlijk vol schaatsers was. Bus-Eva trok me lopend ver het ijs op. Tijdens ons spel zag ik het zwarte gat in het ijs niet. Plotseling lag ik er in en verdween snel in de donkere diepte. Ik voelde geen angst. Ik was slechts door een stralend licht omgeven, voelde me vol warmte in het koude water en liet me dieper in dat centrum zinken waar men volledige rust voelde. Ik ontwaakte er uit omdat iemand mij met mijn hoofd naar beneden hield en me op mijn rug klopte. Water spugend en brakend zag ik gezichten om me heen. Men trok mijn kleren uit en er verschenen dekens. Ik voelde veel handen die me van alle kanten droog wreven. Bus-Eva was me in het ijskoude water nagedoken en had me uiteindelijk te pakken gekregen om me tenslotte met behulp van anderen naar boven te brengen.

Ik was verward, maar gelukkig. Niet omdat ik het had overleefd, maar omdat ik het goddelijk licht met het onmiskenbare gevoel van geluk en tevredenheid had gezien. Men belde naar thuis en meldde dat Bus-Eva me van de verdrinking gered had. Papa nam de bus om ons te halen. Hij sloeg de hele weg zijn arm om me heen en ik verbaasde me over zijn plotselinge zachtheid. Het voelde vreemd aan, maar warm en mooi. Weg was het schaamtegevoel en ik sliep in zijn omarming in. Ik werd pas wakker toen ik mijn mama hoorde, hoe ze Bus-Eva ziedend toeschreeuwde. Als dank daarvoor, dat ze me uit het gat gered had, kreeg ze in feite een oorvijg en verliet beschaamd de woning.

Achtergebleven in de donkerte, zat ik daar samen met mijn broer en keek uit op de straatverlichting, waar de sneeuwvlokken hun pirouetten draaiden beneden op de weg bij de sneeuwpoppen die andere kinderen hadden gebouwd. Ik begreep dat het met mijn spel met Bus-Eva en anderen, over was. Het buitenstaander-zijn sloeg zijn koele arm om mijn aan polio lijdende broer en mij. Maar ik leefde nog lang op mijn herinneringen aan het licht onder het water.

 

4. TOT CLOWN VAN DE SCHOOL OPGELEID

Ondanks onderzoeken door een aantal artsen wist men niet waarom ik problemen met eten had. Aangezien ik niet sprak kon immers niemand begrijpen hoe onveilig ik mijn thuissituatie beleefde.

De zondagsschool zou mijn moment van rust worden. Daar bevond zich de meest wonderbaarlijke godin; mijn zondagsschool lerares. Gekleed in een zwarte, lange jurk van de hals tot de knokkels, een riem om haar middel van bruin leer en bruine lederen sandalen, had ze kort, gekruld haar en een gezicht dat straalde van licht. Ze was steeds voor iedereen op dezelfde manier vol liefde in alles geïnteresseerd wat deel uitmaakte van onze belevingswereld en nam ons getob met de hoogste ernst op. Tijdens haar les over Jezus, zijn leer en goedheid, waren wij een en al oor.

Mijn vertrouwen kende geen grenzen. Ik leefde me in haar geestelijke wereld in, die voor mij symbool stond voor het licht dat ik had gezien toen ik in het wak lag. Ze zei steeds dat Jezus was gekomen om zijn lammetjes te roepen. Niemand mocht verloren gaan! Dat was nieuw voor mij! Niemand? Niemand! Dat moest betekenen dat zelfs ik niet verloren was. Ook ik zou een leven in de nabijheid van de zoon van God kunnen hebben. Ik liet me in de rustgevende zekerheid zinken, dat Jezus degene was die mij beschermde. Ik was de leerling, die op zondagmorgen steeds het eerste op het plein aanwezig was en als laatste de lessen verliet.

*

De vrijdagen met alcoholmisbruik en geweld hoorden bij de regelmatige incidenten. Er knisperden angstaanjagende seinen van de jas van een bezoeker als hij deze aan de haak hing. Dit was het signaal voor gevaar, het was tijd om beschutting te zoeken. Ik verstopte me onder mama’s Oscaria dozen in de garderobe, in de hoop dat Jezus mij beschermen zou. Als mama thuis was dan was de kans groot dat ze bont en blauw geslagen zou worden. Maar ze had daar al vaak rekening mee gehouden, door uit te wijken en mij met papa en zijn bezoek alleen te laten. Van onder mijn dozen riep ik in mezelf steeds om Jezus. Het leek me dat ik een brave jongen was, die niet veel grootspraak had, maar dat was duidelijk niet voldoende. Ik kon niet begrijpen waarom Jezus me niet hielp, zoals mijn lerares het beloofd had.

Door de vele jaren heen kon ik me niet herinneren, wat er aan papa's bezoek zo angstaanjagend was. De ritselende jas was slechts een donker gevoel in me. Een onbehagen dat kwam en ging.

Ik werd door de zorgzaamheid en liefde van de zondagsschoollerares voor ons kinderen gefascineerd. Ik gedroeg me vaak zo, alsof ze mijn mama of misschien wel Jezus was. De lerares had me iets over zonde en schaamte geleerd en daarnaast ook, welke daarvan ten deel valt aan de genade van God. Uit de verhalen uit de bijbel, waar ze soms aan refereerde, kon ik opmaken dat aan mensen verzoeken worden gedaan. Men moet zijn naaste en kameraad lief hebben. Mijn gedachten aan mijn ouders hebben meer met angst en schuld te maken dan met liefde. Het waren onreine gevoelens en ik werd door dit inzicht van schaamte vervuld. Ik kon mij niet als een van de uitverkorenen voelen. Maar de lerares was degene, die het licht in mij in leven hield totdat ik tien jaar oud was. Toen ik niet meer naar de zondagschool mocht, voelde het, alsof alles was afgelopen. Ik voelde me heel eenzaam en verlaten toen ik daar met mijn zwarte bijbel in de hand stond. Verlamd had ik haar aangehoord, dat nu Gods woord en Jezus zelf, de verdere voortgang in mijn leven met mij zou overnemen. Ik wilde geen zwarte bijbel in mijn hand hebben, zelfs niet als er "Conny Larsson" in gouden letters op de gebonden kaft zou hebben gestaan.

*

Verlaten door de waarheid en door het licht moest ik weer naar huis, naar de oorlog die zich tussen mijn ouders afspeelde. Thuis, waar de angst mij spookachtig omarmde en ik mij alleen onder mijn Oscaria dozen zeker voelde. Mijn broer Stig, die geleerd had zichzelf met de rolstoel voort te bewegen of over de kop op zijn handen te gaan met zijn benen als strengen touw naar beneden hangend, ontkwam aan de meeste ruzies tussen onze ouders. Stig zong vaak en mijn zus Britt-Louise speelde er gitaar bij. Ik luisterde aandachtig en hoopte spoedig een toontje mee te zingen. Maar dan vergat ik even, dat ik niet eens kon spreken!

Men begon het vermoeden te krijgen dat ik achterlijk was. Mama wist niet wat er met mij aan de hand was, maar een ding wist ze zeker: Stina Larsson baart echt geen idioten. Ze consulteerde tegen advies van de schoolleiding in, de schoolpsycholoog, om op die manier het bewijs te krijgen wat voor haar allang vast stond, namelijk dat ik helemaal normaal was. Mama kreeg de goedkeuring van de schoolpsycholoog en ik kon met de school beginnen. In de nacht dat dit mij bekend werd, huilde ik me van opluchting in slaap. Ik dankte de zondagsschoollerares en Jezus, hoewel ik eigenlijk mijn geloof in hen beide was kwijtgeraakt.

Ik begreep de wereld niet. In mijn eigen universum rustte alles op mij. Ik was het centrum van het universum. Maar als dat centrum niets betekent? Mijn broers en zussen waren de liefjes in mijn leven, papa was gevaarlijk en dronken, mama was er niet. De enige met wie ik een relatie had, was mijn gehandicapte broer Stig. Anders was de wereld voor mij onverklaarbaar slecht geworden.

Aan het schoolkatheder wachtte Elsa, een kleine vrouw, die het haar vast in de nek geknot had. De lange aanwijsstok en de catechese lagen altijd op het katheder. Ik was vol hoop en was helemaal vooraan gaan zitten. Het meisje waar ik naast zat heette Maggan en ik werd meteen verliefd op haar. Maggan was groot en slank als een den, maar wat deed ze dan? Ze hield vaak mijn hand onder de bank, als ik me schaamde voor mijn gebrek aan woorden. Twee keer per week moesten we hardop lezen en het was alsof de lerares zich er vrolijk om maakte mij daar te zien zitten, totaal niet in staat om aan haar opdracht te voldoen. Toen het zover was om de boeken open te slaan, wendde ze zich eerst altijd naar mij en zei hardop: “Nu zal iedereen Conny horen lezen.”

Ik strekte mijn kleine hals op en probeerde woorden uit te brengen, maar die kwamen nooit uit mijn keel. Achter mij volgde het onvermijdelijke lachen van de leerlingen. Mijn nieuwe geheime godin Maggan hield mijn hand vast onder die van haar, alsof ze begreep wat er door me heen ging. Ze zat als een bewaarengel naast me tot aan de wisseling van het klassenhoofd.

En ik had meer problemen waar ik me noodgedwongen mee bezig moest houden. Mijn schoolkameraadjes hadden mijn gebrek ontdekt en natuurlijk moest ik gepijnigd worden als de gelegenheid zich voordeed. Ik werd als een op tijd ingestelde klok, die precies wist wanneer de schooluren zouden beginnen en aflopen. Seconden daarna bevond ik me in de starthouding om snel het klaslokaal te verlaten. Achter mij hagelde het scheldwoorden. “Kijk, het brandt! Is er hier ergens een worst met zomersproeten? Waar is Uschen?”

Het leven had me met een grote rode haardos uitgerust, ik had zomersproeten over het hele gezicht. Ook had ik van mijn mama de gehate naam Eugen gekregen. Die naam werd in de mond van de kinderen vervormd tot Uschen.

Tijdens de pauzes verdween ik doorgaans in het bos grenzend aan de school, om aan mijn plaaggeesten te ontkomen. Daar fleurde ik op. Insecten, dieren in het woud, alle werden mijn vrienden. Ik leerde alle geluiden van de dieren, luisterde naar het gezang van de vogels, het geluid van de mieren, het krabben van de kevers onder de bladeren, de snelle roep van de eekhoorntjes, waarschuwend en roepend, steeds op dezelfde manier nieuwsgierig. Midden in deze kakofonie leerde ik wat ik van de dieren hoorde te imiteren. Dit waren mijn eerste onbeholpen pogingen terug de wereld van het woord in.

Maar in het klaslokaal bleef ik stom. Niemand kende mijn geheim tot op een dag iemand mij volgde om te kijken wat ik in de pauze deed. Hij hoorde me fluiten, kwaken en de dierengeluiden nadoen. Toen Elsa daarachter kwam, ging ze met de scholier mee naar de plaats waar ik me ophield. Niets kwaads in de zin lag ik daar op mijn buik en stootte enkel geluiden uit, net zoals de dieren, die ik me toevallig als leermeester had aangenomen.

“Aha”, riep Elsa, “hier ben je dus!”

Volledig op heterdaad betrapt viel ik flauw en verdween in het gelukzalig licht dat ik tijdens bijzondere gebeurtenissen beleefde. Snel was ook de schoolzuster op de plek en Elsa bracht verslag uit, hoe ze mij hier geluid makend, midden in het bos had gevonden. Zij was dus na al die jaren eindelijk verhoord. Ik werd Elsa’s levende bewijs dat Jezus zich om zijn lammeren bekommert.

Plotseling was ik nu haar lieveling. Nummer een in de klas. Vanaf dit voorval hield ze me tijdens de pauzes apart, om me met het moeizame knarsen van het orgel te leren zingen. Ik kreeg te horen dat het een wonder van Jezus moest zijn, dat ik mijn stem kon gebruiken. Ik oefende vlijtig en leerde spoedig zingen. Maar nog steeds sprak ik niet.

Toen ik liet zien dat ik mijn stem kon gebruiken, koesterde Elsa grote plannen voor mijn verdere ontwikkeling. Ik moest in de ontspanningsuurtjes van de klas optreden. Dan zou de lerares helemaal achter in het klaslokaal zitten en van het optreden van de kinderen genieten. Ik had gedurende het jaar geleerd om een goede pantomimespeler te zijn, hetgeen Elsa ontdekt had. Nu wilde ze me met bewegingen en zang laten optreden. Ze liet me in een pauze met de anderen oefenen, oefenen en nog eens oefenen, en tenslotte was het zover om Conny met een lied te laten optreden waarvan de tekst luidde: ‘Naar de gevangenis ga ik zo rustig, naast mij gaat een man, hij zal me naar de gevangenis brengen, om daar te zitten en mij te bewaken.” Ik had het gevoel dat dit lied voor mij gold. Het gaf me een onbehaaglijk gevoel en mijn lichaam trilde als ik oefende.

De zaterdag kwam en het klaslokaal was vol met vrienden en kennissen. Overweldigd door de aandacht voelde ik hoe ik door een innerlijk licht werd opgetild. Ik stelde me naast het orgel op en tranen van ontroering rolden over Elsa’s wangen.

Zodra ik ophield had ik Elsa’s hand in de mijne en het gejubel brak uit. Het bravogeroep klonk, men klopte me op de rug en streek over mijn wangen. Elsa lachte en ontving gelukswensen. Maggan keek me diep in de ogen. Zij wist dat ik eigenlijk vond dat het met Elsa’s goedheid wel losliep, aangezien ze mij ten overstaan van mijn klasgenoten zo erg geplaagd en vernederd had. Maar ik liet me door het rumoer meesleuren om bevestigd en geliefd te zijn. Van nu af aan was ik de uitverkoren clown van de klas, met de verplichting om iedere zaterdag op te treden.

Ik ben altijd een buitenbeentje geweest. Ook op volwassen leeftijd kies ik partij voor de buitenstaander en vereenzelvig ik me met hem. Dat was een grote steun voor mij toen ik toneelspeler was, maar ook tegenwoordig in mijn beroep als therapeut voor slachtoffers van misbruik.

Een paar weken na mijn eerste optreden zat een dame met een schip op haar hoofd helemaal achter in het klaslokaal. Het zeil was voor haar neus gevallen en bedekte deels haar gezicht. Dat het schip met fruit geladen was, maakte de aanblik niet minder lachwekkend. Bovendien had ze een dode vos om haar hals hangen en een witte zwarte mantel om zich heen. Toen wij onze sketch uitvoerden, speelde ik alsof mijn leven er vanaf hing en het mens lachte tranen met tuiten. Toen mijn optreden voorbij was, gaapte het publiek me met open mond aan. Zelf had ik slechts oog voor de dame met de hoed gehad. Ze baande zich een weg naar me, nam me bij de schouders en staarde me recht in de ogen.

"Jij mijn kleine jongen, bent als toneelspeler geboren."

Deze merkwaardige dame maakte me duidelijk dat ik geboren was om iets te worden. In mij wemelde het van gevoelens over deze nieuwigheid. Ik was plotseling iemand, ik was er, ik had een betekenis, moest iets worden. Ze streek over mijn wangen en verdween snel uit het klaslokaal. Later vernam ik dat de geheimzinnige dame met de hoed Naima Wifstrand heette, een van de primadonna's in het Zweedse theaterleven. Ze werd een van de godinnen in mijn leven, die met geheime boodschappen op het juiste tijdstip kwam.

Ik hield haar aan haar woord en schreef me bij het ABF-theater in, dat 's avonds les gaf. Het leek me dat het wonder een feit was geworden. Alles was mogelijk. Het theater was in mijn leven gekomen.

 

5. INEZ OPENT DE DEUR NAAR DE WERELD VAN DE VOLWASSENEN

Uit heel Stockholm kwamen jeugdige geïnteresseerden in theater naar mevrouw Lenström. Toen ik voor het eerst met trillende benen naar boven, op haar theaterzolder kwam, dacht ik dat iedereen mij zou aanstaren, keuren en verwerpen, zo vol zomersproeten en met o-benen als ik was. En ik zou me niet kunnen verdedigen omdat ik nog steeds niet kon praten. Vervolgens leek weliswaar niemand mijn aankomst op te merken. Maar na het einde van de oefeningen op een van mijn eerste avonden, stond Inez, een van de leerlingen, voor me.

Zij werd de nieuwe godin in mijn leven, met zeediepe ogen waar ik helemaal in verdronk, vol met warmte en nieuwsgierigheid. Voor mij schitterde ze als een of andere geheimzinnige kracht en ze werd mijn eigen Greta Garbo. Dat ik me in de hiërarchie van de groep helemaal onderaan bevond maakte niets uit, omdat nu "de Goddelijke" mij als haar protégé uitgekozen had. Ik was dertien, zij tweeëndertig. Alles wat ze zei, verhief ik tot een hemelse boodschap.

Het duurde niet lang, eer ik mijzelf in haar driekamerwoning in Söder uitnodigde, met koud water en afvoer in de keuken, waar zij met haar even oude zoon als ik, en een twee jaar jongere dochter woonde. Haar woning met een rokerslucht die alles doordrong, was voor mij een hemels oord. Inez vond dat mijn aanwezigheid stimulerend voor haar was, en ik hield intens van mijn godin, maar alleen platonisch.

Toen ik voor het eerst de moed bijeenraapte en mij op haar bed van spaanplaat begaf, zette ze het Adagio van Thomaso Albinoni voor orgel en strijkers op. Ik werd door deze muziek in een toestand gebracht die ik later in mijn leven transcendentaal noemen zou. Ik verliet mijn lichaam terwijl de strijkers me steeds verder weg naar het kosmische leidden. Was dit het leven? In stille rust liet ik me met de langspeelplaat meevoeren, om met een geheel betoverd lichaam te ontwaken.

Het onbekende had me met zijn hele kracht in zijn baan gezogen. Het licht, dat ik op zesjarige leeftijd onder het ijs had ontmoet, werd me door deze langspeelplaat weer aangedragen. De vooruitzichten vervaagden voor de dertienjarige jongen op het bed van spaanplaat! Volledig betoverd werd ik zacht door de tonen van het orgel en de strijkers weer in de kosmos meegevoerd. Dit was het leven, en Inez was mijn leidster.

Ik bracht steeds meer tijd bij Inez door. Mijn mama was er tegen. Ze bekeek mijn iets oudere vriendin vermoedelijk als concurrerende moederfiguur, of eenvoudigweg als een verleidster. Inez en haar kinderen bleven toch de familie naar wie ik altijd had verlangd. Daar was ik nooit bang.

Ik had eigenlijk nooit geleerd mijn mama te vertrouwen. Niet een keer had ik het als kind gedurfd, om bij haar toevlucht te zoeken. Veel later zou ik de reden daarvoor begrijpen. Sterke angsten, dat mama mij in een kussen zou proberen te verstikken, doken plotseling in mijn bewustzijn op. Ik weet echter vandaag de dag niet of het echt zo was, maar ik denk me te kunnen herinneren, hoe ik in mijn groene kinderwagen lag en mijn ouders ruzie hoorde maken, en dan voelde hoe ik onder een kussen verstikt zou worden. Dan viel de kinderwagen om, ik kroop er uit en papa kwam en redde mij.

Ik begon bij Inez te overnachten. Het gebeurde meer dan een keer, dat mama me opzocht en me naar huis in die gehate woning in Solberga wilde hebben. Ik kon woedend op haar worden als ze me in mijn nieuwe wereld stoorde. Het kwam voor dat ik in de keuken naar de afvalbak liep, die vaak overvol van aardappelschillen en afwaswater was, en deze door het raam op de straat beneden leegde, in de hoop dat mama dit direct op haar hoofd zou krijgen. Natuurlijk was alles verspreid als het beneden aan kwam. Ze gaf het tenslotte op, stapte in de auto en reed onverrichter zaken naar huis. Inez oefende haar gezag uit, door mij zonder enige omhaal naar huis te sturen. Zo mocht ik me jegens mijn moeder niet gedragen! Het was uitgesloten dat ik zou proberen terug te komen, voordat ik met mijn problemen met mama in het reine was gekomen. Zelf dacht ik dat, als ze vroeger niets om mij gegeven had, ik ook nu niet op haar zou kunnen vertrouwen.

Mijn spreekvermogen begon zich onder Inez's hoede te ontwikkelen. Nu stotterde ik nog onophoudelijk. Zij had een totaal nieuwe wereld voor mij geopend. Zang, muziek, cultuur en vrienden. Alles wat ik gemist had, gaf mijn eigen godin me.

"Hee jij, Conny," kon Inez zeggen. "Ga op bed liggen en ik zal je een gedicht van Halmar Gullberg voorlezen."

Met de oren wijdopen, ging ik uitgestrekt op het bed van spaanplaat liggen. Inez was een voortreffelijke voorlezeres. Ze ging in het venster in het licht zitten en begon het gedicht Verklede God te lezen.

Ze kwam bij de strofe "Nog gaan goden over deze aarde. Een van hen zit misschien aan jouw tafel /... / Die regel wordt nooit overschreden: is God op aarde, dan gaat hij verkleed." Daar voelde ik, alsof er iets in mij brak. Ik huilde en dankte God ervoor, dat hij me eindelijk hielp, mij met behulp van Inez uit het duister had gehaald. Het leek alsof Gullberg dit gedicht alleen voor mij had geschreven. Ik had het geloof in de levende godheid weer gevonden. Hem of haar was er, hier, nu, altijd. Dit gedicht zou me in goede en slechte tijden door het leven heen volgen.

*

Op de theaterzolder drilde Lenström ons allemaal tot grote prestaties. Ik zag in, dat het dat was, waarmee ik mijn leven wilde bezighouden. Drie jaar na mijn bevende binnenkomst meldde ik me bij de theaterschool in Malmö aan. Ik had Joes Monolog uit Pär Lagerquist's Laßt den Mensen Leben ingestudeerd. Het waren er maar weinigen, die verwachtten dat de kleine o-benige rode kroot, die stotterde, een schijn van kans zou hebben om in de theaterschool in Malmö aangenomen te worden. Tot mijn en ieder anders verrassing, was ik een van de twaalf gelukkigen van 250 kandidaten, die dat jaar een plaats kregen.

De wereld lag plotseling voor mij open. De kleine idioot, die misschien niet eens naar een normale school had gekund, zou toneelspeler worden. Of daar misschien nog Jezus een vinger in de pap had gehad?

 

6. DE SEKSUALITEIT WERD DOOR BÖRJE OPGEWEKT

De theaterschool maakte het noodzakelijk, dat ik de zekerheid van Inez moest verlaten. We besloten boven op de Skinnarviksberg met het wonderbaarlijke uitzicht over het water, de boot en het stadhuis, van elkaar afscheid te nemen. Daar zaten we in de avondsfeer en praatten over de toekomst. De Skinnarviksberg was voor ons het tweede vaderland geworden. Het was alsof deze berg mij met energie oplaadde. Alleen de maan verlichtte de heldere nachthemel boven Stockholm, en alhoewel er gevoelens van verlating waren, hielden wij beiden van deze tijd.

In dit gevoel van rust zag ik plotseling, dat er in de struiken direct onder ons iets bewoog. Ik hoorde gniffelen en lachen. Nieuwsgierig deed ik enige stappen, verzamelde moed en ging de struiken in. Plotseling stond ik oog in oog met een jongeman. Hij was blond, middelgroot, slank en hij keek me met een lach aan, die ik een beetje onzeker beantwoordde. Zijn ogen straalden van belangstelling en daar in het donker gaf hij mij vastberaden een hand en stelde zich voor.

Börje, zoals hij heette, hield zijn hand op de mijne, zonder los te laten, en mij overkwam een merkwaardig gevoel van warmte. We gingen op de helling zitten en hij vertelde dat hij 21 jaar oud was, gitaar speelde en in Östermalm woonde. De warmte in mij nam toe. Toen hij zijn arm om mijn schouder legde en vroeg, of ik met hem mee wilde naar zijn woning, antwoordde ik zonder aarzelen met Ja.

Toen ik klein was, was het juist dit patroon dat ik volgde. Er was slechts voor nodig, dat iemand mij zou vragen of ik met hem mee wilde gaan, uit louter zelfbehoud had ik er daarom zo makkelijk mee ingestemd. Wie mij daar ook maar van vandaan haalde, was een bevrijder. Thuis wachtte iets op me wat ik niet graag wilde.

"Maar Inez zit op de heuvel verderop boven en wacht, ik moet eerst met haar spreken," stotterde ik uit. Dankbaar stelde ik vast, dat hij, ondanks mijn handicap, niet ophield naar mij te lachen.

"Ik wacht, neem de tijd die je nodig hebt." Hij omarmde me, drukte me tegen zich aan en mijn hele prille jongenslichaam reageerde seksueel. Onverwacht werd ik door de lichamelijke nabijheid van een man opgewonden. Dat was helemaal nieuw voor me. Er was nu spanning hier, in het betoverende maanlicht.

Hoe moest ik de situatie met Inez oplossen? Ik koos voor het meest eenvoudige alternatief. We gingen terug naar de ringweg, waar ik tot haar grote verbazing bij het hek afscheid nam, en zei dat ik terug naar huis, naar mama zou gaan.

Het was de eerste keer dat ik tegen Inez loog. Ik verborg iets voor haar, waarvan ik later in het leven begreep, dat ze zich daar niet in het minst druk om zou maken. Ik sloot ermee af, door te zeggen, dat we elkaar spoedig in Malmö zouden zien. Daarna lichtte ik mijn hielen en haastte me terug, nadat ik me er van overtuigd had dat Inez de trap op naar boven was gegaan. Ik stormde als het ware de berg op, om Börje hopelijk beneden op de weg  te ontmoeten. Maar hij was me stiekem gevolgd. Dus nu ontmoetten wij elkaar in het midden op de Skinnarviksbacken. Opnieuw nam hij mijn hand, legde zijn arm om mijn schouder en stelde voor om met de ondergrondse naar zijn huis te rijden. De warmte van zijn hele persoon en zijn aanraking vloeiden van hartelijkheid. Juist voordat we naar het station van de ondergrondse Zinkendam naar beneden gingen, zag ik Inez bij het raam staan. Ze keek net naar mij en Börje naar beneden. In mijn hart voelde ik een slag van verdriet. Ik had iemand in de steek gelaten, degene die ik het meest van allemaal liefhad, Inez.

Börje woonde bij zijn moeder. Zij was nu op reis. Hij straalde een heerlijk aantrekkelijk zelfbewustzijn uit en had ogen die van sluwheid vlamden. Tijdens de avond kon ik niet genoeg voordelen aan hem ontwaren. Hij diende wijn op, die ik dankend afsloeg. Daartoe had ik al eerder besloten. Geen alcohol in mijn leven, nadat ik gezien had wat dit bij mijn papa had aangericht. Ik had het eens bij een feest in Ringvägen geprobeerd, om mezelf later terug te vinden onder de kots op Inez' kleine toilet.

Op de late avond had ik een kleine mededeling over mezelf stotterend uitgebracht, waarvan ik wilde dat hij het zou weten. Het antwoord had ik eerst ontweken, maar toen de vraag kwam, zei ik dat ik graag zou willen overnachten. Het bleek dat Börje in zijn vrije tijd niet alleen troubadour was. Hij tekende en schilderde ook. Nu haalde hij zijn tekeningen tevoorschijn, en ging op de sofa in de woonkamer naast mij zitten en begon in een groot tekenblok te bladeren. Ik werd snel vuurrood in mijn gezicht, schaamde me en werd afwisselend opgewonden. Ik hoopte dat hij het niet zou merken, maar hij vroeg meteen:

"Wat is er, Conny?"

Ik staarde verbaasd naar de tekeningen, waarop allemaal penissen afgebeeld stonden, omhuld met een of andere stof. Ze waren heel goed in de stof verborgen, maar nog steeds duidelijk te herkennen voor iemand die zelfs maar een heel klein beetje fantasie had. Alle tekeningen samen hadden een krachtige mannelijke uitdrukking en waren heel goed gemaakt. Börje had Chinese inkt, kool en grafiet gebruik. Ik kon niet ontkennen dat de afbeeldingen opwindend waren, en later begreep ik, dat dit met het laten zien van de tekeningen ook de bedoeling was.

"Ik denk dat je rood wordt."

"Nee," zei ik, "ik was alleen maar zo verrast door de tekeningen."

"Wat was er met deze dan zo verrassend?"

Nu sloeg ik een andere toon aan.

"Dat zijn alleen maar pikken," zei ik, terwijl ik met geveinsde moed warempel in Börje's ogen tuurde.

"Precies," zei Börje. "Dat is wel niets om rood voor te worden of je erover te schamen, zoiets hebben we allemaal. Of heb jij er geen," zei hij, en legde zijn hand tussen mijn benen op mijn penis. Hij liet zijn hand daar nog liggen en bladerde met de andere in het blok.

Hij vroeg wat ik van de afbeeldingen vond en of ik daar iets bijzonders uit kon halen. Ik merkte dat mijn penis onder zijn hand, die zich daar warm buiten mijn broek ophield, stijf begon te worden.

"Jij hebt er in ieder geval een," zei hij derhalve, terwijl hij gelijktijdig mijn penis een beetje samenkneep.

Overrompeld van gevoel werd ik vuurrood. Börje genoot van de situatie en ik ook, zonder te weten hoe ik die moest handhaven. Hij begon mij meer over mijn penis te strelen, nog verder over mijn broek. Ik liet de natuur zijn gang gaan en werd  ingeleid in de gevoelsstoten van wellust, die door mijn lichaam gingen. Toen hij tenslotte het blok opzij legde en mij op de sofa achteruit liet vallen, was mijn lot bezegeld. Börje had me verleid!

Ik stond voor mijn eerste echte seksuele belevenis. Geen dwang, ik genoot iedere seconde van Börje's lichaam en zijn goedmoedige ogen, die met mij speelden. Hij begreep snel dat ik onschuldig was en genoot van zijn verovering. We kusten elkaar hartstochtelijk uur na uur, de hele nacht door. Ik hoopte dat dit hemelse nooit zou ophouden. Eindelijk was ik door een seksuele belevenis bevrijd. Dat ik met een man samen was, speelde op dat ogenblik geen rol.

*

Terwijl ik erop wachtte dat Börje wakker zou worden, gingen er vele gedachten door mijn hoofd. Waarom was ik niet eerder seksueel actief geworden, als dat zo prachtig was? Verward door de storm aan gevoelens van die nacht kreeg ik geen antwoord, alleen maar vragen. Een vraag leek me in het bijzonder belangrijk. Was ik nu homo? Ik had met een jongen geslapen, dus moest ik homo zijn, of...?

De gedachten gonsden door mijn hoofd. Ik verlangde er naar dat mijn minnaar wakker zou worden, zodat ik hem kon vragen hoe het eigenlijk met mijn seksuele geaardheid zat. Börje moet mijn starende ogen herkend en mijn verwarde gedachten en gevoelens begrepen hebben, want opeens deed hij zijn ogen open en draaide zich om, waardoor het deken van zijn naakte lichaam naar beneden gleed.

Ik werd van begeerte en lust doordrongen. Hij strekte zijn armen naar me uit. Dankbaar gleed ik als een kleine jongen neer in zijn omarming. Hij kuste me, snoof aan me, likte mijn nek, liet zijn tong over mijn ruggengraat naar beneden gaan... o God, wat was ik opgewonden! Börje! Iedere nieuwe seconde van wellust was nog beter dan de vorige. Homo of niet, dat speelde op dit moment überhaupt geen rol. Ik voelde dankbaarheid en vreugde over ons seksleven.

Toen ik de vraag naar het homo zijn met Börje besprak, zei hij simpelweg, dat je daar de hand niet in hebt, op wie je verliefd wordt. Als deze geaardheid in het lichaam van een andere man zou wonen, dan kun je daarvoor niet beschuldigd worden. Zo makkelijk loste hij problemen op.

Ik bedankte God ervoor, dat Börje in mijn leven was gekomen. De schaamte over mijn leugen tegen Inez verbleekte ten opzichte van het gevoel dat ik had tijdens het ongeremd uitleven van de liefde. Gedurende het ontbijt begreep ik, dat ook mijn nieuwe vriend deze volledig had uitgeleefd en het leek ons beide dat we voor elkaar geschapen waren, niet alleen seksueel. Wij pasten op de meeste gebieden samen, kunstenaarszielen, die we waren.

*

De theaterschool en Malmö stonden voor de deur. Börje, die kunst- en literatuurgeschiedenis aan de universiteit van Stockholm studeerde, wilde zijn studies naar de universiteit van Lund verleggen. Snel en eenvoudig besloten wij een paar te worden. Zeventien jaar oud, zette ik alles op de liefde en carrière. De Kristallweg 174 in Solberga leek me opeens erg ver weg.

Gedurende de tijd van de theaterschool was ik promiscue. Daarin huisde een enorm gevoel. De promiscuïteit betekende, dat ik uit datgene stapte, wat ik dacht te zijn. Het gaf me kicks die zo'n beetje overeenkomen met wat verdovende middelen met je doen. Ik hechtte me aan ieder willekeurig persoon die bereid was, in de douche, in de omkleedruimte, in de struiken aan de weg of waar dan ook te spelen. Zomaar iets, kon met zomaar met iemand, gebeuren. Het ging om mannen.

 

7. CARRIÈRE OF VERSLAVING?

Toen begon mijn tijd in de theaterschool. Twaalf theaterschoolleerlingen stonden ijverig in de startblokken en hier was het belangrijk, om flinke ellebogen te hebben.

Het bleek echter dat het moeilijker was, om mij in die nieuwe wereld aan te passen, dan ik gedacht had. Ik was 17 jaar oud, had rood haar, zomersproeten, o-benen, zoals ook een paar anderen hadden, 65 kilo licht en mij was juist de onschuld door een jongen ontnomen, die een paar jaar ouder was dan ikzelf. Ik deed helemaal niets om mijn relatie met Börje geheim te houden. Börje had al veel vroeger stelling genomen ten aanzien van de vraag over zijn homoseksualiteit. Hij leefde open en trots. Ik had nog maar pas dit deel van mij ontdekt en was er door overweldigd, welke wonderbaarlijke gevoelens ik in me had. Vroeger was ik bang voor alles wat met seks te maken had, vooral als het aan mannen verbonden was. 's Nachts had ik last van nachtmerries en werd ik vaak helemaal angstig wakker zonder te weten waarom. Ik zocht troost bij Börje, maar dat hielp niet altijd.

Een minpuntje in ons geluk was, dat ik nog steeds iets met de samenstelling van karnemelk of ijs niet naar binnen kon krijgen. Alleen al bij de gedachte daaraan moest ik meteen boeren. Ook als het op orale seks aankwam, waar Börje zo gek op was, nam de lust meteen af. Börje was steeds fijngevoelig en stelde nooit vragen over mijn afkeer, ook als hij daardoor een ervaring miste die hem opwond.

*

In Malmö stond mijn volgende godin voor de deur. Dat was Agneta Prytz, de toenmalige grote primadonna aan het stadstheater in Malmö. Ze sloot mij zo goed als direct in haar armen en ik liet me dankbaar omarmen.

In deze fase kreeg ik inzicht in een patroon in mijn leven.. Ik nam de moeite om de vrouwen die ik ontmoette, te leren kennen; ik identificeerde me met hun behoeften, ik kreeg zicht op mama's geheimen, leerde het vrouwelijke spel achter de coulissen en hoorde hoe ze met elkaar praatten. Daarentegen liet ik daar geen mannen aan deelnemen. Door de jongens werd ik als meidenjager bekeken en ze spotten vaak over mijn intieme contact met vrouwen. Zij wisten niet, en daar was ik me ook niet van bewust, dat er met mijn seksuele zelfbeeld als jongeman een beetje fout gelopen was. Ik was in de seksualiteit verdwaasd geraakt en masturbeerde er overal op los.  Maar het was me nog niet gelukt om met een vrouw naar bed te gaan. Doordat ik zo dicht bij hen betrokken was, had ik geen behoefte meer, om nog seksueel in hen geïnteresseerd te zijn.

De leraren in de school waren een verzameling fantastische pioniers in het Zweedse theaterleven. Een van hen, die mij jarenlang les gaf, was de vluchteling Andriees Blecke uit Riga, ook wel "hazelip Andriees" genoemd. Andriees had geen gehemelte en een zwaar spraakgebrek. Hij was ten gevolgde daarvan een zwijgzaam persoon, maar niettemin was hij een meester voor mij.

Mijn perceptie en mijn wil waren vaak regelrecht tegenstrijdig met die van mijn klasgenoten. Ik was steevast de buitenstaander, die ik mij in de rol van nar moest aanmeten, om mij te behoeden voor pesterij. Andriees scheen er begrip voor te hebben, aangezien zijn en mijn gebrek met elkaar overeenkomsten hadden. Ik nam zijn vaderlijke bescherming dankbaar in ontvangst.

*

Toen kwam ik de kunstenaar Sture Johannesson tegen. Hij had een café, het toevluchtsoord voor ontspoorde jongeren met interesse voor de nieuwe experimentele drugswaren. Iedereen hier, was er druk mee bezig. dit hemelse te beleven. Sture was er zelf niet altijd bij, maar dat vond niemand een probleem, het ging om de drugs en tot ieders genoegen ging er de kosmische pijp vol met hasj rond.

In het begin voelde ik me in dit gezelschap niet echt op mijn plaats. Toch leerde ik snel diepe trekken te nemen, de adem in te houden en dan uit te ademen, steeds weer. Het geluk verspreidde zich in me en ik raakte in een giechelende toestand, die ik later in mijn leven opnieuw zou voelen, bij het toegediend krijgen van lachgas. Echt komisch was het niet, maar, mijn God, zo leuk! Het gevoel voor tijd verdween voor mij volledig!

Het werden vele bezoeken aan het Sture-café gebracht. Börje had al gewaarschuwd, dat wat Sture bij zich had niet goed voor ons was. Ik zelf hield het meer bij wat Sture te zeggen had.

"Als je het universum wil begrijpen, hoef je alleen maar hasj of marihuana te roken, maar wil je het echt begrijpen, dan moet je mescaline cactus of LSD nemen. Alles komt uit de natuur."

Sture vertelde ons dat er een professor was, Timothy Leary genaamd, waar iedereen achteraan liep. Hij zou al zijn studenten aan de universiteit hebben aanbevolen, hun bewustzijn door deze eenvoudige en ongevaarlijke methodes te vergroten. Ik had mijn oude ervaringen van het licht binnen en buiten mij voor me, het liefdeslicht, daarom meende ik precies te begrijpen wat hij bedoelde, terwijl Börje met zijn nuchtere verstand, hem bij de 'overige clowns' indeelde. Het hielp niets, wat Börje ook vond of zei. Ik wilde daarheen, waar het geluk zo makkelijk te vinden was. Hij had geleerd dat het niet mogelijk was mij te stoppen, als ik me iets in mijn hoofd had gehaald. Men moest mij met mijn eigen ervaringen mijn gang laten gaan.

In het begin was hij geduldig, maar begon toen aan te geven dat ik een persoonlijkheidsverandering doormaakte. De relatie tussen ons kraakte in zijn voegen. De enige die dit niet merkte, was ikzelf. Ik was helemaal tevreden en had voortdurend de pijp met hasj bij de hand. Het was zo erg, dat ik vaak niet eens thuis naar Börje kwam, en ik ging ook niet naar de theaterschool, wat ik eigenlijk wel moest. Ik was altijd te laat of kwam helemaal niet. Op een dag stormde de theaterchef Jojje Fant na een opvoering van het Södre theater in Stockholm naar binnen.

"Verdomme, nou is het genoeg,, Conny! Aangezien je momenteel zo door en door slecht op het toneel bent, zit er voor mij niets anders op dan je ernstig te waarschuwen! Hou op met die drugs, dat is alles wat ik je te zeggen heb. Of verlaat anders de school en het toneel voor altijd. Je hebt een week de tijd," brulde hij en verliet de kleedkamer.

Verstomd stond ik daar met mijn medeleerlingen, die mijn situatie wel kenden, aangezien zowel zij, als ook de leraren van de school dagelijks werden uitgenodigdom van mijn goddelijke pijp te genieten.

Zoals gewoonlijk had ik alles wat ik beleefde met iedereen gedeeld. Ik had immers het wonderbaarlijke willen delen en daar hoorde juist ook de hasj bij. De nachtmerrie viel me 's nachts lastig en overdag was ik een warm voorstander van drugs en wilde die gewoonte zowel in het domein van het stadstheater in Malmö als ook in de hele theaterschool verspreiden.

Lang niet iedereen rookte hasj, maar er waren er veel. In mijn onschuld dacht ik, dat hetgeen ik in mijn beleving meemaakte uniek was, stevig aangewakkerd door het kunstenaarscollectief om het Sture-café. Nu stond ik daar met pijn in de kleedkamer na die draai om de oren. Toevallig was ik eens niet onder de invloed van hasj en begreep precies wat Jojje had gezegd. Hij had mee een kans gegeven, maar slechts een. Nu kreeg ik de keerzijde te zien en het ontwaken na anderhalf jaar misbruik begon. Börje, mijn geliefde, was uit mijn leven verdwenen, zonder dat ik er ook maar iets van had gemerkt.

 

8. MAHARISHI BETREEDT HET TONEEL

Jojje's woord trof mij diep. De tijd was gekomen, dat hij mijn vaderfiguur in de school werd. Het hielp niet, dat de vrienden van de theaterschool of van het theater mij probeerden bij te staan. Jojje had mijn psychische en fysieke verslechtering aangezien, en toch geprobeerd, mij als volwassen individu te respecteren, door te zeggen dat ik niet benaderbaar was. Voor hem was nu de maat vol en hij had met de vuist op tafel geslagen. Of je geeft de drugs op of je verdwijnt voor altijd uit het Zweedse theaterleven!

Ondanks alles waren zijn vaderlijke woorden als een bevrijding gekomen. Ik ontwaakte uit mijn droomwereld en begon weer om me heen te kijken. Toevallig draaide ik een exemplaar van Dagen's Nyheter om, dat in de verzamelruimte op de zevende verdieping van een winkel in Nygata rondslingerde en kreeg een plaatje van een langharige Indiër te zien, die Maharishi Mahesh Yogi heette. In het artikel kon ik over zijn levensopgave lezen, samen met een lijst van plaatsen waar hij tijdens zijn bezoeken toentertijd in Zweden zou optreden. De Beatles en andere beroemdheden waren zijn aanhangers geworden.

Van deze Maharishi had Inez me een aantal jaren geleden een plaatje laten zien en gezegd dat hij haar leraar was. Ze had me zelfs naar het concerthuis in Stockholm meegenomen, waar ik als dertienjarige jongen zijn wijze woorden mocht aanhoren. Dat het bewustzijn als een oceaan was, dat wij slechts oppervlakkig kenden, aangezien wij niet in zijn diepte kunnen gaan om licht en gelukzaligheid te vinden. Het waren woorden die diep bij me naar binnen gedrongen waren, en ik ervoer wat hij zei als waarheid. Ik was zowel letterlijk als figuurlijk in de diepte geweest en had het licht en de liefde ontmoet.

Ik las dat hij naar een cursus in Falsterbohun zou komen om in het cultureel centrum  van Malmö een voordracht te houden. Daar zou ik heen gaan, aangezien Jojje mij een ultimatum had gesteld om mijn leven te veranderen. Als ik iemand kon vertrouwen, was het wel deze kleine Yogi met zijn vrolijke lach en zijn vriendelijke karakter. Hij zou mijn man zijn.

Het was midden in de winter en ik wachtte voor het cultureel centrum. Toen de auto's de hoek om kwamen, stak een kleine naakte voet in sandalen uit de deur. Hij stapte midden in een sneeuwbui uit en mijn hart liep over van sympathie. Ik had me over de hele lengte als vlonder willen uitstrekken, opdat hij niet met zijn blote voeten in de koude sneeuw zou wegzinken. Nadat ik van hem een bloem had gekregen en werd uitgenodigd om naar de voordracht te komen, voelde ik me meer dan geroepen.

Alles wat hij tijdens de voordracht zei, bevestigde mijn vroegere belevenissen met licht, en nu was de kosmos er weer en nodigde voor een band zonder drugs uit. Er werd mij voorgespiegeld om voor 275 Kronen kosmische hoogtes en ervaringen van het Goddelijke te bereiken. Ik kreeg van Jojje vrij, die hoopte dat het mij zou ontgiften. Zelf voelde ik, dat ik eindelijk het licht binnen handbereik had. Ik kon de vrijdagnamiddag nauwelijks afwachten om naar Falsterbo te gaan.

Ik herinnerde me de woorden van Maharishi, dat iemand die drugs gebruikt niet met mediteren zou kunnen beginnen. De verklaring was dat het zenuwsysteem het niet kon verdragen om door het kosmische geopend te worden, als het gelijktijdig door drugs was vergiftigd. In het formulier dat wij invulden, voordat we de meditatietechniek leerden, vermeldde ik dat ik hasj geprobeerd had. Dat kwam me gedeeltelijk als een leugen over, maar ik was er honderd procent van overtuigd dat de drugs een afgesloten hoofdstuk in mijn leven waren. Het was het nieuwe, dat nu zijn opwachting deed.

Als ik met een ervaring klaar ben, dan ben ik het. Dit leidt ertoe, dat ik vaak gedachten en ideeën, die hun ervaring en verklaring hebben gevonden, overboord gooi. Obsessie en vast zetten is niets voor mij. Verder, naar nieuwe doelen, dat is het gevoel wat me voorwaarts drijft. Ik verlangde naar lucht, licht, liefde, waarheid en vrijheid.

Ik had gehoord hoe zwaar het ontwennen van hasj moest zijn, maar daar maakte ik me niet druk om. Ik wilde alleen maar bij Maharishi in de buurt zijn. Op de trap bij de ingang van het hotel stond Zijne Heiligheid voor een hoop fotografen daar hoog boven op de trap en werd gefotografeerd, zoals gewoonlijk lachend. Toen hij mij in de gaten kreeg, kreeg ik weer een pluim. Zijn hele stem trilde van vreugde en een bevrijdend gevoel van intimiteit. Weg was de angst, die mij op de weg beneden bevangen was.

Het was een koers, die mijn leven veranderde. Bij Maharishi werd het mij duidelijk, dat het theater niet het einddoel in mijn leven kon zijn. Nu wachtte mij een echte leraar voor het leven. Ik had een nieuwe vaderfiguur gekregen. Ik dacht aan mijn kameraden van de theaterschool, die hun ellebogen voor hun aanstaande carrière ontwikkelden. Ik hoorde een zwakke stem in mijn binnenste zeggen "je zult nooit meer naar het theater terug gaan." Mijn leven zou met Maharishi's hulp opnieuw beginnen. Een monnik uit de Himalaja zou Conny Larsson zegenen!

Het was een gevoel alsof ik op een golf van vertrouwen naar Maharishi zwom, toen ik voor mijn nieuwe leraar stond en op mijn persoonlijke mantra voor de inwijding wachtte. Dit was het geestelijk voertuig dat mij meteen naar de ervaring van het Zijn zou voeren.

Toen ik vervolgens een tijdje later gevraagd werd om mijn mantra zelf te reciteren (vert.: steeds te herhalen), kwam er een merkwaardige zwaarte over me heen. Het voelde zo, alsof ik langzaam door een betovering in mijn hele lichaam werd vervuld, en het duurde niet veel minuten, tot ik door alle kleuren van de regenboog was omgeven en zelfs daarna overkwam mij een met iedere verandering een ander gevoel. Het was alsof de kleuren zelfstandige persoonlijkheden waren, die allen een gevoel meebrachten dat ze mij wilden geven. Eerst kwam er een vuurrode kleur en ik werd onverklaarbaar boos, om niet te zeggen agressief. Verstandig genoeg zette ik de meditatie voort en bleef, zoals mij was geleerd, mijn mantra verder herhalen. De woede nam spoedig af, om door een nieuwe kleur en een nieuw gevoel te worden vervangen. Ik werd eenvoudigweg door kleuren overspoeld. Ik voelde hoe ze mijn hele zenuwsysteem binnendrongen en me van oude gevoelens van onbehagen schoon spoelden.

De meditatie duurde 30 minuten, die razend snel voorbijgingen. De gevoelens van onbehagen werden tijdens de meditatie door een buitengewoon sterk gevoel van welbehagen vervangen en ik voelde, alsof ik in een warme tunnel rondzwom, die steeds maar verder naar iets diepgaands leidde dat ik niet kon verklaren.

Het lichaam was tot rust gekomen, toen een ijle stem me in de werkelijkheid terugriep, wat mij lukte, om zonder drugs of andere medicamenten, er uit te ontwaken. Het gebeurde voor mij op een heel natuurlijke manier in mijn kindertijd, toen ik er in slaagde om een sleutel naar het innerlijke licht te vinden, om überhaupt te overleven. Nu werd mij de mogelijkheid gegeven door Transcendentale Meditatie, de TM-techniek, systematisch naar binnen te zoeken om de eigenlijke werkelijkheid te ervaren, waar ik al van kindsbeen af naar had verlangd. Na mijn eerste meditatie oefening werd ik gevraagd mijn ogen te openen. Ik werd door het milde lachen van mijn leraar opgewacht. Ikzelf moet van vreugde gestraald hebben. Hij stelde enige korte vragen, toen liet hij weten dat de meditatie dit keer ten einde was. Ik gleed uit de ruimte met de ervaring dat de gelukzaligheid in me was. Dat wat ik ooit tijdens het verdrinken in zee als geluk had ervaren en waarna ik altijd terug verlangde.

Ik denk dat dit het was wat Inez de hele tijd met zich meedroeg en mij zover probeerde te krijgen om daarmee te beginnen. Een beetje teleurgesteld voelde ik, dat het jaar voorbij was zonder dat ik die meditatie vroeger geleerd had.

Veel ellende had op deze manier vermeden kunnen worden. Ik ging naar buiten naar alle anderen, die de meditatie al hadden geleerd en onder in de foyer van het hotel gespannen op het vervolg wachtten. Toen ik de trap afkwam en het licht van het begrip in de ogen van de ingewijden zag, bevond ik me plotseling in een heel onverwachte saamhorigheid. Later zou duidelijk worden dat wij door de vele jaren heen onze ontwikkeling zouden voortzetten. Maharishi werd de goeroe van ons allemaal en onze geestelijk leider. Hij had het over individuele sleutels, die ons innerlijk zou kunnen openen, zodat we direct in het Zijn of in de ervaring van de existentie konden duiken. Alles voelde plotseling eenvoudig en natuurlijk aan. Door de aanwezigheid van goeroes voelde ik, dat er eindelijk iets was dat mij kon wijzen, een weg op te gaan. Gedurende dit weekend werd ik van mijn behoefte aan drugs en andere gifstoffen volledig genezen.

Ook de behoefte aan intellectuele discussies verdween. Nu waren er de nieuwe vrienden met die bijzondere glans van meditatie in hun ogen, die telden. In de theaterschool met zijn ellendige strijd tussen scholieren om aandacht en positie wilde ik niet terug.

Na dit meditatieweekend moest Maharishi naar Londen, om een vervolg te maken, met wat hij met de Beatles in de weken daarvoor was begonnen. Van de Engelse scholieren vernamen wij dat de belangrijkste personen in de muziekwereld direct van Maharishi hadden geleerd.

 

9. HET THEATER, DE VROUW EN DE GOEROE

Nadat ik in Malmö was teruggekomen duurde het niet lang, voordat ik in Jojje's rektorskamer werd geroepen. Ik was gezonder dan ooit, vol positieve gevoelens. Voorzichtig informeerde hij of het de moeite waard geweest was.

"Ik ben er weer en voel me geweldig," spoot ik eruit.

Veel van mijn medeleerlingen en toneelspelers aan het stadtheater zagen de dramatische verandering die mij was overkomen. Natuurlijk zei ik aan ieder die het horen wilde hernieuwd bevrijd te zijn door de ervaring van het Zijn en zijn mogelijkheden voor allemaal en iedere apart. En mijn preek had resultaat. De gang van zaken bij de jakhalzen van de cultuurelite stevende af op een totale verandering. De cursussen werden door andere leraren dan Maharishi verder gegeven en ik probeerde er in de weekenden zo veel mogelijk bij te zijn, om zoveel als maar kon over de transformatie en de mogelijkheid om en de wereld te veranderen, te leren.

Gösta Folke, de leider van het stadtheater in Malmö, wilde een contract met me afsluiten. Ik ondertekende na slechts een paar dagen bedenktijd.

Maar nu gebeurde nog een groter wonder: ik werd verliefd op een vrouw! Wij ontmoetten elkaar bij een van de open dagen die op de theaterschool werden gehouden, waar de scholieren regelmatig onder leiding van hazenlip Andriees oefeningen in geweld repeteerden. Op een avond zaten er uitgenodigde leraren en scholieren van het gymnasium uit Malmö bij. Tijdens deze oefeningen kon er zo'n geweldige kwaadheid in mij omhoog komen dat ik niet wist hoe ik de situatie in de hand moest houden waar de oefeningen me in hadden gebracht. Ik herinnerde me dat Andriees mij soms moest kalmeren, opdat ik de controle niet helemaal zou verliezen. Het gebeurde dat hij me vroeg of ik een gesprek over mijn kwaadheid, die me tijdens deze oefeningen zou kunnen overstromen, met hem nodig vond.

Juist tijdens deze avondles ging ik op een fatsoenlijke manier met mezelf om en het gewelddadige werd bij ieder die in de buurt was neergeslagen. De kwaadheid hield niet op toen ik oog in oog voor een verschrikt schoolmeisje stond. Ik staarde in haar ogen. Zij staarde terug en plotseling verdween de kwaadheid in mij. Het was alsof die er nooit was geweest. Nu begonnen we in plaats daarvan te lachen, om spoedig allebei in schallend gelach uit te barsten.

Er was iets in haar blik dat mij kwaadheid deed verdwijnen en mijn blijdschap naar voren haalde. De schrik in haar ogen herkende ik als iets van mijzelf. De herkenning was er met volle hevigheid. De oefeningen gingen verder en ik keek meerdere keren naar het meisje, dat samen met haar lerares op de gymnastiekbank zat. We konden het regelrechte contact dat tussen ons ontstond niet kwijt. Ik kreeg opeens een heel nieuw gevoel dat ik haar moest beschermen. Ik moest haar gewoonweg leren kennen.

Ik douchte niet, ik wierp mijn kleren over mijn trainingspak. Deze gelegenheid mocht mij niet ontgaan. Ik bereikte haar nog net. Ik smeekte haar, indien mogelijk weer te komen, om meer van Andriees en zijn leerlingen te leren. Zie dankte voor het aanbod, ik stak haar een briefje toe met mijn telefoonnummer en hoorde dat ze Jane heette.

Ik zong hard toen ik naar huis slenterde, er geheel van overtuigd dat ze spoedig van zich zou laten horen, hetgeen gelijk dezelfde avond gebeurde. Ik was twintig en Jane zat in de laatste klas. Ik voelde een vreemde maar sterke aantrekkingskracht naar deze vrouw en wierp mijn hele lust en leven erin, om haar te leren kennen. Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Als ik een te grote interesse liet zien, trok ze zich van me terug. Als ik voelde dat de dingen op zijn best gingen, dan kon je haar een munt laten opgooien. Ik probeerde op allerlei manieren te begrijpen was ik gezegd of gedaan kon hebben, waarom zij zich aan mij onttrok zodra het om seksuele verleiding ging. Dat de fout bij mij lag, nam ik als vaststaand gegeven aan. Ik was verliefd en eigenzinnig, maar ik merkte dat ze iets van haar gevoel achterhield. Tegelijkertijd voelde ik dat ik met een buitenstaander moest praten.

Op een avond raapte ik de moed bij elkaar en sprak met haar lerares Gunilla, die zeer gesteld op haar was. Ze sprak over Jane's grote verdriet omdat haar moeder enige tijd geleden plotseling was overleden. Om Jane's gedachten van het zware verlies af te leiden, had Gunilla haar naar de lessen op de toneelschool meegenomen. Dat zij nu verliefd geworden was, zag Gunilla als iets dat Jane uit haar ontroostbare verdriet zou kunnen helpen.

Ik gaf niet op, voordat ik haar met een echt orgasme naar de verlossing had gebracht. Het duurde een paar weken, maar tenslotte hadden we het klaargespeeld en wenend rustte ze in mijn armen op de harde spaanplaten in haar kleine zolderkamer. In deze nacht vertelde ze haar heel treurige verhaal over hoe haar moeder zichzelf naar een lange tijd van depressies thuis van het leven had beroofd, en hoe de familie daardoor gekweld werd. Geleidelijk aan had ze ook mijn levensverhaal duidelijk voor zich. Ongelukskinderen, die wij beiden op zekere manier waren, wij werden onafscheidelijk.

Dat onze relatie ineens zo enorm sterk ontwikkelde, kwam misschien vanwege het feit dat ik me eindelijk een keer in het leven had voorgenomen, het actief deel in een liefdesrelatie te zijn. Tot nu toe waren het steeds andere geweest, die het initiatief genomen hadden en mij het passieve deel lieten zijn.

De tijd was weer gekomen om voor Södran in Stockholm voor het hele Zweedse theater te spelen. Ik speelde in twee verschillende stukken, maar mijn hoofdzakelijke rol lag in de Lustigen Weibern von Windsor van Shakespeare. Het was de muzikale versie en werd door de scholieren van de muzikale afdeling uitgevoerd, met mij als enige van de dramatische afdeling. Het werd een succes, en nadien stormde Povel Ramel's agent in de kleedkamer en smeekte mij per onmiddellijk in de nieuwe revue mee te doen, die met de "Gekken" furore maakte. Ik moest Anders Linder in zijn rol als de hond Snobben vervangen.

Ik werd uitgenodigd voor Povel Ramel, Hasse Ekman en Beppe Wolgers op het toneel op te treden, opdat deze zelf een oordeel over mij konden maken. Ik smeekte een lied te mogen zingen dat een beetje onbehoorlijk was. Ik herinnerde me dat Povel mij een beetje verbaasd aankeek, toen mijn stem verhief en het lied zong van Britta, die een kut zo groot als Kungsholmen had, ze een borst van marsepein had en ze was een hoer, de arme duivel

Tijdens het lied was Povel met pianobegeleiding ingevallen en had het geheel vlekkeloos muzikaal van variaties voorzien. Ik zelf had tot ieders verbazing alle vierentwintig strofen gezonden, het schunnige beviel de toehoorders. Ik werd als voldoende gek aangekeken om bij de "Gekken" te passen, en werd gevraagd, Gösta zo spoedig mogelijk van de noodzakelijkheid te overtuigen, mij vrij van dienst te geven. Beppe zou vervolgens de opgave op zich nemen om een bijzondere rol voor mij te maken. Het stuk zou "De laatste enthousiastelingen" heten, grote sterren zouden er bij zijn met mij als debutant.

Gösta begreep het, maar hij wilde me tijdens mijn eerste jaar nog geen vrij geven. Het theater had me in Malmö nodig, het had grote verwachtingen van mij. Het zei slechts Povel voor de bewezen interesse te bedanken en te hopen, dat hij een andere keer daarop zou terugkomen. Dat deed hij niet.

*

Dat het theater mij, net in dit eerste jaar van mij, nodig had, was zuiver geklets. Mijn eerste rol werd het namelijk, om een van moeder Courage's zonen te spelen. Het was een rol, die mij in een stuk van ruim drie uur slechts een enkel antwoord gunde! Als dit gezegd zou worden, hingen ze een vieze zak voor mijn gezicht, opdat niemand de mogelijkheid zou hebben om me te zien. Mijn toneelspeler-ego kreeg een echte knauw te verwerken. Zo lag ik dan avond na avond op het grote toneel onder een auto, met een regisseur, die zijn schepping nauwgezet in de gaten hield, opdat niemand zijn bedoeling met het stuk onderuit kon halen. Onder deze kar begon mijn grote carrière, in tegenstelling tot bij Povel, zou ik hier dus voor het theater nodig zijn... Hoe ik Göran vervloekte ! Maar Gudrun Bros, die de moeder speelde, nam mij onder haar hoede.

"Wij hebben allemaal moeten beginnen, jij bent in ieder geval op het grote toneel."

Alsof dit een troost was. Maar wij werden gedurende de tijd waarin ik bij het theater was, heel goede vrienden. Gudrun was in de jaren daarvoor bij Karl Gerhard een grote primadonna bij de revue geweest en wist wel, wat er mij ontbrak. Ik vergoot veel tranen in haar schoot in de verwenste pauzes, die de voorstelling en het lijden nog langer maakten.

O, wat verlangde ik om weg te gaan, weg van het theater. Gelukkig had ik de meditatie, die mijn hele vrije tijd vulde. Ik ging naar alle mogelijke vervolgcursussen, als de tijd het toestond, en zon vastberaden op een manier om hoe dan ook, aan het theater te ontkomen.

Jane en ik gingen naar een wekenlange en verfrissende wintercursus met Maharishi. Hij was dit keer persoonlijker dan gewoonlijk en riep me 's avonds bij zich. Hij zei me dat het nu tijd was om hem naar India te volgen, om een leraarscursus te bezoeken. Verstomd zat ik daar met hem alleen in de ruimte.

"Zeker, Maharishi, ik kom, ik kom.”

Ik hoorde mijzelf de woorden stamelen, zonder een idee te hebben hoe dat mogelijk zou zijn. Hoe kon ik mijn wens aan Gösta verklaren, zonder voor straf onder de volgende wagen te belanden?

Met knikken knieën kwam ik begin januari naar het theater. Gösta en Agneta Prytz omarmden me ter begroeting en ik voelde me nogal belachelijk, omdat ik nu gedwongen was Gösta en Agneta om een gesprek te vragen.

- Nu ter zake, zei Gösta streng uitnodigend. Het kostte mij een tijdje, woorden te vinden, maar op een of andere manier lukte het me, ze stamelend naar voren te brengen.

- De laatste keer, toen ik dacht een grote kans te hebben, moest ik die afslaan, wat ik zonder morren meteen deed, ondanks het feit ik in Jan Leweins Karren in Moeder belandde. Ik hield ik vol, omdat je dacht dat het theater me nodig had. Nu is de situatie helemaal anders geworden. Nu is de carrière niet belangrijk. Ik heb mijn geestelijke ontwikkeling nodig.

Ik vertelde Gösta hoe zeer ik van Maharishi hield, wat de meditatie voor me betekende, hoe deze mij had geholpen om met de hasj op te houden, hoe mijn leven weer zin gekregen had en dat het nu mijn innigste wens was om meditatieleraar te worden. Ik had een vrijstelling van dienst nodig voor mijn lerarencursus in de Himalaya in India.

Gösta hoorde mijn stamelende verhaal aan. Je kunt je mijn verbazing voorstellen, toen hij vertelde dat hij in zijn jeugd priester wilde worden. Hij had zijn hele leven lang aan een religieus verlangen geleden, daarom begreep hij mijn dilemma. Aandachtig wachtte ik op zijn antwoord. Maar van binnen had ik al besloten: als ik geen vrij krijg, dan verbreek ik het contract gewoon. Voor mij telde alleen Maharishi en de docentencursus in India, al het andere kwam op de tweede plaats.

Maar het was niet nodig zo drastisch te zijn. Ik kreeg vrij van dienst met het vooruitzicht, dat ik weer terug zou komen. Gösta had grote plannen met mij in een nieuw theater. Ik zou niet meer onder welke kar dan ook geplaatst worden, dat beloofde hij! Ik wierp me in zijn armen. Al het wonderbaarlijke kon nu beginnen, in mijn leven werkelijkheid te worden.

Natuurlijk vond Jane dat ik deze kans niet moest laten liggen, aangezien de meester mij zelf naar India uitgenodigd had, om mij als meditatieleraar op te leiden. Ze begreep de ernst in mijn zoeken naar verlichting en verwerkelijking. Wij smolten door dit besluit steeds meer samen, alsof we de tijd wilden compenseren, die wij zonder elkaar zouden zijn. Het viel me zwaar, haar tijdens mijn lange bezoek te verlaten, maar het was nu eenmaal mijn Meester Maharishi, die mij naar India riep, en daarvoor was geen ruimte voor twijfel.

 

10. VOOR DE EERSTE KEER NAAR INDIA

Mijn cursus in India zou in Srinagar in Kaschmir en in Maharishi's Ashram in Rishikesh aan de voet van de Himalaja plaatsvinden. De Monsoon regen kletterde neer toen ik in Bombay landde. Van mijn vrienden had het goede raadgevingen gehageld, hoe je het leven moest aanpakken in een van Zweden zo ver verwijderd oord. Ik was op een cultuurschok voorbereid, maar niet op hoe maagziek je werd, als je van het inheemse water dronk. Het levensgevaar dat ermee verbonden was, als je na het aanbreken van het donker met de auto reed, aangezien de Indiërs om wat voor reden dan ook geen autoverlichting gebruiken, kende ik in het begin ook niet. Allen hadden bovendien zo'n blij karakter als ze werden aangesproken, het hoofd opzij buigend. Ik leerde snel, dat juist deze beweging van het hoofd "ja" betekende. Wat je de Indiërs ook maar in het gezicht zei, altijd zag je deze beweging.

"In Indiëland achter het Himalaya strand, daar gebeuren de merkwaardigste dingen".  Tegenwoordig zie ik juist dit lied als een profetie voor dat, wat zich voor mij en voor anderen in de loop van het jaar afspeelde. Tien jaar geestelijk zoeken met Maharishi kan ik in mijn donkere uren als volledig verspild beschouwen. Hoewel hij mij tegelijkertijd iets had geleerd, waar ik steeds naar had gezocht, het licht en de gezegende gelukzaligheid.

Ik had er naar verlangd Maharishi weer te zien. Ik had er nog geen idee van dat ik gedurende de volgende tien jaar zijn leerling zou worden en de benijdenswaardige opdracht kreeg zijn persoonlijke secretaris te zijn. Voor mij was hij heilig, een vaderfiguur van de Himalaya. Een rol, die als ik het zuiver en goddelijk bekeek, helemaal onverenigbaar was om seksualiteit te beleven.

Toen ik voor de eerste keer bij hem werd geroepen, vroeg hij mij hoe de reis was geweest. Toen vroeg hij of ik rookte! Ik was verbaasd en schaamde me.

"Nee, ik rook niet."

"Heel goed, roken is niet goed voor je gezondheid.”

Aangezien ik net een Prince had genoten, moest ik behoorlijk naar rook ruiken. De schaamte greep me meteen. Ik had tegen mijn meester gelogen! Ik was door zijn plotselinge vraag overrompeld en kon zoals gewoonlijk mijn mond niet houden, maar maakte gebruik van een leugen ter verdediging, voordat ik überhaupt kon denken. Ik had er zeker geen goed gevoel bij dat ik de cursus er mee begon om tegen meester liegen. Ik had natuurlijk kunnen zeggen zoals het was, ik rook en dat de halve bevolking van de aarde rook. Daar was niets zeldzaams aan geweest. Maar dat deed ik niet.

Na deze negatieve eerste start van een volgeling ging ik tijdelijk met een fietsriksja naar huis. Met de auto zou het een half uur hebben geduurd, dus met de fiets was er minstens drie keer langere tijd voor nodig. De arme man die mij het hele eind moest rijden, was zo mager als een lat. Hier als een pasja te zitten, terwijl de chauffeur zich uit de naad werkte, deed mij schamen. Ik weet niet of hij zich zelf zo ongelukkig voelde, hij zong en floot de hele weg.

Toen we waren aangekomen, haalde hij een handdoek tevoorschijn, droogde het zweet van zijn voorhoofd en was toen klaar voor de volgende rit. Zoals gewoonlijk had ik rijkelijk veel roepies bij me. Ik overweldigde hem met geld, uit schaamte om op deze manier te moeten reizen. Hij keek er tamelijk verwonderd van op, maar hij wist ook niet aan welke gevoelens van schuld en schaamte ik zo plotseling was blootgesteld. Ik had gelogen en ik had een magere kerel gebruikt om mij naar huis te rijden. In de kamer nam ik mijn reistas, die met Prince sigaretten was gevuld, stormde door de salon naar buiten naar de balustrade aan het water, trok de zak helemaal open en leegde de hele inhoud in het Dal meer. Daar zwommen nu al mijn Prince sigaretten weg, terwijl ik in mijzelf sprak.

"Nooit meer! Nu ben ik ophouden met roken. Basta!”

Sinds die dag heb ik nooit meer een trekje aan een sigaret gedaan, ik heb ook niet gevoeld dat ik het wilde. Het was alsof deze noodleugen me de aanzet tot een beslissing had gegeven, die ik al lang had moeten nemen, maar waarvoor ik geen reden had. Dat was zelfs goed voor mijn stem. Nu was ik dus met hasj, alcohol en roken opgehouden. Ik was ook vegetariër geworden, nadat een stuk kip in mijn hals was blijven steken. Ik schreef alles toe aan de meditatie. Die had me in een echt zuiver levend mens veranderd.

Maharishi startte weer het symfoniegevoel in mijn lichaam en dankzij zijn klankkleur zwom ik er van weg. Hij had een opzienbarende stem. Die maakte me steeds naar binnen gericht. Ik hoorde zijn voordracht en hoorde hem ook niet. Een merkwaardig gevoel. Maharishi vertelde ons dat ieder mens die toegang tot de ervaring van het Zijn of zijn existentie heeft, synoniem aan het absolute, de echte werkelijkheid kon leren kennen. Deze mensen zouden op die manier bekeken, toegang tot de ervaring van beide werkelijkheden hebben, de absolute en de relatieve, en ze zouden meer eenheidsmensen zijn dan zij die slechts in de relatieve werkelijkheid leven. Hij verklaarde verder dat het relatieve datgene was, wat steeds veranderde en daarom zowel vreugde als ook verdriet voortbracht. Het absolute daarentegen zou een actuele toestand zijn, die nooit veranderde, daardoor bezorgde hij nooit leed. Deze toestand zou nooit verloren gaan, maar bleef constant.

Als je eenmaal geleerd had de nodige reizen door het dagelijks bewustzijn te maken, naar beneden door het onbewuste heen naar de ervaring van het eigenlijke Zijn, opdat je door de sfeer van de gedachtes en gevoelens transcendeert of er doorheen gaat, dan vind je daar het erachter liggende Zijn, dat altijd werkelijke bevrediging schenkt, of zoals Maharishi het altijd noemde, "bliss" - gelukzaligheid. Dat zou een toestand van gelukzaligheid zijn, zonder vergelijking met iets uit het relatieve, en zou, als men die ervaring systematisch en dagelijks had, naar een voortdurende toestand van gelukzaligheid in het relatieve kunnen voeren, een kosmisch bewustzijn. Hij noemde deze toestand de "Vijfde Bewustzijntoestand". De Vierde Toestand was die, waarbij je bij de overgang van het onbewuste naar het daarachter liggende transcendente ervaart. Dat was die toestand die ik vaak bereikte en die me ertoe inspireerde met de meditatie door te gaan. Juist van die gelukzaligheid had ik vaak een glimp ontvangen en begreep daarom precies waarvan Maharishi sprak. De overige twee toestanden waren die welke alle mensen voelen, namelijk slaap, droom en waaktoestand.

De bevestiging in zijn voordracht maakte dat ik me in mijn overtuiging gesterkt voelde, dat dit de juiste weg en Maharishi mijn leraar was. Hij had mij zelf uitgekozen, daarom voelde in mij heel zeker in het zadel zitten. Ik was bovendien langzaam veranderd. Ik was blijer en vriendelijker geworden, in ieder geval beleefde ik het zo. Het leven was weer leuk geworden, iets wat ik niet voelde toen de drugs in mijn leven gekomen waren. Ik beeldde me in dat de verandering van de meditatie afkomstig moet zijn geweest.

De nachtmerries, die mij tijdens het ontwaken overvielen. Het gevoel dat ik bijna verstikt werd. Het waarnemen van een afschuwelijk ritselende jas in onze hal. Het onvermogen om vloeibare voeding te slikken. Angst voor het donker. Nachtmerries.

Ik had geen drugs meer nodig om geluk te voelen of in het kosmisch bewustzijn naar buiten te zweven. Het leven was weer een spel en dat was de verdienste van de meditatie. Ik werd nieuwsgierig naar de mensen, er waren er veel in de meditatiegroep, die ik meteen vanaf het begin aan mocht.

Van jongs af aan had ik reeds de betekenis van de lichaamstaal geleerd. Dit liet me zien, of ik mijzelf in acht nemen moest of niet. Ook had ik geleerd aan de stem van andere mensen te horen wat ze eigenlijk zeiden of bedoelden, en dat het niet altijd vanzelfsprekend was dat de woorden overeenkwamen met wat ze werkelijk zeiden, of welk gevoel ze wilden uitdrukken. Hun lichamen verhulden dit steeds en ik kon daarom makkelijk merken, wie ik in de cursus kon bijhouden. De intellectuelen waren een categorie op zichzelf en toonden een bewustzijn van hun eigen toestand die niet met hun lichaamstaal overeenkwam. Daarentegen kwam ik direct in contact met diegenen die dichter bij het lachen zaten, hetgeen meestal de vrouwen in de groep waren. Bij hen telden de echte gevoelens. Ik blaakte de hele tijd als een zonnetje, vanwege tevredenheid over het feit dat ik eindelijk een groep getroffen had waar ik inpaste. Ik hoefde noch de pasja, noch de clown te zijn, om er bij te horen. Ik was doodeenvoudig een van hen.

Als kind moest ik op mijn hoede voor mensen zijn, die met mij iets tegen mijn wil in deden. Heel vroeg begon ik me voor diegenen te beschermen, die met naar buiten gerichte voeten liepen, zoals eenden; ook degenen die mij niet in mijn ogen konden kijken, schrikten me af, of die steeds een grijns op hun gezicht hadden. Ook vandaag de dag nog geven deze mensen mij een volledig uitgekleed gevoel.

Maharishi leerde dat de hele wereld in een enkele grote illusie verloren was. Het materiële had volledig de overhand over ons mensen gekregen. Het resultaat was dat we het contact met onze innerlijke stem en ons geweten volledig hadden verloren, dat ook de contactverbinding met onze individuele ziel was. Deze ziel zou ook een deel van de grote Eenheidsziel zijn, die in het daarachter liggende Zijn hetzelfde was als God. Het leek me dat Maharishi's leer op overzichtelijke wijze ontkrachtte waarvoor wij Westerlingen angst hebben, het Woord van God. Nu kregen wij een ander woord dat niet zo beladen was, "het Zijn". Daar zat geen onderscheid in, maar het woord bevrijdde ons van de begrenzingen, die onze christelijke cultuur in het begrip God had gelegd. Bovendien leerden wij door de meditatie de godheid in onszelf in de vorm van het Zijn te beleven. Deze godheid werd door dagelijkse oefening getransformeerd om tot onze innerlijke stem te worden. Door ons contact met de innerlijke stem zouden we steeds weten wat goed en fout was. Wij moesten leren om anderen dezelfde weg te kunnen wijzen, indien we uiteindelijk weer naar onze oorspronkelijke landen zouden terugkeren.

Ik besteedde een gedachte aan mijn christelijke opvoeding. Ik had altijd gebeden, maar geen innerlijke stem gehoord. De enige innerlijke stem die ik had gehoord, was de angst. Door het gebrek aan contact met de godheid had ik me steeds ellendiger gevoeld. En toch zag ik mijn bekendheid met christendom nu zo duidelijk, omdat ik door de meditatie had leren zien en onderscheiden. Hoe kon het dan met het wijzen van de weg in het innerlijk mislukken? Het stond immers helemaal overduidelijk de christelijke schrift: "Wees stil, ga je kamer in en weet, dat ik er ben." Maharishi opende mij de ogen en liet me zelf de waarheid van deze boodschap van Jezus begrijpen.

Waarom hebben de christenen geen meditatietechniek kunnen leren? Ja, hierom, omdat de innerlijke stem of de godheid diep onder alle mogelijke fantasieën, dogma's en leringen over zonde en schaamte was begraven. De christenen zijn op het gebied van de gedachte in hun haarkloverijen over de juiste manier van het geloven blijven steken. Het was voor hen belangrijker geworden gelijk te hebben dan de persoonlijke ervaring van het goddelijke te bezitten.

Maharishi, mijn Indische leraar, een kleine yogi met een altijd aanstekelijk lach, sprak over God of het Zijn als een bron van vreugde. Zonde en schaamte verwees hij naar vergissingen in het onbewuste. We moesten leren hoe we met de meditatietechniek zulke gevoelens konden vermijden of doordringen. Op de vraag of we nu Hindoes moeten worden lachte hij luid.

"Word je boeddhist, als je je met judo bezig houdt?"

Allen lachten mee. De judotechniek leerde men als praktisch middel in het dagelijks leven. Maharishi vond dat het met de meditatie precies zo was. Maharishi wees de weg, daarna moest ieder voor zich er op verder gaan. De eindconclusies moesten we zelf trekken, het leven moesten we zo vormen, zoals wij het wilden, uitgaand van onze eigen ervaringen.

Maar niet alle leringen die in de cursus werden overgedragen, waren direct aangenaam. Op een keer, toen Maharishi juist een voordracht over medegevoel en medelijden was beëindigd, stelde iemand hem de vraag, wat hij van Moeder Theresa vond, die immers in het Westen met haar werkzaamheden zich te bekommeren om stervenden in de sloppenwijken van India, aandacht gewekt had.

"Ze is de meest waardeloze persoon op aarde," antwoordde hij en keek op met een blik in de verte.

Gechoqueerd keken we elkaar aan. Een gefluister ging er door de menigte en spoedig kwamen er protesten. Onder een groot tumult werd Maharishi gedwongen zich nader te verklaren. Wat bedoelde hij? Had hij de vraag niet goed begrepen? Nee. Hij legde ons uit dat het voor niemand nut had, de arme op deze manier te helpen, omdat ze alleen maar nog zwakker zouden worden. Wij hielpen hen in hun eigen ellende achter te blijven. Iemand verhief zijn stem en zei:

"Het gaat wel om stervenden, daarom kan in Calcutta's sloppenwijk de ellende toch niet nog erger worden?"

"Als zij dan zo'n groot hart heeft, waarom blijft ze dan niet in haar eigen land om voor die van haar te zorgen?", antwoordde hij.

Dit klonk als een verklaring die een aantal van ons konden accepteren, zij het met zekere twijfel. Maar haar de slechtste persoon van de wereld noemen, stak me als een angel. De innerlijke stem naar wie ik door de meditatietechniek had leren luisteren, begon alarm te slaan. Van nu af aan gold het de oren open te houden en werkelijk te horen, welke boodschap hij eigenlijk verkondigen wilde! Hij moest zich door haar, die als buitenlander dacht, zijn eigen volk (vert. het volk van Maharishi) te moeten helpen, geprovoceerd hebben gevoeld. Misschien ging het om zoiets banaals als nijd.

Een aantal mensen werd zo opgewonden dat ze besloot de cursus te verlaten en het volgende vliegtuig naar huis te nemen. Ik bleef weliswaar, maar voor mij was zijn ster een beetje aan het verbleken. Ach, wat wist ik er eigenlijk van, van wat hij bedoelde? Ik was slechts een clown op een dwaalspoor.

*

We bereikte spoedig tot 20 uur dagelijkse meditatie. De ervaringen naar het hogere bewustzijn kwamen stap voor stap. De gelukzaligheid kende hier van af het begin geen grenzen. Het duurde niet lang eer je achterwerk evenals de rest van je lichaam protesteerde. Hier zo te zitten, maand na maand, daar was het lichaam niet voor gebouwd. Ik probeerde op wat voor manier dan ook mij in mijn kleine kamer te bewegen om de conditie niet te verliezen. We kregen maar een keer per dag voeding, de avondmaaltijd tijdens de voordracht, die altijd door Maharishi werd gehouden.

Iemand had aan Maharishi kenbaar gemaakt dat ik niet als meditatieleraar geschikt zou zijn aangezien ik stotterde. Op een dag riep hij mij naar zich toe en beviel mij, een uur per dag, zo hard ik kon, uit een heilig boek te lezen. Ik moest dit staande doen, op een heilige steen binnen in de jungle en daar moest ik dagelijks tien bladzijden uitschreeuwen. Als ik klaar was moest ik weer naar hem toe gaan.

"Nu word ik gek," dacht ik.

Eigenlijk wilde ik eruit onder de mensen zijn, eten en me vrij voelen. Maar ik zette verbeten voort totdat de cursus een andere richting op ging en wij met de theorie moesten beginnen.

Tijdens deze periode van lange meditatie keerde ik terug naar hetgeen in mijn kindertijd vriendschap met dieren bezorgde. Het gebeurde dat ik het mediteren vergat en in plaats daarvan urenlang in de kamer de weg van de mieren en hun onderlinge arbeidsverdeling volgde. Soms probeerde ik hun gang te veranderen, maar ze lieten zich niet voor de gek houden. Ze wisten wat ze wilden.

Gelijktijdig met mijn kosmische reis beleefde ik een gevecht me een aantal apen, die de onhebbelijkheid hadden te komen en op mijn blikken dak te gaan zitten. Zij leerden snel mijn kwaadheid op te roepen, als ze met hun voeten en vuisten op het dak klopten. Op die manier stoorden ze mijn meditatieve en kosmische oefeningen en ik ging met een bezem naar buiten om ze te verjagen. Ik had er zelden resultaat mee en gaf spoedig op.

Op den duur lukte het me ongeveer te berekenen wanneer ze zouden opduiken en kon ik aan mijn junglewandeling naar de steen beginnen, om daar zo hard als ik kon te schreeuwen. Maar ze vonden snel uit waar ik telkens was en ze kwamen om, hoe dan ook, mijn eigen publiek te worden.

Bij mijn angstige wandeling naar de heilige steen nam ik een knuppel en een wandelstok mee. De knuppel was voor de grotere apen bestemd, als ze me zouden aanvallen. Ik had griezelige verhalen gehoord hoe ze mensen honderden meters ver meesleepten, om ze vervolgens af te ronselen. Mij zouden ze in ieder geval niet te pakken krijgen. De wandelstok was een lange stand, die voor eventuele slangen was bedoeld. Ze konden van boven of van beneden komen, daarom moest je een lange stok bij je hebben. De knuppel was mijn garantie voor het overleven, omdat ik tegen mijn wil in gedwongen was om mij voorzichtig over het junglepad naar de heilige steen te begeven.

Ik merkte dat de steen als woonplek van een heilige man had gediend. Hij had zijn hele leven op de rotsblok doorgebracht met een afmeting van drie bij drie meter en een hoogte van ongeveer drie meter. De afdruk van zijn achterwerk was duidelijk te zien. Hier had hij in lotushouding gezeten en gedurende zijn hele leven gemediteerd, terwijl zijn volgelingen hem als een soort Godheid aanbaden.

In het begin had ik doodsangst uitgestaan voor wat mij zou kunnen overkomen, en ik stotterde meer dan ooit. Maar in het verloop van de dag begon mijn spraak tamelijk redelijk te vloeien. Het ergste was, dat de apen mijn  verblijfplaats hadden gevonden. Vaak zaten er maar een paar, maar soms verzamelde zich een hele horde nieuwsgierige apen. In het begin waren ze stil en luisterden ze naar de gek, die op de heilige steen hardop schreeuwde, maar het duurde niet veel dagen, tot een van de apen er tegenin begon te schreeuwen. Ik begreep dat het dat grote mannetje was, die misschien vond dat ik in zijn territorium wilde dringen. Ik probeerde het met de apen, die in de loop van de dagen steeds luider werden, op een akkoordje te gooien.

Op een dag werd het apenmannetje agressief en wierp een Indische granaatappel naar me. Dat er al lang een vorm van aanval gepland was, had ik al gevoeld. Nu gold er voor mij geen angst te tonen, omdat ik van de monniken had ervaren, dat de slag verloren zou zijn als ik angst toonde. Ik nam simpelweg de appel in mijn hand, die mij aan de heup getroffen had. Ik mikte precies, het mannetje zat niet veel meters verder, op een dikke boomstam en borstelde zich. Op school was ik een goede slagbalspeler geworden en had een perfecte worp. Nu concentreerde ik me en stuurde de granaatappel op reis. Hij trof de aap op zijn bek. Hij liet een luid gebrul horen en de overige apen staarden hem zwijgend en verwonderd aan. Ik greep mijn knuppel en zei dat het niet verstandig was om nog meer domheden te proberen. Deed hij dat, dan kon ik nog met de knuppel gooien net zoals ik met de appel had gedaan.

*

Het werd tijd naar Maharishi terug te keren om hem triomfantelijk mede te delen, dat ik met het boek klaar was! Toen ik op een van de avondvoordrachten in de voordrachtszaal het toneel op sloop, ging het met een gevoel dat me eindelijk iets was gelukt. Ik had immers het apenmannetje overwonnen. Maharishi keek verwonderd op, toen ik het toneel op kroop en hem op de knieën benaderde.

"Ik ben nu klaar met het boek, Maharishi", verklaarde ik trots. Hij lachte me toe.

"Goed, doe het opnieuw," was zijn vastberaden antwoord.

Ik vertrouwde mijn oren niet en hij zag mijn verwondering.

"Doe het opnieuw,"zei hij nogmaals, op duidelijke toon dat het nu genoeg was.

Teleurgesteld verliet ik het toneel. Ik, die hem een hele maand lang mijn moed had aangeboden. Nu moest ik weer naar buiten naar die verdomde heilige steen en nog een maand lang schreeuwen.

Natuurlijk  stond ik de volgende dag op de steen, en schreeuwde weer. Het lukte me nog een maand uit te houden, enkel om de volgende keer toen ik bij Maharishi kwam, hetzelfde antwoord te krijgen. Hij stuurde me gewoonweg voor de derde maand weer naar buiten om vanaf de steen te gaan schreeuwen.

Positief in mijn ellende was dat ik geen 20 uur hoefde te mediteren. Om te beginnen ontdook ik dagelijks twee uur, aangezien het een uur duurde om naar de steen en weer terug te gaan. Na een dag begon ik de tijd steeds meer uit te rekken en ontwam op die manier slim uit mijn isolatie. Toen ik het boek voor de derde keer het halve boek had gelezen, bracht ik het tempo naar beneden en ontdekte tot mijn grote vreugde, dat ik helemaal zonder stotteren kon lezen.

Spoedig had ik de gehele derde keer tot een goed einde gebracht en benaderde ik Maharishi van onderen af het toneel op. Ik verwachtte niet weer door hem te worden afgewezen! Hij boog naar me toe, om te horen wat ik wilde zeggen. Ik fluisterde naar hem, dat ik nu weer met het boek klaar was. Hij keek geamuseerd op.

"Kom, en lees voor ons allemaal."

Nooit had ik zo'n angst gehad, op het toneel te staan als nu. Ik sloeg op goed geluk een hoofdstuk uit het boek open, dat luidde: 'De kunst van het handelen', met de ondertitel 'De kunst, een handeling uit te voeren, om het efficiëntste en meest gewenste resultaat tot stand te brengen'. Ik ging met trillende benen het toneel op. Maar toen ik las, merkte ik, dat alles vloeide zonder dat ik stotterde. Mijn knieën hielden op met beven en de woorden doorstond ik zonder problemen, tot het hoofdstuk ten einde was. Zelf vond ik, dat het hele chapiter van mijn zojuist afgesloten werk aan de steen klaar was. De andere kameraden onderaan het toneel stelden zich eensgezind op en applaudisseerden. Maharishi riep me bij zich.

"Je zult een goede leraar worden," zei hij.

Dit was anders dan bij mijn oude lerares Elsa, die al mijn klasgenoten ertoe aanzette mij uit te lachen wanneer er bij het lezen iets mislukte, hoewel ik het zo graag goed wilde doen. Nu had deze kleine Yogi het mij doen lukken zonder dat ik in ook maar een hapering bleef steken. Tevreden klopte hij me op de schouders en maakte de kameraden blij, die de situatie hadden begrepen. Vol van dankbaarheid trok ik me van het toneel terug, terwijl de kameraden mij feliciteerden.

Nu wist ik dat ik meditatieleraar mocht worden. Maharishi gaf mij de verantwoording voor een deel van manschappen en mijn repetitie ervaring van het theater kwam me zeer goed van pas. Deels moesten we de heilige traditie uit ons hoofd kunnen, een tekst van 35 bladzijde, deels moesten we ook in de vreemde taal Sanskriet kunnen zingen, een oeroude Indische taal, die alleen in religieuze samenhang wordt gebruikt en dan het meest tijdens Puja's.

Puja's waren inwijdingsceremonieën, die door de goeroe of leraar worden uitgevoerd, als hij zijn volgelingen in het mysterie van de meditatie inleidde. Puja's konden ook bij gewone religieuze ceremonies of als begin van een Kirtan-avond worden gebruikt, een liederenavond met religieuze inhoud. In India kwamen de mensen graag naar die liederenavonden, waarbij India's cultuurgeschiedenis zowel verhalend alsook in de liedtraditie van de Pundits wordt beschreven, zangers, die het culturele en het religieuze erfgoed van India verzorgden en bewaarden. Sinds onheuglijke tijden werd deze traditie van vader op zoon overgegeven. Zij werd aan ons allemaal doorgegeven, die leraar in de heilige traditie zouden worden - alles moest uit het hoofd geleerd worden. Maharishi maakte ieder van ons leraar en gaf het laatste deel van de kennis persoonlijk aan ieder individu door, onder in zijn eigen meditatieruimte in het huis waarin hij woonde.

- Nu begint het werkelijke leven, dacht ik.

11. MET HET MASKER VAN DE CLOWN

Langzamerhand kwam de tijd voor de terugreis. In tegenstelling tot mijn geestelijk welbevinden, had het lichaam klappen gekregen. Ik was mijn conditie volledig kwijt, omdat ik de meeste tijd had stilgezeten. De verzorging was niet heel erg voedingrijk geweest en ik had beduidend aan gewicht verloren. De humor was tijdens mijn hele opleiding aan het wankelen gebracht. Natuurlijk had Maharishi mij er mee gerustgesteld dat het maar oplossingen van spanning waren, die mijn zenuwsysteem verlieten, maar toch was het proces van de inspanning om tot zelfverwerkelijking te komen, pijnlijk.

In feite verlangde in naar thuis, maar was toch bezorgd met het oog op de terugreis. In Zweden zouden mijn vrienden en mijn meisje op me wachten. Zou ik hen kunnen vertellen, aan welke idiote dingen ik tijdens de cursus deelgenomen had? Ik had nachtmerries gehad, dat Jane me zou hebben verlaten en ik was zenuwachtig om naar het theater terug te gaan. De vragen waren er vele en ze stapelden zich op, toen het vliegtuig over de oceaan naar het veilige Noorden vloog. Ik miste plotseling de ethiek daar, de moraal, de welvaart en niet op de laatste plaats Jane, mijn meisje.

Toen ik tenslotte in Kopenhagen uit het vliegtuig stapte, kon ik Jane nergens zien. Alleen Gunilla was verschenen. Gunilla was degene, die mij ooit met Jane had samengebracht. Direct werd mijn ergste vermoeden bevestigd, Jane had me verlaten.

De werkelijkheid had me te pakken en nu opeens, hielp daarbij geen verklaring van een of ander kosmisch model. Ik was verlaten, door haar die ik echt liefhad. Ik zat vast in de realiteit, dat ik voor een andere man verlaten was. Met welk nut had ik dagelijks dag en nacht gemediteerd, om mezelf te verwerkelijken? Een verliezer was ik, omgeruild voor een ander, en het hielp niets, hoe zeer Gunilla ook probeerde mij te troosten. Ik had mijn mentaal verweer in India verminderd en liet me door visioenen en door luchtfietserij leiden, door ideeën opslokken en had slangen en apen, yogi's en heiligen in hun belevingswereld achterna gezeten, had gehoorzaam gedaan, wat me door Maharishi werd opgedragen, en maanden waren voorbij gegaan, zonder dat ik er ook maar iets van gemerkt had, dat ik ver verwijderd, op de uiterste as van de wereld, was uitgekomen.

Ik had de weg van het verstand verlaten en me voor de tweede keer in mijn leven op glad ijs gewaagd, en ging nu opnieuw door het ijs. Over bleef noch de heiligheid, waarvoor ik in India had gevochten, noch de liefde thuis in Zweden.

De thuiskomst werd voor mij een mentale noodlanding en ik raakte in een depressie, die een zeldzame vorm zou aannemen. Ik raakte weer in de isolatie van mijn jeugd, ik zwierf 's nachts in de straten van Malmö. Tegelijk met het feit, dat Gösta Folke mij de rol van Clown Beppo aansmeerde, woedde er wanhoop in me.

*

De hoofdrol als Clown Beppo vroeg alles van me, tegelijkertijd wachtten de mediterenden erop dat hun nieuwe leraar met de lessen zou beginnen. Die last werd te groot. Gösta kon er niet omheen om te zien, hoe het met me ging, maar hij stuurde me voorlopig weg, doordat hij me over alle dwaasheden liet vertellen, waarvan ik me juist had voorgenomen er niet over te praten.

"Nu ben je voor altijd een clown," zei hij.

De kranten vulden zich met meters tekstkolommen over mij persoonlijk. Niet veel mensen wisten echter, dat achter het masker van de clown, zich een identiek lot verborg, dat dicht genoeg bij het thema van de voorstelling lag. De kleine ballerina van de clown, was door een verliefde tovenaar ontvoerd. Zijn grote liefde was in een onzekere toekomst verdwenen.

De overeenkomst met mijn persoonlijke situatie, bewerkstelligde dat mijn gehele fysieke wezen reageerde en ik onmiddellijk problemen met mijn stem kreeg, die alleen maar wilde verdwijnen of stil wilde zijn. Gelukkig was de betreffende rol min of meer pantomimisch en ik worstelde er me zo goed en kwaad als het ging doorheen.

Bij de première huilde ik zo'n beetje de hele voorstelling door. Toen ik in de kleedkamer ging zitten om mijn witte clownsgezicht af te schminken, zag ik in de spiegel een volledig uitgelopen zebragestreept wezen. De tranen hadden gevloeid en hadden het clownsmasker laten doorlopen. Ik had getranspireerd en mijn kostuum was drijfnat geworden. Dat ik desondanks succesvol was geweest, begreep ik uit de reactie van het publiek.

Volledig doorgelopen, ging ik na de voorstelling naar buiten, om tot in de vroege morgenuren, straat in, straat uit te wandelen, totdat ik de inzinking nabij was, en me met de eerste oplage van de ochtendkrant met de recensie van de voorstelling, naar huis sleepte.

Het huis dat vroeger mijn liefdesnest was geweest, was tot een krot gereduceerd, waarin ik alleen maar sliep of in gevecht was met de uren, tot aan de volgende dag, waarin de ellende van voren af aan begon. Op deze morgen had ik in ieder geval recensies die mij gunstig gezind waren, het resultaat was goed. In al mijn ellende voelde ik de bevestigingen als bevrijdend. Ik had in een geweldig tempo door de hele voorstelling gesprongen, gefietst en gekrijst, naar mijn liefste zoekend, die in een betoverde wereld was verdwenen.

Mijn persoonlijke tragedie leefde mee in mijn zoektocht naar mijn liefste. De tovenaar en Beppo moesten elkaar tenslotte tegenkomen, opdat er een gelukkig eind tot stand gebracht zou worden. We brachten het publiek zover, om volledig aan het duel tussen ons deel te nemen. De intensiteit van het gevecht ging op en neer, om tenslotte met grote betrokkenheid van het publiek met de bevrijding van mijn kleine ballerina te eindigen. Maar in mijn privé-leven had de tovenaar gewonnen. Ik was met de clown Beppo een samenleving aangegaan en mijn meest fantastische ballerina was voor altijd met een tovenaar meegedanst, met wie ik me niet kon meten.

*

Teddy Rhodin, een balletchef uit het theater, die zelf in de voorstelling meedeed, dacht dat ik, aangezien ik zo'n succes had, met de carrière van de clown wilde doorgaan. Hij overtuigde mij dat ik om opname in de Russische clownschool in Moskou moest verzoeken. Hij verzekerde mij dat hij bekenden en contacten had, die het mij mogelijk konden maken om mijn clownsdroom te verwezenlijken.

Het probleem was alleen, dat ik geen clownsdroom had. Blijkbaar vonden anderen dat ik die zou moeten hebben, daarom moest ik er wel bij blijven. Ik bracht het Zweeds instituut er toe, een vierjarige opleiding aan de clownschool te sponsoren, en ik kreeg warempel de grote cultuurbeurs van de Zweedse bouwvakkers, alles om mij in staat te stellen, deze fantastische mogelijkheid te gebruiken, die zich voor het eerst voor iemand uit West-Europa voordeed. Maar wilde ik vier jaar lang in Moskou leven? Was ik daarvoor naar India geweest, om mijzelf tot meditatieleraar op te leiden?

De vragen stapelden zich op en ik voelde steeds sterker, dat ik geen zin in Moskou had. Ik had het beursgeld aanvaard, en mensen van ver en dichtbij spraken over mijn op handen zijnde reis naar het fantastische Moskou. Toen kwam er een brief, van de aan het Malmötheater verbonden Primadonna Prytzan. De brief was op vriendelijke toon geschreven met de duidelijke boodschap: "In Godsnaam, ga niet naar de clownschool in Moskou. Je verstoort je schitterende carrière als toneelspeler wanneer je in de mist van Moskou verdwijnt."

De brief was een signaal, waarnaar ik niet kon luisteren. Ik verzaakte het verstand en ging. Zoals altijd was ik genoodzaakt mijn ervaringen zelf te beleven. Maar zonder mijn innerlijke inspiratie, bleef ik er niet lang als leerling en vier maanden later zat ik weer in het vliegtuig naar huis. Er volgden een schandaal en nieuwe artikelen, maar ik maakte me er niet druk om. De eerste keer was het tante Naima geweest, die me in de goede richting had gewezen, en nu was het Prytzan, beiden grote primadonna's met de gemeenschappelijkheid dat ze op een bepaalde manier rechtstreeks in mijn innerlijk hadden gekeken.

*

Terug in Malmö, trok ik steeds gedeprimeerder door de nachten tussen de muren van de huizen. In het meditatiecentrum in de Stora Nygatan in Malmö waren de verwachtingen van hun nieuwe meditatieleraar groot, maar van les geven kon nu geen sprake zijn. Iedere voorstelling in het theater, waar ik als clown Beppo terugkeerde, zorgde ervoor dat ik dieper in het trauma wegzakte, dat zich met mij had verstrengeld. De werkelijkheid zien, werd zwaar en ik gleed steeds verder in angstwekkende fantasieën. Het gevoel voor een afgrond te staan, overkwam me. Dat de stem het niet kon volhouden, begreep ik, omdat ik voelde dat hij steeds meer verdween of brak, niet alleen tijdens de voorstellingen, maar ook in mijn persoonlijk situatie.

Een gevoel van paniek maakte zich van mij meester. Het doofstomme trekje kwam weer. Ik werd steeds meer mensenschuw. Op het laatst werd ik gedwongen, een psychiater in zenuwinrichting St. Lars op te zoeken, opdat ik in mijn omstandigheden geholpen kon worden. Mijn lichaam had op de stress gereageerd, doordat bulten zo groot als kippeneieren op mijn hoofd groeiden. Het deed pijn en het was zelfs moeilijk, om mijn haar te wassen. De dokter verklaarde me, dat ik een overspanning in de zenuwbanen of synapsen had, wat op mijn lichamelijke toestand duidde. Mijn zenuwen hadden teruggeslagen en de bulten waren een resultaat daarvan. Overal op mijn lichaam zwollen de bulten en hij verklaarde mij meteen ziek.

Opnieuw voelde ik dat ik Gösta in de steek had gelaten. Rolf Hepp, een danser en toneelspeler, moest in allerijl mijn rol leren en verving me snel. De voorstelling werd dus niet afgezegd, maar werd zoals gepland voor een uitverkocht huis uitgevoerd. Ik moest een andere dokter opzoeken, die mij vanwege mijn vermoeide stem absoluut zwijgen voorschreef. Zo gaf me dit de ongewenste mogelijkheid en tijd, nog meer in mismoedigheid te vervallen.

*

Ik ging naar Omberg naar het strand van Vättern. Sinds ik vanaf het begin van de zeventiger jaren in Östergötland heb gefilmd, was ik met dit landschap ingenomen. Hier waren ook delen van mijn afkomst. Mijn broer Bertil had hier in de buurt een optrekje gekocht. Hij beschikte niet over mijn hang naar het religieuze, maar had daarentegen een neus voor zaken en was betrokken bij de toekomstige ontwikkeling van het toerisme in de buurt van uitgravingen van de vierduizend jaar oude graven bij Dags Mosse in de buurt bij de klooster-ruïne Alvastra en bij hotel Ombert.

Omberg bewees zich als perfect oord voor genezing. Het verre uitzicht over de Vättern tot aan Östergötland, de zich in zee spiegelende berghellingen, de damp boven het woud en het ruisen van de vaak stormachtige zeeën, waren helende krachten, die mij dag na dag met nieuwe energie vulden. Ik wandelde dagelijks door het gebergte van het Ellen Keys strand naar de vissershaven en naar de steengroeve in Borghamn en sliep vaak in de tuin van de klooster-ruïne Alvastra onder de beschutting van boeken, in. Gewoon zomaar hier in het gras te liggen en met energie gevuld te worden, die de bodem uitstraalde, verzachtte een deel van mijn innerlijke pijn. Soms bezocht ik het mooie huis van Ellen Keys, dat ze op de helling buiten Omberg had laten bouwen. Het huis stond op een zeer steile heuvel heel dicht bij het wilde water van Vättern. Om te voorkomen dat gasten te dicht bij haar in de buurt kwamen, liet ze daarom het toeristenhotel Omberg bouwen, wiens inrichting en kleurkeuze haar hadden geïnspireerd.

Tijdens mijn periode van ziekte wandelde ik dagelijks voorbij het hotel en was verrukt vanwege zijn architectuur. De oude burgermannetjes, die langs de muren zaten, als ik even snel voor koffie of thee naar binnen kwam, waren meestal oude landadellijken, die in het hotel overwinterden. Daar zaten ze zwijgzaam, sommigen in de herensalon, waar het van de sigarenrook potdicht stond, anderen bevonden zich in de zalen.

Ik kocht later een eigen optrekje tamelijk dicht bij het gebergte. Tijdens het jaar waarin ik op deze plek woonde, vond ik dat veel gepensioneerde priesters, schrijvers en kunstenaars, zich om dezelfde magische reden als ikzelf daar in de omgeving vestigden. De kracht die het gebergte op zijn bezoekers uitoefende, was zeldzaam. Van het feit, dat ik later eigenaar van juist dat toeristenhotel in Omberg zou worden, had ik toen nog geen besef.

*

Ook toen ik genas, verliet mij de twijfel met betrekking tot het theater niet. Ik voelde een vernieuwde geestelijke honger en ik miste Maharishi. Dit leidde me naar de gezondheidsstad Fiuggi in Italië, waar volgelingen zich om hem heen hadden verzameld. Daar wachtte ik er enige tijd op, dat Maharishi mij rijp genoeg zou vinden om als monnik gewijd te worden en toen hij op een avond sprak dat het zover was, huilde ik. Ik moest in kuisheid, gehoorzaamheid en in armoede leven. Ik voelde me heel benauwd en kon de avond voor de inwijding nauwelijks slapen.

De volgende dag, toen ik met trillende benen bij Maharishi kwam, toonde hij me met een gebaar dat ik kon gaan zitten. Ik was opgewekt en aandachtig tegelijk, toen ik plotseling vanuit de sofa een gesnurk hoorde. Maharishi was ingeslapen. Toen hij na een tijdje weer wakker werd, stond hij op en ging aan mij voorbij, als of er hoe dan ook niets was gebeurd.

Mijn hele leven lang heb ik monnik willen worden. Misschien door een sterk gevoel gedreven, dat seks niets voor mij was. Ergens was er iets mis met mijn seksuele identiteit, maar voor lange tijd wist ik de oorzaak niet. In plaats daarvan koos ik meester, religie, filosofie, pas nadat ik me daar bevestigd en geliefd door voelde en er als deel van een betekenisvolle visie in geloofde, dat ik daar mijn thuis had, zonder verwachting van seksualiteit.

Mijn goeroe leek opeens maar een heel gewone man, die bij lange na niet de goddelijke verschijning was, die ik zocht. Hij was niet meer de geestelijke wegwijzer, die ik in mijn leven nodig had. Mijn ogen werden voor dingen geopend, die ik voorheen niet wilde zien. Maharishi's seksleven was bijvoorbeeld, zacht uitgedrukt, omvangrijk. Dat een man in zijn positie een seksleven had, kwam op mij als volledig onverenigbaar over. Vanwege het feit dat ik heel dicht bij hem stond, moest ik vaak zijn kamersleutel beheren, die hij mij tijdens verschillende gelegenheden vroeg te overhandigen aan een van de jonge dames.

Ik had ook gemerkt, hoe hij aan de telefoon zomaar enthousiast kon zijn, om na beëindiging van het telefoongesprek de afspraak aan de betreffende persoon niet na te komen. Dit had ik in mijn blinde verliefdheid vroeger niet gezien. Ik vond ook dat zijn manier van geld naar zich toe te schrapen, verdacht was. Hij wilde onder andere een leerling laten geloven, dat je de zwaartekracht kon overwinnen. Dat het mogelijk zou zijn om te leren vliegen, of zoals hij het noemde, te 'leviteren'. Voor de cursus van de edele kunst tot levitatie betaalde je 35.000 (Zweedse) Kronen per persoon. Hij kwam ook met het verhaal dat je je onzichtbaar kon maken, om je op meerdere plaatsen tegelijkertijd te kunnen bevinden.

Toen ik naar het theater in Malmö terugbevolen werd, pakte ik de gelegenheid aan. Ik liet voor mijn voormalige meester een mededeling achter, dat ik me zo snel mogelijk naar Zweden moest begeven. Een paar dagen nadat ik Maharishi had verlaten, kwam tot zijn grote teleurstelling het nieuws dat de Nobelprijs voor de Vrede niet aan hem was verleend. Hij had hard gevochten voor de status, die de prijs hem zou hebben geven.

 

12. TONEELSPELER EN HOTELDIRECTEUR

Ik was weer in Zweden, en ondanks de teleurstelling met Maharishi, met een bevrijd gevoel. Maar ik vond het een vreemd idee om naar Malmö en naar het theater terug te gaan, want wat ik in Fiuggi gedaan had, was slechts een uitvlucht geweest. Ik had afstand nodig van het religieuze spektakel dat ik had opgeslorpt, daarom zocht ik Gösta Folke op en sprak over mijn behoefte aan herhaling en stilte. Gösta was zoals altijd begripvol en gaf mij tijd om na te denken.

Ik stuurde weer op mijn geliefde Omberg aan. Ik had zin in de zwarte aarde. 's Ochtends ploegde ik het land dat bij het kleine optrekje hoorde, dat ik had gekocht. De namiddagen wijdde ik aan het beleven van de zonsondergang op de steile klippen aan het water. Het brulde en donderde. Hier hadden zich sinds onheuglijke tijden zoekenden verzameld om hun godsdiensten vrij te vieren en avond na avond dezelfde wonderbaarlijke zonsondergang mee te maken.

Dankbaarheid trok door elk deel van mijn lichaam, toen ik me na de meditatie tijdens zonsondergang liet neerzakken op het rotsplateau. Ik voelde, hoe de hele rots mij met zijn warmte omsloot.

Ik kon van het gevoel op geboortegrond te zijn, niet genoeg krijgen. Het was alsof die tegen iets in mij sprak, dat daar in  het buitenland volledig op slot was. Een deur te openen en deze open te laten staan ervoer ik als een zuiver wonder, waarvan ik hoopte dat het nooit zou ophouden.

In alle eenvoud de boeren te ontmoeten, die de bodem op Dags Mosse bewerkten, was, alsof ik hoge geesten ontmoette. Ik genoot er van, tijdens de avonden hun verhalen over alles te horen, van de heilige Birgitta en de monnik van het heilige klooster Alvastra tot de goddelijke koningin Omma, die het gebergte regeerde.

Ze moet een dame geweest zijn, tegen wie je het niet makkelijk kon opnemen. Als ze in een goed humeur was, dan bedekte ze het hele gebergte met nevel. Verhalen over meerder lotgevallen spraken me aan, als sprookjes een kind aanspreken. Ik voelde voor het eerst in mijn leven algehele saamhorigheid, die niet op religieuze gronden berustte.

Ik beleefde een ontspannen nabijheid tot de andere oude mensen, als we avond na avond met de aarde onder onze nagels bij elkaar zaten en gewoonweg genoten van wat Dags Mosse en Omberg ons te bieden hadden. Gustav heette mijn naaste buurman. Hij was het, die naar buiten kwam en me gadesloeg, toen ik aan het begin van de herfst onkruid uit mijn vier morgens (vert,: Een morgen is een oude landmaat.) grote akker verwijderde. Toen hij ongeveer een half uur aan de rand van de weg had gestaan en ik hem al werkend naderde, lachte hij zacht en vroeg zich af wat ik deed.

"Ik verwijder het onkruid tot aan de lente."

Toen barstte Gustav in een van zijn typische manieren van lachen uit.

"Nee joh,"" zei hij, "in de herfst eg je niet en je ruimt het onkruid ook niet, laat mij maar je daarbij later helpen."

Gustav was een man met een kort postuur, die zich zijn hele leven lang op de patriarchale hoeve afgetobd had. Zijn blinkende helderblauwe ogen straalden van vriendelijkheid. Zijn handen waren zo groot als kruiwagens van al het werk, en hij bewerkte de hoeve in zijn eentje. Toch had hij tijd voor iedereen, die bleef staan of hem bezocht. Gustav was op Omberg en Dags en Mosse een geliefd mens. Hij zou mijn geestelijk vader worden, meer nog, dan alle yogi's en leraren, die ik tot nu toe was tegengekomen. Het was een verademing met hem te zitten en te zwijgen en door zijn keukenraam in de richting van Omberg uit te kijken.

*

De wonden genazen en mijn teleurstelling over de onechtheid van mijn Indische meesters, begon zich steeds meer uit mijn gedachten te begeven. In deze omgeving vond ik mezelf weer. Ik kwam weer op adem. Zo vonden mij Gösta Folke en Agneta Prytz, toen ze met de bedoeling op bezoek kwamen, Conny weer naar Malmö en het theater terug te brengen. Agneta vertelde over de fantastische in ballingschap levende Roemeense regisseur, die nu een contract had met het theater, een man die voor de kunst leefde. Het was Gösta gelukt hem aan het theater te contracteren, om een nieuw stuk, het "Koekoeksnest" van Ken Kesey, te ensceneren. De handeling speelde zich af in een psychiatrische inrichting en Agneta zou zelf een van de hoofdrollen, zuster Ratched, spelen. Overigens moest je weten, dat dit stuk net zoals de film met Jack Nicholson in de hoofdrol was opgenomen, vandaar gold voor het theater in Malmö om het vóór de filmpremière af te hebben, teneinde een goed publieksopkomst te genereren, als de film eenmaal zou gaan lopen. Nog steeds zouden niet alle rollen bezet zijn. Er zou een rol zijn, die slechts door een enkele toneelspeler, namelijk Conny Larsson, gespeeld zou kunnen worden.

Om te voorkomen, dat we op dit thema vastliepen, zei ik, dat ik eerst het manuscript zou moeten lezen. Mijn laatste bezoek aan het theater was niet bevredigend afgelopen en ik voelde me tussen de andere toneelspelers niet als de meest graag geziene persoon.

Mijn levenslang buitenstaander zijn, had natuurlijk zijn sporen achter gelaten en het ging mij steeds tussen buitenstaanders het beste af. Ik hield me altijd, behalve in theatergangen, in kroegen en andere plaatsen op, waar zij bijeen kwamen om daar de nachtelijke uren door te komen.

's Middags aten we in het toeristenhotel Omberg, dat mijn oudere broer Bertil tenslotte had gekocht. Hij had me overtuigd daar aan deel te nemen. Zijn gedachte was, dat we dit hotel als gezondheidsoord en meditatiecentrum voor de TM-beweging zouden leiden. Het oude rood gestreepte houten gebouw met zijn twee huishoeken en geweldige balkonterras in twee etages, een trappenhuis gebouwd als erkers en een beeldschone ligging op de hellingen van de Omberg met een beukenbos erachter en het veld voor het hotel, dat zich onder tot Vättern en tot het Ellen Keys strand uitstrekte, was zonder meer een degelijk cultuurhuis met traditie. Stak je met je neus in het gastenboek, kreeg je bevestigd dat allerlei voorname mensen de zomer hier doorbrachten.

Mijn broer verhoogde de prijs van een volledig pension, wat een schreeuw van protest van de kant van de oude gasten met aristocratische namen opleverde, en in de komende zomer bleven er nog maar weinig, die er bovendien over werden geïnformeerd, dat hier alle soorten mensen zouden komen wonen. Het hotel vulde zich met nieuwe gasten van allerlei soort en een nieuwe periode werd door mij en mijn broer als hoteldirecteur ingeleid.

Maar daar kwam de grote envelop met het beloofde manuscript "Het Koekoeksnest" in mijn Postvak IN aan. Al na een paar bladzijden merkte ik, dat ik niet kon ophouden met lezen. Ik ploegde me nauwgezet door het manuscript. Er was ritme, poëzie, drama, alles was een toneelspeler zich wensen kon, en de rol waarvan Agneta vond dat die mij op het lijf geschreven zou zijn, was niet moeilijk te ontdekken. Billy Bibbit, de stotterende kleine angstige jongen, die door zijn mama, een vriendin van zuster Ratched, in een psychiatrische kliniek opgesloten was. Het hele stuk was een verschrikkelijk drama over de terreur van psychiatrische inrichtingen tegen hun bewoners. Ik werd gefascineerd en ik stelde me taferelen voor, hoe ik Billy Bibbit gestalte zou geven. De prikkel hield me in zijn greep. Spoedig was er een onderkomen en al het praktische gereed en ik verliet mijn geliefde Omberg weer voor het theater. En ofschoon ik echt hield van mijn werk aan het Koekoeksnest, nam ik toch mijn oude carrière weer op.

*

Een verheugende aangelegenheid in Malmö was de aanwezigheid van een van de beroemdste operazangeressen ter wereld. Ze had een gastrol in een grote opera en we ontmoetten elkaar vaak in de gang. Ze toonde een overdreven interesse in me, en ik liet het me geen twee keer zeggen, toen ze me op een avond in haar gastwoning had uitgenodigd.

Ze had een uitgelezen vegetarisch maaltijd op tafel gezet en de muziek klonk uit de luidsprekers. De kaarsen in de kandelaars op de tafel brandden, de champagne stond op zijn plaats, alcoholvrij, aangezien ze zich had laten informeren naar mijn gewoontes. Het werd een gedenkwaardige avond, daar ze de langspeelplaten wisselde, de een nog mooier dan de andere, en ze mij in de dans over de vloer deed zwieren. Ze drukte haar grote boezem in mijn nek en fluisterde me met Schonisch accent "mijn lieveling" in het oor.

De lichamelijke aanraking vulde me met warmte en ik omarmde haar. Ik werd opgewonden, weer door een oudere vrouw. Ik herinner me, hoe ik mijn armen om haar sloeg en haar pakte. Ze was niet echt klein en ze gebruikte haar forse lichamelijke kracht om me de slaapkamer in te slepen. Haar dunne jurk viel in een mum van tijd op de grond en mijn kleren ook. Ik viel achterwaarts op het goed voorbereide bed, terwijl ze een plaat van Figaro's Hochzeit van Mozart oplegde.

Toen ze zich in bed over mij heen legde, voelde het dusdanig aan, alsof ik mijn tweede verdrinking tegemoet ging. Haar borsten puilde over mijn gezicht en ik had moeite om te ademen. De hele nacht door bedreven we de liefde met elkaar, ze scheen er niet genoeg van te krijgen. Op een erotisch moment viel ze in Cherubin's Aria in, die juist van de langspeelplaat klonk, en ik begon hard te lachen, toen ik op haar buik heen en weer werd geschud. Hoe dichter zij op het punt van bevrediging kwam, hoe harder ze zong. Nog nooit had ik zo iets meegemaakt.

Dankbaar en afgemat sliepen we nog een paar uur in, om door de telefoon te worden gewekt, waarlangs men om een interview in de woning vroeg. Ik sloop door de keuken naar buiten. We ontmoetten elkaar meerder keren, totdat haar gastoptreden in Malmö voorbij was. Ik genoot nacht na nacht met deze miraculeuze vrouw en ik ben haar eeuwig dankbaar. Op de lange duur was de vrucht van onze verhouding niet van enige betekenis, maar een bijkomend voordeel was wel, dat ik de opera begon te waarderen.

Er was echter ook een tijd van hard werken. Niet alleen in het theater zelf, maar ook met de omstandigheid, dat ik gedurende de tijd in Omberg wat overgewicht had gekregen. Een intensieve afslankcursus begon. Mijn strenge dieet in combinatie met mijn intensieve werk aan het theater maakte me spoedig zeer moe. Ik viel ongeveer twintig kilo af, om in de rol te passen. Met behulp van de Roemeense regisseur, een kleine man met sliertig zwart vet haar, stortten we ons allemaal in de interpretatie van onze rollen. Zijn kleren hingen als vodden aan het begerige kleine lichaam en dit versterkte de onverzorgde indruk. Hij had alleen maar het stuk en de toneelspelers voor ogen.

In onze kleine regisseur hadden wij een meester in volle vaart met zijn schepping, daar waren we het met zijn allen over eens, en wij werkten hard aan zijn kant, tot aan de dag van de première. We waren allemaal op van de zenuwen. God zij dank was mijn eerste optreden zo'n beetje op de helft van de voorstelling, daarom moesten Agneta en de anderen de grote last dragen, het grote publiek op te warmen. Het publiek zat onrustig te draaien in hun stoelen. Maar in de coulissen zag ik, hoe het ensemble de overhand over het verbaasde publiek kreeg, dat spoedig geen kik meer van zich liet horen. Gefascineerd zaten ze daar en waren aan het spel gekluisterd. Agneta was een grote dramatische toneelspeelster, die met iedere uitspraak als hamerslagen de onderbuik van het publiek uit Malmö trof. Met de lessen van mijn vroegere studieverblijf op St. Lars dacht ik hen te laten zien, hoe het in de psychiatrische kliniek eigenlijk aan toe ging, en ik glipte naar binnen, om voort te zetten wat Agneta en het ensemble waren begonnen.

Het publiek koos de kant van de patiënt en zonder dat het daarvan bewust was, vormde het zich een front tegen het ziekenhuispersoneel, dat natuurlijk de druk van het publiek voelde. De voorstelling had zijn doel bereikt, daarover kon geen twijfel bestaan. Toen de laatste regels gesproken waren en het publiek ervan werd bevrijd, doordat het licht in de zaal weer aanging, werd er alleen maar gezwegen. De 800 personen in de zaal hadden enkele minuten nodig om te begrijpen dat het stuk klaar was. Uitgeput, maar toch overgelukkig, stonden wij midden op het toneel en namen het applaus van het publiek in ontvangst.

Nu restte ons alleen nog maar de zorg om de ochtendkranten, die in Malmö al na middernacht verschenen. Onze regisseur was buiten zichzelf van blijdschap en wist niet waar hij heen moest gaan, totdat de kranten uitkwamen. In plaats van de rest van het ensemble te volgen en de premièreavond te vieren, nam ik hem mee naar mijn optrekje, totdat het middernacht sloeg en wij naar de krantenkiosk boven bij de Triangel slenterden.

Nerveus bladerden we door, totdat we bij de cultuur- en theaterpagina's kwamen. Het succes was overrompelend, woorden van lof regenden over het stuk, de regisseur, de toneelspelers, zelfs de hele theaterleiding. Het duurde een tijd tot onze regisseur de omvang van zijn succes begreep. Hij was immers in zijn dictatoriale wereld aan zijn artistieke werk als enige wapen uitgeleverd. Personeel van het Roemeense consulaat en een paar andere Roemenen bevonden zich meestal tijdens de repetities bij hem in de buurt. Maar door dit resultaat werd hij onaantastbaar en kon hij verdere regieopdrachten in het land aannemen, wat hem mogelijk maakte in het vervolg als cultuurwerker in Zweden te blijven. En Gösta genoot er van, eindelijk een dramatisch groot resultaat op het grote toneel te hebben bereikt.

De herhaling van de voorstelling avond na avond, ging me snel de keel uithangen, hoewel we voor een uitverkocht huis en een zeer gewaardeerd publiek speelden. Toen mij nog twee grote rollen op het grote toneel werden aangeboden, nam ik ze slechts uit puur gemak aan. Overdag nieuwe audities en ’s avonds het Koekoeksnest. Veel uren slaap waren er niet en ik was veel gewicht verloren. Het begon nu aan lichaam en ziel pijn te doen. We hadden al bijna honderd voorstellingen van het Koekoeksnest gehad, toen ik uiteindelijk de grenzen van mijn capaciteit had bereikt.

"Hoe gaat het, Conny?", vroeg Lars Humble, een van de toneelspelers aan het theater op een avond met zijn inspirerende stem vlak voor mijn optreden.

Toen knapte de ballon plotseling. Ik kreeg een hysterische aanval, tobde en huilde achter de coulissen, hoewel ik zo moest optreden. De tranen vloeiden. Een tamelijk gechoqueerde Lars Humble leidde mij de trappen af naar beneden, naar mijn verwachte ontmoeting met zuster Ratched op het toneel. Maar ik tobde, schreeuwde en huilde onophoudelijk verder. De enige die raad wist, was de ervaren Agneta. Ze kwam gewoon op ons af en sloeg me in mijn gezicht, met als resultaat dat ik voor een tijdje weer bij zinnen kwam. De voorstelling kon verder gaan. Juist nog tijdens de pauze kreeg ik een nieuwe uitbarsting van schreeuw- en huilaanvallen, die weer met een oorvijg van de geroutineerde Agneta werd opgevangen.

Tijdens de pauze kwam er een arts in Agneta's kleedkamer, waar men zich in drommen had opgesteld om al te grote opwinding te voorkomen. Voor enige tijd gerustgesteld betrad ik na de pauze het toneel en speelde tot het eind de voorstelling zonder verder aanval. Volkomen uitgeput gaf ik me over en werd in de psychiatrische afdeling van het algemene ziekenhuis in Malmö gebracht. Daar lag ik de hele nacht onder bewaking in mijn donkere ruimte met jaloezieën. Ik werd wakker, doordat ik van heel ver in de verte, de mooiste stem mij hoorde roepen.

Met volledig duidelijke intensiteit hoorde ik mijn naam, tot ik uiteindelijk mijn ogen open deed, om de realiteit weer te zien. Het duurde even voordat ik begreep, dat ik in een ziekenhuis was, maar de voorzichtige manier van werken van de dokter, werkte als een zacht maken zalf en ze kreeg gauw het hele verhaal uit me. Ze verklaarde me tot Gösta's grote schrik met onmiddellijke ingang voor zes maanden ziek. Hij probeerde mij over te halen om zo snel mogelijk terug te komen, opdat hij niet gedwongen zou worden om het grote succes met het Koekoeksnest van het speelplan af te halen. In de andere beide stukken, die nog geen première hadden gehad, zou ik vervangen kunnen worden, maar niet in het Koekoeksnest. Het was nu zaak om te durven, om een keer loyaal tegen mezelf te zijn en me niet voor het theater op te offeren. Gösta kon zich met mijn besluit instemmen.

"Conny, denk er nu alleen maar aan, gezond te worden. Rij naar boven, naar je Omberg!"

Het was voor ons beiden duidelijk, dat het Koekoeksnest van het speelplan afgehaald moest worden. Maar Gösta toonde mij vaderlijke liefde, die ik in dit uur van zwaarmoedigheid nodig had.

Opnieuw verliet ik het theaterleven. Ik bleef op Omberg in de stevige handen van mijn "bouwmeester" om gezond te worden. Hij bekommerde zich dag en nacht om me, dwong me te eten en te slapen, te mediteren en op Omberg te gaan wandelen. Ik moest me niet in de richting van grote projecten gaan haasten. De eetlust en het gewicht namen toe en mijn gezondheid verbeterde. Maar met de levenslust stond het niet zo goed. Ik had het theater voor altijd opgegeven en het vertrouwen in mijn meester Maharishi verloren. Dit tezamen zorgde ervoor dat ik een onvergelijkbare leegte in mijzelf voelde. Iets ontbrak me, iets belangrijks, waarop ik nog geen vinger had kunnen leggen.

*

Langzamerhand, naarmate ik me sterker voelde, nam ik steeds meer deel aan de werkzaamheden in het hotel. Het leven werd ondanks alles, met een bedoeling vervuld en het ging de zomer tegemoet. Op een mooie dag, toen het uitstekend met me ging en ik een tijdje stil zat in de zon, ging de telefoon. Ik slenterde langzaam het huis binnen, opdat de beller tijd zou hebben om neer te leggen, en ik naar de ligstoel in de tuin terug kon gaan. Ik wilde zoveel mogelijk met rust gelaten worden. De Östgötische lokale kranten waren hier al geweest en hadden mij geïnterviewd, de verloren zoon, die nu in de vaderlandse oorden was teruggekeerd. De een na de andere reportages hadden had zich afgelost en mensen in de omgeving zochten mij met alle mogelijke vragen op.

Toen ik tenslotte de hoorn opnamen antwoordde, bleek het dat het een vrouw van een instelling voor alcoholisme was. Ik vroeg verbaasd wat ze van me wilde.

"We hebben een man hier in de instelling, die denkt uw vader te zijn, en die graag contact met u zou hebben."

Mij ontbraken de woorden.

"Hallo," zei de vrouw, "bent u er nog?"

"Ja, ik ben er nog. Het verbaast me zo. Waarom denk hij, dat ik zijn zoon zou zijn?"

"Hij heeft in de krant een artikel gelezen en daar was een foto van u en hij denk u als zijn zoon te herkennen. Nu willen wij horen of het misschien zo zou kunnen zijn. Indien ja, dan nodigen we u uit om naar de instelling te komen om hem te ontmoeten."

"Mijn vader? Hem ontmoeten? Hoe heet hij dan?"

"Hij heet Folke Larsson, maar hij noemt zich Lasse," zei de dame aan de telefoon.

Ik had mijn vader niet meer gezien sinds ik tien jaar oud was. Nu liet hij plotseling van zich horen, achttien jaar nadat hij zo diep ongelukkig verdween. Eigenlijk had ik in al die jaren graag geweten wat er met hem was gebeurd, maar ik had geen poging ondernomen om hem te vinden. Mijn moeder haatte hem vreselijk. Ik voelde me door hem verraden. Hij was een afgesloten hoofdstuk in mijn leven. Maar nu voelde ik hoe mijn nieuwsgierigheid groeide. Ik wilde mijn papa weer zien.

Ik vroeg meer informatie en hoorde van de vrouw aan de telefoon dat hij gedurende een lange tijd een goede periode had gehad en zich erop verheugde, mij indien mogelijk weer te leren kennen. We besloten dat zij met hem naar mijn hoeve zou komen.

Op de dag dat mijn vader zou komen, had ik het hele huis opgeruimd en geprobeerd het gezellig te maken. De spanning was voelbaar en toen de auto tenslotte op de binnenplaats kwam, schrok ik, om een in elkaar gezakte magere man met grote bril en een kleine aktetas in de hand, te zien uit uitstappen. In mijn jeugd had ik mijn vader als een gevatte dansende en vrouwen imponerende kerel gezien, zelfs toen zijn minder flatterende kanten mijn herinnering domineerden.

Vader nam een geblokte pet af en groette me beleefd. Ik naderde hem, om hem bij zijn hand te nemen. Op hetzelfde moment toen ik mijn hand uitstrekte begon hij hevig te huilen. Zonder tijd te hebben om na te denken, strekte ik ook mijn andere hand uit en omarmde hem. We stonden daar lang tegenover elkaar en omarmden elkaar. Ook bij mij rolden de tranen naar beneden en ik weet niet, hoe lang we daar stonden en elkaar omarmden.

Tenslotte gingen we hand in hand het huis binnen. De koffie wachtte in de thermosfles. Ik had 's morgens koek gebakken, zodat het in het hele huis geurde. Papa keek met grote ogen, toen hij binnenkwam. Hij wandelde rond en herkende foto's, die hij mij in mijn kinderjaren had gegeven. Foto's van mama en de broers en onze zussen. Alles herinnerde hem aan de afgelopen jaren. Daarentegen kon hij geen enkel spoor van zijn aanwezigheid in mijn leven vinden. Dit was niet zo merkwaardig, aangezien het mijn streven was geweest hem uit mijn herinnering te wissen.

Na de koffie vroeg ik het personeel naar de Romanä instelling (vert.: de instelling Romanä waarin zijn vader was opgenomen) terug te gaan. Ik beloofde na het weekend met papa terug te komen. Aan een weekend had ik voldoende, dacht ik. Het zou snel blijken dat dit niet het geval was.

Uit angst voor een groot conflict, had ik mama niet ingelicht, maar ze moet radargestuurd geweest zijn, want ze belde op en kondigde haar komst aan. Hoewel ik haar waarschuwde dat haar een niet heel prettige verrassing stond te wachten, wilde ze perse komen.

Het is erop of eronder, dacht ik, en bereidde mijn vader op de aanstaande catastrofe voor. Op papa had het geen onrustig effect, maar op mij heel erg. Mama had jarenlang herhaald, dat ze, als ze mijn vader ooit weer zou zien, hem dan meteen met de auto zou overrijden en voor de zekerheid in zijn achteruit nog een keer over hem heen zou gaan, om er zeker van te zijn dat hij dood was.

Op trillende benen trof ik mijn moeder, toen ze uit de auto kwam. Hoe ik dat nu voor elkaar moest krijgen, was voor mij volledig onbegrijpelijk. Na mijn toestemming kon alleen nog een wonder de situatie tot een oplossing brengen.

"Bedenk wel dat je in mijn huis bent en ik degene ben die het hier voor het zeggen heeft," zei ik tegen mama.

Ze keek me met haar koolzwarte ogen verwonderd aan, terwijl haar bastaardhonden Pelle en Plutten naar voren sprongen. Toen papa uit de gang kwam viel mama's tassen die ze bij zich had, op de grond. De honden daarentegen bestormden papa met liefdesbetuigingen, alsof ze hem al kenden. Papa hurkte neer en omarmde ze. Ik was doodsbang hoe het weerzien zou verlopen, maar de honden namen alles over. Ze gingen vlug naar mama, vlug naar papa, toonden hun inschatting van de situatie en hadden niet de minste aandacht voor mama's huilen.

Dat mijn moeder niet op hem lette, verbaasde me. In plaats daarvan betrad zij het huis, zonder te groeten en zonder van de aanwezigheid van papa notitie te nemen. Pelle en Plutten dribbelden heen en weer, om uit te vinden, of er in de keuken nog iets voor hen was. Ik had water en voer klaargezet, opdat ze zich welkom zouden voelen. De koek die ik gebakken en bewaard had, was voor mijn moeder voldoende. De koffie stond er klaar.

Beiden gingen aan tafel zitten, maar mijn moeder bleef stil en afwachtend. Ik vroeg wat er met mijn vader in de jaren, die voorbij waren sinds hij uit ons leven was verdwenen, was gebeurd, terwijl mama luisterde. Dat hij in zijn huidige toestand überhaupt geen fysiek gevaar of bedreiging was, maakte dat zij hem met mildere ogen bezag. Hij toonde zich als een gelaten en bedachtzaam persoon, die tijdens de jaren waarin we geen contact hadden, een persoonlijke verandering had doorgemaakt. Het weekend verliep zonder verder nog ergens een spoor van woede, waarschijnlijk vanwege het wonder waar ik om gevraagd had...

Een zeven jaar lange analyse bracht mij tot inzicht, waarom mama het huis uit moest vluchten, in plaats van thuis te blijven en ons te beschermen, als onze vader zoals gewoonlijk dronk. Zij wist, dat papa ons kinderen nooit lichamelijk iets zou aandoen. Zelf was ik er niet zeker van of ze tijdens het weekeinde terug kwam, of tot maandag wachtte, totdat papa weer nuchter geworden was en aan het werk ging. Ik denk dat ze niets over de ritselende jas weet...

Na het weekend ging mama terug naar huis Stockholm. Papa bleef de hele zomer hier en ging nooit meer naar Romanä terug. Hij was een praktische man, die zich spoedig nuttig maakte voor het hotel. Om hem ertoe te brengen, zijn versie van het huwelijk met mama te beschrijven, verhuisde ik hem naar een extra bed in mijn slaapkamer. Je zou kunnen denken, dat ik nu alleen maar ellendige verhalen te horen wilde krijgen, maar in plaats daarvan, lachte ik me in de daaropvolgende nachten alleen maar in slaap. Ik kreeg de een na de andere oerkomische episode te horen en de gaten in mijn eigen herinnering werden voor een deel met nieuw materiaal gevuld.

Maar een aantal vragen stelde ik nooit. Hoe kwam het, dat ik als kind niet sprak of waarom mama zo zwaar werd mishandeld... Zo langzamerhand begreep ik, hoe mijn vader eronder had geleden, alleen maar de knecht zonder zelfvertrouwen te zijn, die mijn moeder, dochter van een boer, zwanger had gemaakt. De innerlijke woede kon er met behulp van alcohol uitkomen.

Spoedig verhuisde hij met mijn broer en mij naar het hotel. Mama reisde in de zomer ieder weekend naar ons toe en verhuisde langzamerhand naar een eigen huis in de buurt van het hotel. Doordat we aan het werk in het hotel begonnen, kwamen moeder en vader met elkaar in aanraking, wat er voor zorgde dat ze gingen samenwerken om mijn broer Bertil en mij aan een goed resultaat te helpen. Papa zorgde voor de verwarming van de ketel. Mama bekommerde zich om het ontbijt dat iedere morgen geserveerd werd. Dat mama en papa na al die jaren op deze manier bij elkaar waren, zagen wij broers en zussen als een wonder. In het begin liepen ze elkaar voorbij, klaagden en wierpen elkaar boze blikken toe. Maar aangezien de tijd om verstandhouding vroeg, werden ze tenslotte moe van het geharrewar. Ze kregen nu opeens op hun oude dag een levensvervulling en zetten ze zich met vurige ijver voor hun opgaven in. Wij zagen ze steeds dichter naar elkaar toe groeien en ik had het gevoel dat we weer bijna een familie werden.

*

Ook de Maharishi-familie zou door het hotel voor mij een nieuwe betekenis krijgen. De bestuurders van de gemeente juichten, toen ze zagen dat het hotel Omber een nieuwe tijd van formaat tegemoet ging, en de mediterenden waren blij om nu een ruimte voor hun cursus te krijgen. Ik deelde de kamer met leraren, die steeds contact met de internationale TM-beweging hadden, en de informatiestroom, die altijd van Maharishi kwam, ontging me daardoor niet. De telefoons stonden rood en ze spraken vaak met Maharishi's nieuwe Zweedse secretaris, mijn opvolger, over al het geweldige dat er in de beweging gebeurde.

Ik bekeek de fotoserie van vliegende en leviterende mensen, die naar alle hoeken van de wereld werden gestuurd. Ze beweerden Maharishi's Sidhi technieken te gebruiken. Ik, die Maharishi vroeger had verlaten, omdat ik nog voor geen meter in deze nieuwe technieken van zelfrealisatie geloofde, bleef wantrouwend en op mijn eigenwijze manier verbaasd.

Ik kende de meeste op de foto's. Mijn amusante collega-secretaris Jonny Gray, schrijver van Mannen komen van Mars, vrouwen van Venus, ging vliegend door de ruimte. Was er iets dat mij ondanks alles was ontgaan? Plotseling wilde iedereen koste wat kost naar Zwitserland reizen. Het ging er waarschijnlijk om, bij te blijven bij de kosmische ontwikkeling, men wilde niet achter blijven lopen.

Gelukkig hoefde ik alleen maar aan andere dingen te denken, omdat de zomer voor de deur stond en de oude knarren van vroeger weer zouden komen. Warme en koude buffetten losten elkaar af, en zelf dribbelde ik tussen de oude gasten door, die op rij tegen de wanden zaten en met vriendelijke woorden probeerde ik ze voor de activiteiten in Omberg te interesseren. Tijdens de avonden met het bridgespel of discussie, bedisselden ze over welk tv kanaal ze wilden zien. Diegenen die het langst in het hotel woonden, vonden dat ze het recht hadden om over de anderen te kunnen beslissen. De mediterenden hadden geen interesse in televisie, aangezien de cursussen immers 's avonds werden gegeven.

 

13. NAAR DE TUIN VAN EDEN

Ik begon er langzamerhand moe van te worden, in het oude cultuurmilieu met mijn krijtstreep pak rond te lopen. De gelegenheid tot verandering van het Zijn diende zich zoals gewoonlijk dan aan, als ik het meest beïnvloedbaar was. Dit keer in de vorm van een goede vriend uit Motala, die me overhaalde voor een reis naar Sri Lanka. Het land werd in de brochure als beeldschoon paradijs beschreven, waar bananen, papaya's, ananas en kokosnoten in het wild groeien. Van de mensen werd beweerd dat ze gelukkig waren en altijd lachten, en in de straten zouden monniken een gangbare verschijning in het leven van de mensen zijn. Speciaal dat laatste prikkelde me en we boekten een veertiendaagse charterreis.

Van India was ik de warmte gewend, maar om op het vliegveld van Colombo te landen en 45 graden hitte, met zo'n hoge luchtvochtigheidsgraad aan te treffen, duurde het niet langer dan een minuut eer de kleren met zweet doordrenkt waren. Daarop was ik niet voorbereid. We werden door een van de leiders aangeraden zoveel mogelijk water te drinken, het liefst kokosnootwater, omdat het veel mineralen zou bevatten.

Uit het raam hangend, reden we met een bus in volle vaart naar Beruwala, twee uren rijden ten zuiden aan de kust. De zeewind streek over ons hete hoofden en het was een echte bevrijding om het rumoer in het kokende Colombo te verlaten, waar wij in plaats van paradijsachtige toestanden door hitte en stank waren overvallen.

Tenslotte waren wij in een bungalow, die dicht in de buurt van het strand lag, en ik sliep onder het geluid van het ruisen van de zee in.

De volgende dag zouden we een trektocht in de jungle naar een klooster maken, dat volgens de geruchten iets heel bijzonders was. Mij werden een liggende boeddha van zuiver goud en een hoop beelden van verlichte meesters beloofd. Gekleed in de typische dhoti, het 'Ceylonkleed' dat om de heupen werd geslagen, gingen we op pad.

Bij het klooster aangekomen, werden we door een stortbui overvallen, en hoewel wij ons het klooster in haastten, werd de dhoti door en doornat. We ontmoetten in goud geklede monniken, die zelfs paraplu's droegen, echter niet ter beschutting voor de regen, maar voor de zon.

Na een tijdje kwam de hoofdabt ons plechtig schrijdend tegemoet en ik dacht dat hij wel een hoog gerespecteerd man zou zijn. Ik maakte aanstalten om hem eveneens mijn eerbetoon te bieden. Hij was helemaal in een geel doek gekleed. Zijn hoofd was geschoren, de lichaamshouding statig en zijn warme lach straalde vleiend van geluk en innerlijk evenwicht. Hij vroeg of we tevreden waren geweest met onze reis en of iets onze bijzondere interesse had gewekt.

Mijn reisgezel had alle mogelijke vragen. Op de vraag of er een mogelijkheid was, zich op het eiland te vestigen, lachte de abt met een sluwe blik en liet de vraag rusten, tot andere vragen beantwoord waren. Het duurde echter niet lang, voordat hij wilde weten wat mijn reisgenoot daar eigenlijk mee bedoelde, zich te vestigen. Ikzelf zou er niet in mijn wildste fantasieën aan gedacht hebben, me op Sri Lanka te vestigen, en al helemaal niet tussen de krokodillen en schorpioenen, waarvan ik aannam dat het eiland er van wemeld. Ik luisterde maar met een half oor naar mijn vriend en was bij thuiskomst echt verrast, toen hij zei dat we spoedig in de abt's eigen auto zouden rijden om een kokosnotenplantage te bezichtigen, die vlak naast het meer lag. De plantage zou onbebouwd en 150 hectare groot zijn. Daar lagen de echt grote mogelijkheden voor eerlijke beleggers, zo had de abt mijn vriend geïnformeerd.

Toen de abt kwam, om mijn reisgezel te halen, gaf ik alle weerstand op en ging mee op reis. Naar tien uur rijden naar de andere kant van het eiland waren we bij de betreffende plantage. Er bleek geen enkele kokosnoot te zijn. Alle bomen waren namelijk door de Taifun geknakt, die in het afgelopen jaar over het gebied was uitgebroken en een complete catastrofe had veroorzaakt. Mensen dieren, huizen en hutten, alles wat er was, was in de lucht meegesleurd, en daarom, alleen daarom, stond de plantage te koop aangeboden. Geen orthodoxe boeddhist zou zich ooit in dit oord vestigen, omdat deze door demonen, in de vorm van orkanen, zou worden verwoest.

De boeddhisten waren bijgelovig. Wij echter, zo nam de abt aan, zouden verlicht zijn en zouden de echte hoofdprijs voor slechts 365.000 Zweedse Kronen kunnen winnen. Dat de hooggeachte en vriendelijke glimlachende abt plotseling in een onroerend goed makelaar was veranderd, verontrustte me een beetje. Maar dat vergat ik snel tijdens de bezichtiging van de omgeving, die een van de mooiste strandparadijzen bleek te zijn.

Mijn vriend jubelde over het in het vooruitzicht gestelde project. Er waren hier strandgebieden, die men aan een rijke Westerling zou kunnen verkopen, zodra hij over het geld kon beschikken om het gebied te kopen. Ik klaagde en vroeg me af, waarom hij de arme abt iets wilde wijsmaken, hij zou vermogend genoeg zijn om zijn plannen in daden om te zetten. De abt moest mijn afkeer gemerkt hebben en richtte zijn interesse op mij. Ik zou tegen mijn zin in gevoeld hebben, dat ik me enthousiast liet maken, maar ik probeerde nog niet te verraden hoe in mijn hoofd de mogelijkheden rondzwierven. Ik wist dat mijn vriend niet de maatschappelijke capaciteit voor grotere zaken had, en de abt zag dit duidelijk in, want hij daagde mij uit over mijn leven te spreken, en hoe ontzettend moe ik was, met betrekking tot alle schijnheilige beoefenaars van religie en goeroes.

Op de terugweg bleven we bij een herberg in de jungle staan, waar hij voorstelde, dat we zouden overnachten om het rijden in het donker te voorkomen. Er zouden rovers kunnen opduiken en ons kleine konvooi van monniken, die hun leraar waren gevolgd, te overvallen.

De abt leidde de avondmaaltijd en ik wiegde mee op de klanken van de gebeden van de monniken boven de soep. Ik was in het paradijs. Mijn vriend had allang zijn interesse voor het stuk grond, dat wij voorheen hadden bezichtigd, verloren. Nu zorgden de andere monniken voor hem, terwijl de abt wilde weten of ik er geïnteresseerd was, om het stuk grond te kopen. In dit geval wilde hij me behulpzaam zijn, zolang ik hem nodig had. Hij was charmant en overtuigend en ik moest me verdedigen. Later bleek dat mijn raadgever met de eigenaar van het stuk grond verwant was.

De nacht naderde de klanken van de zachte gezangen van de monniken, die bij mij in de smaak vielen. We werden tijdig gewekt om terug naar ons bungalowhotel gebracht te worden. Het nam enige uren in beslag, om met de auto door de jungle naar Beruwala en naar de aangename strandwind te komen. Nu was de temperatuur uit te houden, slechts ongeveer 35 graden in de schaduw en met een sterke wind die een beetje koelte gaf.

Bij aankomst werd ons een koude mangodrank aangeboden en ik ging in mijn ligstoel in de schaduw onder de kokospalm liggen, die zich boven mijn bungalow verhief. De abt had de nodige contacten met serieuze advocaten, die erop toe zouden zien, dat we niet zouden worden bedrogen. Toen hij zich teruggetrokken had, kwam opeens de gedachte in mijn achterhoofd op, waar ik eigenlijk in meegesleept werd...

Mijn nieuwe zakenvriend regelde snel een ontmoeting met de eigenaar van de plantage in de hoofdstak Colombo. Hij kwam zelfs mee, opdat de inleidende onderhandelingen in de goede richting gestuurd zouden worden. Ik was de controle over de ontwikkeling van de gebeurtenissen verloren. Het duurde niet lang tot deze twee mannen mij ervan hadden overtuigd, dat ik de meest schitterende investering zou doen. Ik moest de ideale koper geweest zijn. Zonder ook maar een Öre af te dingen, ging ik akkoord met het opstellen van een voorlopig koopverdrag. Die zou ondertekend worden en zo spoedig mogelijk bij de openbare notaris worden geregistreerd.

In een oogwenk was ik in een zakenwereld terecht gekomen, waar ongeschreven wetten golden, waarvan ik niet de minste kennis had. Maar die had de abt. Hij verzekerde mij, dat ik me niet ongerust hoefde te maken. Het ging er alleen maar om zich over de geplande uitvoering van het project, die de abt al gepland had, te laten informeren. Hier was er geen tijd voor bijbedoelingen, maar ik voelde me er veilig bij, dat deze hoogstaande meester mijn mentor was geworden, en ik zag de toekomst met vertrouwen tegemoet.

Nu kwam het erop aan, zo snel mogelijk naar huis te gaan, het hotel in Omberg te verkopen en de opbrengst maar Sri Lanka over te schrijven en te emigreren. Alles moest nu snel tot aan de terugreis naar Zweden in orde gemaakt worden. We moesten een Besloten Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid oprichten, een bankrekening openen, twee Yamaha motorfietsen kopen, aangezien ik aannam, dat deze bij mijn spoedige aankomst op het eiland benodigd zouden zijn. Voor het overige zou de abt zich inzetten en wij reisden naar Zweden.

Opnieuw had ik me halsoverkop in een nieuw project gestort. Ik verkeerde in de waan, dat ik door een boeddhistische Meester werd geleid, die mij de weg naar iets heel bijzonders zou laten zien. In mijn fantasie speelde ik met die mogelijkheden en ik ging een nieuwe lente tegemoet. Nieuw land, nieuw geloof.

Gelukkig wilde mijn broer meer dan graag verkopen, omdat hij ook geld voor andere projecten nodig had. Wij behaalden beiden een mooie winst en ik kon mijn droom om naar Sri Lanka te emigreren verwerkelijken. Mama en papa verhuisden naar nieuwe woonplaatsen, niet ver verwijderd van mijn broer Bertil. Ik wilde de winst niet belasten, maar stopte al het geld in de vorm van biljetten van honderd Kronen in een grote reistas en zette deze op de weegschaal voor de transportband voor bagage in Arlanda, om ze direct naar Sri Lanka te sturen. Ik vloog erachter aan.

Ik werd door de lachende abt en zijn monniken verwacht. Ik had bij de douane mijn grote reistas vol met geld moeten openen en was bij een chef binnen geroepen. Daar moest ik verklaren, wat ik daarmee dacht te gaan doen. Ik liet me van mijn beste kant zien en zei, dat ik opgewacht werd om een grote plantage te kopen, en ik had een firma en een rekening op dat eiland. Dit maakte indruk op de douanechef en ik werd met de hele massa geld en kleding het land binnengelaten.

Nu had ik Zweden voor altijd verlaten, dacht ik. Eindelijk in mijn leven voelde ik me tot iets wonderbaarlijks geleid, het paradijseiland Sri Lanka. De monniken glimlachten zeer vriendelijk en ik werd door de positieve golf van vriendelijkheid, die uit deze mensen stroomde, voorwaarts gedragen. De abt had een voorlopige behuizing in Mount Lavinia voor mij gearrangeerd. Ik zou bij de goede moslim Azis gaan wonen. Zijn kleine pensionaat lag heel dichtbij het strand, waar de wind en de golvende nachtgolven mij spoedig in slaap wiegden.

 

14. DE KEERZIJDE VAN HET PARADIJSPROJECT

In het huis van de familie Azis was er geen warm water. Men was er trots op, dat men zich uit de eigen bronnen met koud water kon afkoelen. Nadat ik me het nachtzweet had afgewassen en me in de sarong gekleed had, betrad ik de eetzaal. De ventilatoren waren al ingeschakeld en er kwam mij een aangename koelte tegemoet. De kinderen liepen als hondenwelpen om mij heen, om hun eerbetoon aan hun nieuwe gast te tonen.

Tijdens het ontbijt nam de heer Aziz zijn gebruikelijke ligstoel in de hal aan de voorkant in, waar je de wind van de zee duidelijk kon voelen. De ligstoel bestond uit een soort korfmateriaal en je hoorde het altijd, als Aziz zich in huis bevond, omdat het kraakte als hij zich zijn rust gunde of de ochtendkrant las.

De familiegeest maakte het me mogelijk, dichter bij de kinderen in de buurt te komen. Ik had vanaf kindsbeen andere kinderen niet kunnen begrijpen en had me daarom van de omgang en van het spel met hen afzijdig gehouden. Nu was de koop in gang gezet en ik werd in het spel meegetrokken, dat bij de familie Aziz tot het leven van alledag behoorde. Ik zond een dankbare gedachte naar de abt, dat hij me in deze liefdevolle familie had ondergebracht.

Dat ze moslims waren, maakte het nog spannender. Zoals altijd was ik in het nieuwe geïnteresseerd en ging direct religieuze ochtenddiscussies aan. Aziz was een belezen man. Morgen na morgen onderwees hij mij in het wereldbeeld van de moslims. Ik kon zelfs weer de kosmische gedachten voelen, die zowel het islamitische als het hindoeïstische denken doorspekken. Het boeddhistische kreeg ik van de abt vanzelf en het christelijke was me van kindsbeen al met de paplepel ingegoten.

De abt wilde het Eravur-project neerzetten, zoals hij het noemde. Terwijl ik Zweden was, had hij hooggeplaatste personen van de regering in Sri Lanka bijeengebracht en hen het project kunnen voorstellen.

Hij had gezegd, dat hij het 150 hectare grote gebied in 555 strandpercelen liet opdelen. De voormalige kokosplantage zou in een toeristische voorziening omgebouwd worden, en eindelijk zou de oostkant zijn grote doorbraak in de toeristenindustrie meemaken.

Hier zouden privé eengezinswoningen, hotels, zaken, straten, echt alles gebouwd worden, wat een toeristengebied nodig had. Hij had dermate indruk gemaakt op de overheid, dat de vennootschap meteen met de bouwwerkzaamheden kon beginnen. Binnenlandse aannemers waren onder contract genomen en Luxus villa's naar  Singalees model, waren door architecten ontworpen. Alles was op papier en in tekeningen klaar en wachtten alleen nog op mij, om gestart te worden.

Zonder ook maar enige controle over de situatie te hebben, hoorde ik zijn grote plannen voor mij en zijn gemeenschappelijk project aan. Ik hoorde dat in het programma van morgen, de ontmoeting met de advocaat op de agenda stond. We moesten ook naar de bank, om het grondgebied te betalen en het contract af te sluiten, daarna naar de verschillende ministeries toe, om de betrokken partijen te ontmoeten. Dat ik niet genoeg geld had om deze plannen door te voeren, leek de abt niet te kunnen schelen. Ik belde mijn vriend op, die makelaar was in Motala, om verslag uit te brengen, van wat hier beneden op het eiland in gang was gezet. Hij sprong van enthousiasme tegen het plafond en gelastte per omgaande de vervaardiging van een brochure, die hij aan al zijn oude contacten in de makelaarsbranche verstuurde. De zaken kwamen snel op gang, de makelaar kwam met de ene groep na de andere. Nu werden de percelen aan de lopende band verkocht en het geld stroomde binnen op onze rekening, die wij in Sri Lanka hadden geopend. De abt leek plotseling meer op een wereldse zakenman, dan op een abt van een boeddhistenklooster. De bijeenkomsten losten elkaar af en het aantal werknemers groeide.

Mijnheer Aziz was ongerust over mijn gezondheid, aangezien ik geen pauzes en geen dagelijkse rust meer inlaste, die we samen op de late namiddagen gewend waren te houden. De zaterdagen, die vroeger gewijd waren aan meditatie en rust, werden nu door theekransjes bij de verschillende ministeries vervangen, die op uiteenlopende gebieden bij het project betrokken waren. Deze zaterdagen in de tuinen van meerdere ministers hadden tot doel, een netwerk tussen alle betrokkenen, en begrip voor mij, en de behoefte van de onderneming aan snelle besluiten te krijgen. Ik begreep, waarom het nodig was om hier en daar aan verscheidene ministers en andere rechthebbenden schenkingen te doen.

Hoe verder we met het project kwamen, hoe meer schenkingen er nodig waren. Toen ik de abt daarop aansprak, schudde hij slechts licht met zijn hoofd, alsof hem dat in het geheel niets deed.

"Dat is de manier waarop Singalezen zaken doen, en wordt die niet op fraaie en discrete manier gedaan, dan houdt iedere levering van materiaal direct op," sprak hij.

Na overleg met Aziz, probeerde ik de geschenken voor een bedrijf eens achterwege te laten. Dat leverde een directe stop aan leveringen van bouwmaterialen op. Dat de abt zich daarover niet minste zorgen maakte, maakte me onrustig. Het was mijn geld, dat in enorme stromen uit de onderneming vloeide.

Aziz vertelde mij, dat men zich voor de boeddhisten in acht nemen moest, maar ik vatte dit op als een nijd van een minderheid tegenover een meerderheid, die de boeddhisten op het eiland etaleerden.

We waren nu begonnen, ongeveer 20 eengezinswoningen te bouwen. Het dieselaggregaat, dat we gekocht hadden om voor elektriciteit in het gebied te zorgen, spuwde helaas in zijn nadeel, al zijn koolzwarte uitlaatgassen uit. Het gebied op zich, was een schitterend paradijs met zon en badmogelijkheden, mijlen lange stranden, waarlangs men kon wandelen, als de zon niet al te veel op het zand brandde en het lopen daar onmogelijk maakte, omdat het de voeten bijna zou verbranden. Ieder huis had zijn eigen binnentuin met luchtcirculatie door ventilatoren. De huizen waren heel modern met eigen bronnen en eigen afvalwater zuiveringinstallaties. Wij begrepen dat het met de dieselaggregaat als stroomleverancier, spoedig onmogelijk zou zijn, om meer te bouwen. Daartoe waren er andere besluiten nodig en belangrijker ontmoetingen met andere ministers op hoger niveau, opdat we met behulp van de regering een directe elektrische aansluiting voor het gebied zouden kunnen krijgen.

De abt in zijn rol als spiritueel leider en boeddhist nam de onderhandelingen met de betreffende autoriteiten over. Het duurde een aantal dagen, om een ontmoeting met minister-president Prema Rao te bedingen. Iedereen op het eiland had zijn grote bewondering voor hem uitgesproken, omdat hij als een van de onomkoopbaren werd beschouwd. Voor mij klonk dat geruststellend. Ik was mijn meester Maharishi juist daarom verlaten, omdat hij zich met datgene bezighield, wat ik destijds als onwaar en onwettelijk beschouwde

Ik stelde me voor, dat we met de abt als leidinggevende, een geestelijk centrum op het eiland zouden opbouwen. Maar nu ging het om de toeristen, want mijn paradijs zou slechts een commerciële onderneming worden, waaruit ik steeds meer vandaan probeerde te komen, als de problemen zich zouden ophopen. Er was geld door de verkoop van percelen en eengezinswoningen op de rekening gekomen, maar van spiritualiteit was er geen spoor.

Aziz zag hoe het met me ging en probeerde me, zo goed als hij kon, te helpen. De kinderen die hun aanhankelijkheid naar mij toe lieten merken, zodra ik tijd had bij de familie Aziz thuis te zijn, werden een zegen voor mijn arme ziel. Hier zat ik nu als in een spagaat tussen de abt, zijn contracten, de kopers van de huizen en de minister president. Ik belde de makelaar in Zweden en probeerde nog meer naar ons toekomende reizigers op te houden, in de hoop alles in goede banen te leiden, maar hij luisterde niet naar mijn waarschuwingen. De een na de andere groep kwam.

De lawine was aan het rollen gegaan, en ik moest nu spoedig garanderen, dat de ontmoeting met de minister president geregeld zou worden, om de elektriciteit voor het gebied klaar te maken. De Abt besloot, dat ik er zelf heen zou moeten gaan. Het paleis met zijn hoofdbureau lag binnen in het centrum van Colombo. Een doffe vermoeidheid in mijn solar plexus (vert.: ofwel 'zonnevlecht' is een chakrapunt ongeveer twee centimeter hoger dan de navel) verstoorde mijn rust en ik had geen tijd voor slaap, noch tijd voor meditatie. Ik had Prema Rao op verscheidene theekransjes bij andere ministers op zaterdagen ontmoet. Maar toch voelde ik een grote tegenzin.

De zon scheen en de mensen die ik ontmoette waren vriendelijk. Maar het hielp niet meer. Ik voelde dat ik mijn meester en mijn meditatievrienden uit de TM-Beweging miste. In mijn wezen had de eenzaamheid zich uitgebreid. Ik had vanwege alle haast en het lawaai niet goed begrepen, dat ik nu langzaam op een echte depressie afstevende. De heilige abt had zich als geslepen zakenman laten kennen en mijn geestelijke ambities waren volledig geschonden.

Ik nam een taxi naar het tehuis. Ik wilde mijn witte zijden kleding niet bevuilen. Mijn innerlijk schreeuwde NEE! Maar ik voelde de stem niet die in mij dreunde, en ondernam de noodlottige tocht, de trap op omhoog, naar het bureau van de minister president.

In de voorkamer zat een secretaresse, een bijzonder mooie Singalese vrouw. Haar sari verliep in lila met een brede gouden bies en met gouden draden, die door de hele sari heen waren geweven. Ze schitterde ons bezoekers met haar ogen aan, die als grote bruine kogels waren afgetekend tegen het oogwit, en het haar was zwart en lang tot aan haar taille. De vrouw was een openbaring, die wellicht iedere willekeurige man tot gedachten aan scheiding of trouwen zou kunnen overhalen. Ze glimlachte vriendelijk naar me. Hopelijk kwam ze bij me in de buurt zitten, om mijn audiëntie af te wachten. Dit duurde een tijd. Er stonden belangrijkere ontmoetingen dan de mijne op het programma. Een aantal uren later waren alle bezoekers vertrokken, en waren voor zover ik begreep, tevreden met hun ontmoeting met de minister president naar buiten gekomen. Toen ik thans aan de beurt was, riep de secretaresse me vriendelijk aan haar tafel, nadat ze zich er van vergewist, dat alle anderen verdwenen waren. Ik stond op uit de comfortabele leunstoel en naderde de deur van de minister president, toen ze vriendelijk maar beslist zei:

"En hoe zit het met de donatie, mijnheer?"

Volledig verward stond ik daar en staarde haar aan.

Moest de minister president een schenking krijgen? Was het mogelijk dat ook hij omgekocht moest worden? Nam men aan dat ik een contant bedrag ter omkoping van de minister president moest hebben? Ik, die al die tijd gedacht had, dat ik eindelijk met een eerlijke boeddhist, een onomkoopbaar mens te doen had?

De secretaresse glimlachte nu met de breedste grijns en ik kon de gouden tanden achter haar lippen zien. Nu brak mijn klomp. Wel verdomme waren dat hier voor lui? Dachten ze dat ik hier met een zak geld rond ging, om aan iedereen steekpenningen uit te delen? We staarden elkaar aan. Zij liet me met een duidelijkheid, die niets te wensen overliet, zien dat ze er niet over peinsde om de knop van de deur van de minister president om te draaien. Ik was verwikkeld in een spel, waarin alleen nog steekpenningen een rol speelden.

Nadat ik die typische Arabische obscene geste met de middelvinger omhoog, "fuck you", had gemaakt, verloor ik controle over mezelf helemaal en ging naar de sierlijk gedecoreerde deur, gaf hem een trap met mijn voet, en toen een stomp met mijn vuist. Daarna lichtte ik mijn hielen, zonder enige notitie van de secretaresse te nemen. Volledig doorgedraaid haastte ik me de trap af en naar buiten, de tuin in, om snel buiten midden op straat te belanden, waar een hitte van 38 graden me tegemoet sloeg. De uitlaatgassen in de lucht stonden stil. Auto's haastten voorbij en ik dacht alleen maar krankzinnigheid te zien, waar mijn ogen maar keken. Al die vriendelijke en mooie mensen van weleer, zagen er nu met hun glimlachende gezichten en glinsterende ogen uit als weerwolven.

"Taxi! Verdomme, snel hierheen met die taxi!"

De arme man, die normaal gesproken vanaf zijn taxistandplaats met zijn fluitje de aandacht trok, keek me met grote ogen aan en vroeg wat er gebeurd was. Ik knipte met mijn vingers naar hem. Ik wilde hier zo snel mogelijk weg. Toen de taxi kwam, stormde ik de wagen in en gooide tien dollar op straat voor de standplaats, waar de man geheel verbijsterd zat. Zonder een moment de chauffeur aan te kijken, gaf ik hem de opdracht, me snel naar Mount Lavinia te rijden.

Het duurde niet veel minuten, tot ik op mijn bestemming was. Mijn hersenen draaiden op hoge toeren. Tijdens de minuten die de taxi naar Mount Lavinia nodig had, kon ik het hele verloop terugspoelen. Ik zag in, dat ik door mijn optreden alle mogelijkheden voor elektriciteit voor mijn gebied verknald had. Te geloven, dat ik een verdrag, met de handtekening van de minister president zou kunnen krijgen, kon ik met alle zekerheid vergeten. Toen de taxi bleef staan, zag ik van ver de kinderen van Aziz op straat voor het pensionaat spelen. Toen zij de taxi zagen, hielden ze op met spelen en stormden ze op me af, om me met hun kinderlijke blijheid te ontmoeten. Ze huppelden en sprongen van blijheid en de taxichauffeur moest schreeuwen dat ze zich rustig moesten houden, opdat hij naar het juiste adres verder kon rijden. De kleintjes trokken in hun ijver de deuren open, om lekkers te krijgen, dat ik hen normaal gesproken na een reis wilde geven. Dit keer had ik niets en ze konden nu voor de eerste keer de andere kant van Conny meemaken.

Ik stapte uit de taxi en betaalde rijkelijk, om maar snel van de chauffeur af te zijn. Ik wilde alleen maar het huis in. Ik had geen controle meer over mijn gevoel. Azis, die de taxi had horen komen, was naar het tuinhek gekomen en zag meteen aan me dat het niet zo best was. Voor het eerst hoorde ik hem zijn kinderen toeschreeuwen, dat ze het huis binnen moesten gaan. Hij sleepte me door de tuinpoort en deed deze voorzichtig dicht. Ik trok me meteen in mijn kamer terug, om me te verschansen. Ik wierp me op bed en begroef me wanhopig onder mijn hoofdkussen. Gelukkig liet iedereen me met rust en ik begreep, dat Aziz erop toezag, dat men geen geluid van de kleintjes in huis zou horen. Ik hoorde dat tuindeur werd dicht geslagen en begreep dat mevrouw Aziz samen met andere moslimvrouwen van hun ochtendactiviteiten waren thuisgekomen. Nu klopte iemand voorzichtig aan de deur. Mevrouw Aziz moest mijn snikkend huilen gehoord hebben en opende langzaam de deur een beetje, om mij gewikkeld in het muskietennet te vinden, dat half gescheurd van het plafond af hing.

"Inch Allah," hoorde ik haar mompelen, toen ze bij mij opzij van het bed ging zitten om uit te zoeken wat er was gebeurd.

Als het kleine verschrikte kind, zoals ik me nu voelde, lag ik in haar schoot en stortte mijn hele twijfel en kwaadheid over alles en iedereen uit.

"Je hebt koorts en je fantaseert," was haar antwoord.

"Aziz," vroeg ze gebiedend, "graag een emmer een een lap."

Aziz reageerde snel en kwam snel met een teil ijskoud water binnen. Ze trokken mijn kleren uit en zij wreef me met koud water in. Ze verkoelde mijn lichaam en bewoog een waaier heen en weer, en tegelijkertijd legde ze me een met ijs gevulde handdoek op mijn voorhoofd, om de stijgende koorts te stoppen. Aziz stelde voor, of ze voor de zekerheid toch maar de abt zouden opbellen, maar mevrouw Aziz verzette zich.

"Nooit van zijn leven zouden ze met al hun gifstoffen en drankjes mogen komen."

Hier telde alleen moederlijke verzorging, een ander medicijn was er niet tegen de ziekte, waar aan ik leed. Aziz gehoorzaamde aan de volstrekt overtuigende bewering van zijn vrouw en trok zich in zijn knarsende korfstoel terug. Hij zou op deze avond en in deze nacht meer dan doorgaans knarsen. Mevrouw Aziz bracht me met haar koele handen zover, dat ik insliep. Ik had al een behoorlijk aantal uur gefantaseerd, toen ik er onrustig van wakker werd, dat Aziz me in zijn armen hield. Waarschijnlijk had ik in mijn slaap hardop gesproken. Alles wat ik hem had gezegd, bevestigde slechts zijn eigen theorieën. De boeddhisten zouden kans lopen met al hun corruptie het eiland naar een catastrofe te voeren. Als men daar niets tegen zou doen, dan zou de oorlog spoedig voor de deur staan, dat was zeker. Ik begreep plotseling, waarvoor hij de hele tijd had gewaarschuwd. Mijn paradijseiland was in een hel veranderd. Ik was gevangen en verstrikt geraakt in steekpenningen, contracten en verantwoording voor al die kopers van percelen, die al aanzienlijke bedragen in een volledig hopeloze onderneming hadden geïnvesteerd. Toen Aziz de ernst van datgene begreep, wat ik had gedaan, liet hij me weer slapen, om me de volgende morgen voor het ontbijt te wekken.

"We moeten je zo slim mogelijk naar een andere plek verhuizen. Ik kan niet meer garant staan voor je veiligheid."

Ik zag in, dat het wel het beste was, om te gehoorzamen, en de storm voorbij te laten trekken, totdat ik mijn ondeugende gezicht weer zou laten zien. Door een goede vriend van Aziz werd ik naar Bentota gebracht. Tijdens mijn eerste namiddag in het hotel, hoorde ik uit de aangrenzende kamer meditatieve gezangen. De gezangen waren zeer mooi en men hoorde duidelijk, dat het mannen waren. Ik herinnerde me er plotseling, dat ik al een paar dagen niet had gemediteerd, en ging er voor zitten om mijn gedachten te ontspannen, vermengd met mantra's die ik van verscheidene leraren had geleerd, om me weer in het gareel te krijgen. Ik probeerde vergeefs de gebruikelijke rust te vinden. Maar de chaos in me was volledig en de depressie nam nu met al zijn kracht bezit van me. De religieuze gezangen van de onbekende mannen hadden indruk op me gemaakt. Ik werd door de receptioniste erover geïnformeerd, dat de groep mannen door de zoon van de hoteleigenaar werden geleid en dat zij volgers van een Indische goeroe met de naam Guru Maharadji Ji waren. Allen die wilden, konden kennelijk komen en aan datgene deelnemen, wat ze Satsang noemden, het lofgezang voor de Heer. Ik had niets te verliezen.

 

15. REDDER VAN DE ZELFMOORD

Ik sleepte me naar het avondeten. Een van de kelners, die bij de groep hoorde, die de heilige liederen had gezongen, had van mijn navraag bij de receptie gehoord. Na enkele rondjes om mijn tafel wierp hij me een glimlach toe en bleef staan, om te vragen, of ik voor de avond nog iets anders wilde. Ik antwoordde, dat ik tevreden was. Hij bleef bij mijn tafel staan.

"U bent niet gelukkig, meneer?" Hij keek me recht in de ogen aan.

"Nee, totaal niet, mijn leven is een mislukking."

"Moeilijkheden zijn er om overheen te komen, meneer. Ik hoorde dat u over onze groep had gevraagd, die elke dag zingt. We gaan vandaag een bijeenkomst houden. U bent zeer welkom! We beginnen om negen uur in bungalow 15. Komt u alstublieft, als u wat ontspanning nodig hebt."

Zo ging hij naar weg naar de andere gasten, die gretig op de lekkernijen wachtten, die geserveerd werden.

Plotseling werd ik aan de telefoon bij de receptie geroepen.

"Aziz hier," zei een krakende stem door de miserabele leiding. De telefoonverbindingen in Sri Lanka waren slecht.

Aziz kon alleen maar bevestigen, dat ik met mijn gedrag tegenover de minister president te ver was gegaan en dat ik het wel helemaal kon schudden. Toch had hij misschien goed nieuws. Uit voorzorg door de abt, was er een nieuwe geïnteresseerde voor het hele Eravur-projekt opgedoken. De abt had Aziz verteld, dat ik zo snel mogelijk contact zou moeten maken, om mogelijkerwijs een nieuwe partner te krijgen of misschien wel het gehele gebied aan hem te kunnen verkopen. Ik was een totaal ongeschikte persoon in alle kringen geworden, waarin ministers zich ophielden. De abt had zelfs een aanbod van zijn geïnteresseerde al op zak. Vier miljoen dollar, als het zo mocht zijn, dat ik geïnteresseerd was om te verkopen. Aziz dacht mij goed nieuws mee te delen. Maar in plaats daarvan keurde ik de hele situatie af. Geloofde de abt in al zijn eenvoud echt, dat geld belangrijk voor me was? Ik, die alles verliet, om alleen dat te doen, wat ik in mijn hart voor goed aanzag? Ik vroeg Aziz de volgende dag weer te komen en ik trok me terug, om de tijd van negen uur af te wachten.

Ik moest uit het project. Ik wilde terug naar de heilige periode van mijn leven, toen ik door visioenen en de nabijheid van een levende meester werd gedragen. Maar nu was ik gevangen in een situatie, die ik zelf zijn gang liet gaan, zonder naar de wijze stemmen te luisteren, die mij probeerden te waarschuwen. Nu was ik opnieuw in ongenade gevallen en zat met de handen in het haar.

De klokslag van negen uur kwam als een bevrijding. Ik zou met nieuwe mensen op het geestelijke pad kennis maken. Toen ik zo stap voor stap de weinige schreden naar Bungalow 15 ondernam, hoorde je het weekhartige gezang van vrome stemmen zachter worden. Ik ging naast een wand zitten en luisterde. Er was iets betoverends in de hele atmosfeer.

Hun goeroe was uit India naar Amerika verhuisd en was zelfs met een Amerikaans meisje getrouwd, hetgeen mij verwonderde. In mijn wereld was je monnik, als je goeroe was. Was je bovendien een Satgoeroe, een incarnatie van God, dan leefde je definitief in celibaat. Ze vonden het bijzonder, dat ik me niet kon verzoenen met het feit dat hun goeroe een incarnatie van God moest zijn. Hij had de vorm van menselijke gedaante aangenomen, om ons te leren, dat de heiligheid niet in de geslachtsdelen zat, maar in in de manier hoe je je opdracht hier op aarde uitvoerde. Zelf was ik op mijn hoede voor alles wat Indische goeroe heette, daarom was hun toespraak voor mij slechts gewauwel. Maar hun gezang had een verheffende werking op me en ik voelde me prima op mijn gemak, toen ik hen verliet, om mijn nachtwandeling op het strand in te zetten, tot ik onder mijn muskietennet kroop, om te slapen.

Pas toen ik in de stilte van mijn eigen bungalow kwam, brak de krankzinnigheid in mij in volle sterkte uit. Ik zat vast in een krachtige greep, waaruit ik me niet kon bevrijden. Waarin was ik beland? Was dit de werkelijkheid, die ik mijn hele leven had gezocht? Waar was God eigenlijk en de waarheid? Was alles maar een grote illusie? Mijn onbewuste haalde een waterval aan overdenkingen te voorschijn, hoe ik mijn leven kon beëindigen. Ik moest tegen elke prijs aan de werkelijkheid ontkomen, die ik niet beheerste of niet begreep. Ik stond voor de keus, of ik weer het initiatief zou nemen of verder in deze illusie zou leven.

Ik werd wakker van koude rillingen en bibberen, hoewel de nacht maar lauw was. Ik woelde heen en weer en had last van een nachtmerrie. Wilde ik leven, of wilde ik sterven? Was het licht, dat ik als kind had beleefd, de poort naar de eeuwigheid en de eigenlijke bevrijding? Moest ik rechtuit de zee in gaan en het wonderbaarlijke eeuwige licht tegemoet gaan, dat ik altijd had gezocht?

Na enkele uren ging ik rechtop zitten en greep de pen, om mijn afscheidsbrief aan het leven te schrijven. Hoe meer ik schreef, hoe meer ik voelde hoe teleurgesteld ik was. Dit hier was een leven, dat mij altijd, voor wat betreft de verlangde bevrijding van schuld en schaamte, teleurstelde. Ik voelde steeds, dat ik anderen blij moest maken, en als ik dat niet kon, dan was ik ten prooi gevallen aan dwaasheid. Nu besloot ik mijzelf, die nooit iets anders had kunnen zijn als de kleine idioot, die zich niet begrijpelijk kon maken, voor altijd op te geven. Ik eindigde de brief met de garantie, dat niemand me had vermoord. Het besluit zou helemaal van mij zelf zijn geweest. In de rechterhoek schreef ik de datum van de dag, legde de brief daarna op tafel en ging liggen, om de ochtendschemering af te wachten. Ik had besloten, bij zonsopgang met de stroming van de zee mee te gaan, waarvoor ik vroeger was gewaarschuwd.

Nadat ik nog een paar uren naar het plafond had gestaard en levende plaatjes en verbanden aan mij voorbij had laten trekken, viel ik in een toestand tussen droom en slaap, die ik van al mijn meditaties herkende. Plotseling was ik van mijn angst bevrijd en ik voelde, dat mijn innerlijk mij om een ontmoeting riep, die bijna op een ontmoeting van een kind met het sprookjesland leek. In deze toestand leek alles me heel vanzelfsprekend en spontaan begon ik om de hulp van Jezus in mijn huidige situatie te vragen. Daarna bad ik tot moeder Maria, de heilige Fransiscus van Assisi, tot goeroe Dev, Maharishi's leraar, samen met tal van andere heiligen, wiens levensverhaal indruk op mij had gemaakt. Boeddha, Krishna, alle voorbeelden van de grote religies kwamen in mijn gebed voor. Nu kon ik plotseling voelen, dat ik wilde leven en niet sterven. Ik liet me nu in het omhulsel van het gebed naar binnen trekken en zag dat er licht was, opnieuw het Eeuwige Licht. In dit licht formuleerde ik de woorden: "O God, als u op aarde bent, laat me dan bij U komen".

Uiteindelijk sliep ik in en werd door een flinke klap tegen de wand, waar mijn hoofd lag, gewekt, en kwam omhoog om te merken dat ik erge hoofdpijn had. Nu begon weer het omwoelen en de eerdere mooie gedachten uit het gebed verdwenen uit mijn gedachten. Ik kwam weer in die wanhopige toestand terug, waarbij zelfmoord voor de deur stond. Nog een keer las ik mijn brief door om te zien of ik iets over het hoofd had gezien. Ik besloot bij zonsopgang op te staan om mijn plan in de daad om te zetten.

Tijdens mijn voormalige bezoeken in Bentota was het strand daar, mijn rustplaats geweest en de batikhutten waren mijn natuurlijke lievelingsplaatsen. Deze lagen midden op het strand en lagen kilometers lang op natuurlijke afstand van elkaar. Ik moest dan ongemerkt naar beneden naar het water sluipen en direct doorwaden, om dan door de krachtige onderstroom meegezogen te worden, die ongeveer 100 meter van de oever verwijderd, stroomde. Ik besloot alles in mijn kamer achter te laten: pas, betaalkaart, rijbewijs, identiteitsdocumenten en geld.

Ik stond op en legde alles netjes geordend, om te bevestigen, wat ik al in mijn afscheidsbrief had geschreven. Nu vatte ik de moed op, verliet mijn bungalow, verzekerde mij ervan dat niemand wakker was of me zag. Ik sloop snel naar beneden naar de oever en vond de plek, vanuit waar het zou gebeuren. Ik was bij een c-vormig deel van het strand gekomen, waar er buiten in het water een eiland met een boeddhistisch klooster was, waarop ik nu mijn ogen richtte.

Al mijn meditatie, al mijn gebeden, al mijn streven naar het ware en het zuivere - alles leek te vergeefs te zijn geweest. De tranen stroomden over mijn wangen, toen ik het water in ging en doelbewust verder liep. Ik voelde spoedig, dat het water tot mijn kruis kwam. Mijn voeten en mijn kuiten merkten de trek van het water. Rondom mijn benen vormde zich een druk en ik voelde, dat het zand onder mijn voetzolen makkelijker meegaf. Het water was begonnen tegen mijn navel te stijgen, tot ik een moment bleef staan. De zuigkracht in het water was nu sterk. Dit was de laatste gelegenheid om terug te gaan. Het verdriet over mijn mislukte leven kende geen grenzen en ik besloot de laatste stap te doen.

Toen gebeurde er iets heel merkwaardigs. In mijn blikveld aan het verre einde van het c-vormige strand en met het monnikeneiland vlak voor me, kwam een man uit een batikhut te voorschijn en wenkte mij. Perplex merkte ik, dat ik weer was blijven staan.

"Nee, niet nu, niet nu," dacht ik.

De man bewoog zich langzaam naar de rand van het water, mij met zijn hand nog meer naar zich toe wenkend, alsof hij me kende. Hij had een afrokapsel, bloot bovenlichaam en een oranje sarong.

Tijdens zijn weg naar het strand glimlachte hij zoals alle andere Singalezen, een vriendelijke lach, die iemand nauwelijks kon weerstaan. Nu stond ik hier met een besluit tot zelfdoding en staarde de vermoedelijke batikhandelaar aan, die mij glimlachend uitnodigde uit het water te komen. Een magische aantrekkingskracht kreeg me te pakken en ik waadde naar de mij volstrekt onbekende man terug. Vriendelijk maar vastbesloten legde hij zijn arm om mijn schouder en zo leidde hij me naar zijn batikhut, waarvan ik aannam, dat hij mij al zijn batiks zou aansmeren. Tijdens de korte tijd dat wij naar zijn hut liepen, sprak hij geen woord.

De hut werd door kokosnootpalen omhoog gehouden en was bedekt met grote bananenbladeren. De wanden waren van riet of een ander stroachtig materiaal. Alles werd met touwen van kokosnoot  bijeen gehouden en bij de ingang hingen plastic parels in alle mogelijke kleuren in lange strengen; dezelfde techniek die wij als kinderen gebruikten, als we bosbessen plukten en vastknoopten. Hij trok de voorhang van parels opzij en ik ging de vermoedelijke batikruimte binnen. Maar tot mijn grote verbazing zag ik geen enkel batikobject. In plaats daarvan was de tien vierkante meter kleine ruimte helemaal leeg, behalve een bijzondere poster vanaf de bodem tot aan het plafond, met een man met een grote bos afrohaar in een lang oranje gewaad. De man op de poster hief zijn rechter hand ter welkomstgroet en de achtergrond van de foto was een soort palmen. Verbluft en verward stond ik daar maar aan de ene kant van de foto en de man, die mij uit het water had geroepen, aan de andere kant.

"Sai Baba, ga naar India, " zei de man nu. Hij vertoonde een merkwaardige gelijkenis met de man op de foto.

Een hemelse impuls had me bereikt! Iets bovennatuurlijks had de leiding genomen en leidde me verder in het leven. Wat het was wist ik niet, maar beduusd en verward, lachend en huilend, verliet ik de hut om naar mijn bungalowhotel terug te gaan. Mijn voeten ploegden door het zand, wat was dat? Wie was Sai Baba? Waar was die? Ik stormde het hotel binnen naar de receptie waar ik de receptionist slapend op de bar trof en hem abrupt wekte.

"Wie is Sai Baba, wie is Sai Baba?"

Eerst keek hij mij volkomen verdwaasd aan, slaapdronken als hij was, maar hij herstelde zich snel. Hij verhief zich en sloeg de deken van zich af, die hij gedurende de nacht had gebruikt. De zeer slanke man stond hier in halfnaakte toestand, slechts in avondsarong om zijn heupen gewikkeld, de ogen nog steeds half gesloten van vermoeidheid.

"Sai Baba," zei hij, "Sai Baba is God in menselijke vorm. Hij is een Avatar."

Helemaal versteend stond ik daar en hoorde deze onbegrijpelijke woorden. Wat ik zojuist had meegemaakt en tot wie ik geroepen was, moest God in menselijke vorm op aarde zijn.

"Sai Baba is God en Avatar en alles, waarop de wereld sinds duizenden jaren wacht. Hij heeft de incarnatie op aarde gekozen, om de gerechtheid en de waarheid voor iedereen weer te herstellen."

"Waar is hij?"

"Hij woont in India," antwoordde de man.

"Waar in India?"

"Wacht een ogenblik," antwoordde hij, pakte de telefoonhoorn op en belde.

In mijn verwarde toestand stelde ik me voor dat hij met God zelf zou spreken. Hij wist echter precies waar die god zich thans moest bevinden, en kon snel een klein dorp, Puttaparthi genaamd, noemen, dat in zuidelijk India lag, 17 mijl van Bangalore in de deelstaat Andra Pradesh. Het was moeilijk om daarheen te gaan, en alleen degenen, die door God zelf waren geroepen, slaagden daarin.

Deze god had mij geroepen. Ik was welkom in het dorp, dat hij als zijn woonplaats gekozen had. Hier kwam het erop aan, de instructies van de man aan de receptie niet te verliezen. Hij zei dat Air Lanka juist een vliegtuig gekocht zou hebben en een verbinding naar Madras had geopend. Zij vloog iedere dag, maar het was moeilijk om kaarten te krijgen. Ik dacht, als God mij uiteindelijk heeft geroepen, dan moet er ook op een bepaalde manier een kaartje gevonden kunnen worden. Ik bestelde een taxi en ontbijt op kamer ten behoeve van een zo snel mogelijk vertrek naar Colombia. Ik wist dat de rit erheen en dan naar de bank, zodra die open was, en daarna naar Air Lanka's nieuw geopende kantoor, minstens twee uur zou duren.

Ik douchte snel, en schraapte ondergoed, tandenborstel en tandpasta, deodorant, scheerapparaat, pas, portemonnee met betaalkaarten en de zelfmoordbrief bij elkaar. Een of ander T-shirt griste ik nog mee en iets om te lezen, verder liet ik alles achter. Ik verbaasde mij, dat hij, die met het ontbijt kwam, de kelner was, die mij voorheen voor de Satsang voor zijn eigen meester had uitgenodigd. Hij vroeg wat er aan de hand was, aangezien hij mij in verhouding tot de voorgaande avond zo geëxalteerd vond, en ik vertelde hem van mijn belevenis op het strand en dat God mij nu zelf had geroepen. Dat hij grote ogen opzette, verwonderde me, omdat hij de ondoorgrondelijke wegen van God zou moeten kennen. Ik bedankte de zingende groep vriendelijk, toen ik helemaal vervuld van hetgeen ik in de laatste uren van mijn leven had meegemaakt, de taxi instapte. Ik vroeg de portier aan niemand mede te delen, dat ik was vertrokken, omdat ik spoedig weer in Bentota terug zou zijn.

Er was nog plaats in het namiddagvliegtuig van vandaag, en ik verzekerde me, dat ik in het vliegtuig vegetarisch eten zou krijgen. Nu nam ik de gelegenheid waar en belde Aziz en vertelde hem, dat ik in allerijl naar India zou gaan en dat hij zich niet ongerust hoefde te maken. Ik zou binnen een week terug zijn. Toen ik in de taxi zat, kon ik niet vermoeden, dat deze reis meer dan twintig jaar zou duren.

Ik ging in de wachtruimte voor vertrekkende passagiers zitten en vouwde mijn benen kruislings onder mij op de stoel. Een familie met drie kinderen ging bij mij in de buurt zitten. De man nam een boek in zijn handen, waarvan ik vond, dat het op de bijbel leek, terwijl de vrouw op de kinderen lette. Het duurde niet lang voordat de kinderen nieuwsgierig werden naar mijn verschijning, omdat ik daar met gekruiste benen zat en half mediteerde. Toen ze bij me in de buurt kwamen, keek de vader op van zijn vermoedelijke bijbel en riep ze tot de orde. Hij bood mij zijn excuus aan wegens zijn kinderen en antwoordde hem, dat ze me helemaal niet stoorden, omdat ik daar nog maar net zat te mediteren. Hij vroeg, welke vorm van meditatie ik uitoefende en ik antwoordde hem, dat ik volgens de aanwijzingen van mijn Indische meester Maharishi Mahesh Yogi mediteerde. Hij glimlachte alsof hij mijn meester leek te kennen, maar zelf zou hij Engelsman en christelijke missionaris zijn. Hij zou met zijn hele familie op de terugweg van zijn dienst op Sri Lanka zijn. Het zou een dag voor het beginnen van de school van zijn kinderen zijn. Hij gaf mij met zijn blonde, geoliede haar, dat plat gekamd op zijn hoofd lag, een warme indruk. Hij had blauwe ogen en een glimlach, die zijn tanden lieten zien. Ik vertelde hem mijn gehele onbehaaglijke verhaal, dat met een regelrechte openbaring afsloot, waarvan ik aannam dat God zelf gekomen was, om mij naar India te roepen.

Geduldig hoorde hij me aan. Ik sprak ook van mijn zelfmoordplannen, wat mij gered had en hoe ik dat zag. Zonder met een gezichtsuitdrukking te zeggen wat hij er van dacht, luisterde hij naar me, om dan weer naar het lezen terug te keren. Maar toen de oproep voor het vertrek kwam en wij elkaar vaarwel zouden zeggen, nam hij mijn handen in zijn beide handen, en de warmte die hij daarbij uitstraalde kon mij niet ontgaan. Zijn heldere blauwe ogen keken regelrecht in die van mij.

"Meneer, weer u zeker dat u niet naar een valse profeet gaat?" vroeg hij mij met zeer warme stem.

Ik glimlachte naar hem, terwijl hij daar met zijn bijbel onder de arm stond. Hij glimlachte direct vriendelijk terug. Daar stonden we nu, twee reizigers naar God, die elkaar al het goede wensten. Pas toen de tweede oproep kwam, gingen we ieder onze weg. Hij moest naar Engeland en ik naar god in Puttaparthi. Toen ik naar het vliegtuig ging, klonken zijn woorden in mijn oren na.

"Is het misschien niet een valse profeet, waar u naar toe reist?"

Het vliegtuig diende zich aan, de motoren begonnen te dreunen.

 

16. SAI BABA

De bus naar Puttaparthi was vol en er waren geen kaartjes meer te krijgen. Ik ontving tenslotte een reservekaartje en kon alleen maar op het geluk hopen, dat er een of andere passagier niet zou opduiken. Tot aan het vertrek waren alle zitplaatsen bezet.

De duivel kwam in me, en met luide stem zei ik midden in de bus:

"Ik moet naar Puttaparthi en wil Sai Baba zien. Hij heeft me geroepen en dat kan niemand tegenhouden."

Op hetzelfde moment viel mijn blik op een afbeelding van Sai Baba, die omrankt met bloemen en wierookstandaarden in het raam van de chauffeur hing, en wurmde me door naar de motorkap. De chauffeur verklaarde nors dat ik de bus moest verlaten, omdat er zit- noch staanplaatsen zouden zijn. Vertwijfelde richtte ik me naar de andere passagiers om hulp. Ik was immers op de weg naar God, die mij had uitverkoren.

Een Indische vrouw, die zelf naar Puttaparthi moest, kwam naar voren. Ze was voornaam en ging in een mooie sari gekleed en gouden sieraden spreidden zich over haar lijvige gestalte.

"Natuurlijk is er plaats," zei ze op dwingende toon tegen de bestuurder en wees op de met blik overtrokken motorkap naast de stoel van de chauffeur, terwijl ze hem aanstaarde.

De chauffeur week voor de blik van de Indische en ik mocht op de motorkap zitten. Het isolatieovertrek, dat normaal gesproken de kap bedekte, was weggehaald, omdat de bussen in India in de enorme hitte gewoonlijk kookten.

Het zou acht uur duren, inclusief een kapotte band, om op de smalle wegen in Puttaparthi te arriveren. We gingen langs heg en steen in een hitte, die steeds meer toenam. Zelf probeerde ik me tegen de hitte van de motorkap te beschermen door te draaien en te keren. Niets hielp. Ik vervloekte mijn afgesneden jeans.

Toen we in de kleine stoffige dorpsstraten in Puttaparthi uit de bus werden geladen, was ik door het lange zitten op de kokend hete motorkap aan de binnenkant van mijn dijen volledig verbrand. Ik was sowieso te uitgeput om erop te reageren. In die hitte van wel 43 graden hielp de Indische vrouw uit de bus me de weg naar Sai Baba's ashram te vinden, doordat ze met de hele volheid van haar lichaam voor mij ging lopen. Ik voelde me na mijn lange zit op de motorkap meer dan ooit gebroken. Maar ik was op mijn gewenste doel.

Sai Baba beweert een Avatar te zijn, dat betekent een God op aarde, een wonderman van de liefde met de begaafdheid om doden op te wekken en voorwerpen te materialiseren. Hij werd in 1926 in Puttaparthi in India geboren. Als 14-jarige introduceerde hij zichzelf als incarnatie van een Indische heilige, die in 1918 was gestorven. Zijn oom was magiër en tovenaar. Sai Baba's charisma wordt als buitengewoon beschreven, evenals zijn manipulatieve bekwaamheden. Hij heeft in Puttaparthi een machtsimperium opgebouwd, waar zijn ashrams zich bevinden. Zijn maatschappij omvat woonhuizen, jongensinternaten en ziekenhuizen.

In het aanmeldbureau trof ik een zachtaardige Indiër, die zich over mijn pas ontfermde, mij registreerde en mij een korte instructie gaf, dat de ashram momenteel gebrek aan water had en dat ik daarom werd verzocht met het gebruik van water spaarzaam te zijn. Hij gaf me een beschrijving van waar ik moest wonen en een kamersleutel.

De zeer kleine ruimte die me werd toegewezen was ongemeubileerd. Alleen een verscheurde rieten mat lag verkreukt op de betonnen vloer, samen met een afgebroken bezem. Een zure urinelucht kwam me tegemoet. In pure verbazing zette ik mijn weinige bagage op de vloer en dacht, of het echt het mogelijk zou kunnen zijn, dat God mij naar dit hier had uitverkoren? Van mij, die er aan gewend was, netjes te leven, verwachtte je dat ik genoegen zou nemen met een smerig stinkende rieten mat in een rommelkamer met een gat in de vloer als toilet? Om daar te slapen? De douche was een waterkraan op enkelhoogte met een lege doos eronder. Een eenzame gloeilamp bungelde vanaf het plafond naar beneden. Het enige positieve aan de ruimte was dat er een plafondventilator was.

Er was haast geboden. Sai Baba zou weldra zijn darshan houden.  Ik begaf me daarom op dezelfde weg terug, als ik gekomen was, en zag de Indiër, die me in de ashram had ingecheckt. Voorzichtig opperde ik mijn klacht met betrekking tot het slechte comfort. Hij glimlachte alleen maar.

"U bent niet gekomen, om het lichaam tevreden te stellen. U bent gekomen, om de ziel te verrijken."

De man loodste me naar de tempelplaats, waar de ontmoeting met Sai Baba zou plaats vinden. Ik had me niet meer kunnen omkleden, en was gekleed in mijn strohoed met roze franjes, een T-shirt en afgesneden jeans. De Jezussandalen moest ik buiten de tempelplaats uit doen. We zaten allemaal op een goed schoongemaakte zandvlakte. De man had een eigen plaats gereserveerd, en omdat ik niet wist waar ik moest gaan zitten, volgde ik hem, want wij waren er een beetje laat.

Binnen de tempelmuren die de darshanplaats omsloten, zaten al duizenden mannen en vrouwen, naar geslacht gescheiden. De vrouwen waren in de meerderheid en in de mooiste sari's gekleed. De mannen waren allemaal in het wit, in Indische pyjama's. Ik zag een klein aantal Westerlingen. Je hoorde niet het minste geluid. Men verwachtte Sai Baba's komst.

Ik zag dat ik voor een zeer mooie, twee etages hoge, versierde tempel zat. Hij was wit, blauw en goud met een paar roze punten en leek in feite op een grote taart. Er was een tempelterras, waarop jonge mannen in lange ordentelijke rijen zaten, die jongste verder naar voren en de iets oudere meer naar achteren. Helemaal achteraan op het terras zaten oude mannen, die in de hitte dommelden. Uit het interieur van de tempel kon je de priesters een Hindoeïstisch gezang horen zingen. Het duurde niet lang alvorens het gezang ophield en alle hoofden op het terras en in de tempelhof, waar ik en de bezoekers verwachtingsvol zaten, zich hoopvol verhieven. De god naderde.

Plotseling stond hij daar, midden in het tempelportaal, met zijn afrohaar en oranje kleding. Hij leunde tegen het gewelf, terwijl hij tegelijkertijd met een hand zijn kapsel in orde maakte dat door de wind verwaaid was.

Mijn God, wat een domme gans, herinner ik me gedacht te hebben, voordat ik snel deze absurde waarneming verdrong, want ik had immers een levende God voor mijn ogen.

Sai Baba zag mij direct. Langzaam schreed hij van de tempel naar beneden en ging direct naar mij. Met pijnlijke gekruiste benen zat ik daar aandachtig. Toen hij bij me was, keek hij me in de ogen.

"Dus, je bent nu gekomen?"

"Ja," kon ik kort antwoorden, voordat hij de volgende vraag stelde.

"Waar kom je vandaan?"

"Ik kom uit Zweden."

Hij lachte wat toegeeflijk.

"Nee, nee, je komt uit Sri Lanka."

Hij fatsoeneerde opnieuw, zijn door de wind weer door elkaar geraakte haar, gunde mij een glimlach en schreed verder naar de kant van de vrouwen. Met een cirkelende beweging in de lucht maakte hij iets, wat ik niet begreep. Ik hoorde later dat Sai Baba vibuthi (heilige as) had gematerialiseerd.

Ik zat er zeer beduusd bij, omdat Baba mij en mijn aankomst had bevestigd. Alsof ik werd verwacht, maar ook over het feit dat hij mij op mijn nummer had gezet, over waar ik vandaan was gekomen.

Het duurde niet veel minuten, voordat het Darshan-gebeuren voorbij was en Sai Baba een paar van de jongere jongens in het tempelgebouw had meegenomen. De man die naast me zat, boog zich naar voren.

"Niemand komt hier heen, die Baba niet heeft uitgekozen."

Zijn ogen zagen er bezield uit. Het was hem gelukt, Sai Baba's voeten aan te raken, toen hij bij mij was blijven staan, hetgeen als een goddelijke zegen gold.

De volgende ontmoeting was tijdens het zingen van de Bhajans. Maar eerst was het etenstijd. Ik dronk het gekookte en weer afgekoelde water dat werd opgediend, en zoog de hele sfeer van de stilte in de eetzaal in me op. We zaten in lange rijen en lazen de woorden van wijsheid, die de muren versierden. Mijn darshan-begeleider was weer teruggekeerd naar zijn dienst in het aanmeldbureau. Na het eten werd ik door een totale vermoeidheid overvallen, met als resultaat dat ik snel mijn kamer opzocht.

Gebrek aan water of niet, ik schrobde de vloer met een meegebrachte handdoek, wierp de smerige rieten mat eruit, legde me plat op de koele stenen bodem en sliep in. De volgende morgen werd ik wakker, door een mannenkoor dat voor het venster voorbijtrok en een paar ochtendliederen zong. Weg was mijn angst. Het was of mijn zelfmoordgedachten er nooit waren geweest. Ik voelde me innerlijk helemaal opgeknapt. Dat was een machtig gevoel. Sai Baba had me gezien. Hij had me bevestigd.

Door Sai Baba gezien te zijn, was als op het theatertoneel te staan, hoewel de kick veel sterker was. Het leek niets uit te maken of er 1000 mensen zaten en na een voorstelling naar me applaudisseerden. Pas toen ik dacht te voelen dat iemand me echt had gezien, voelde ik me bevestigd, een voldaanheid die ik mijn hele leven had gezocht.

Voor de ochtendbijeenkomst met hem was ik snel op het plein, nadat ik me boven het gat van het toilet had gebogen en een paar blikjes water over me had uitgegooid. De brandwonden aan mijn dijbenen hadden blaren veroorzaakt. Ik zat daar met de andere mannen in een lange rij en wachtte binnengelaten te worden. Ik had het geluk achter een vader een zoon uit Canada terecht te zijn gekomen. De vader zei dat zijn twaalfjarige zoon stom geweest was, maar door ingrijpen van Sai genezen werd en helemaal welbespraakt was geworden. Hij was hier voor de tweede keer. Ik was perplex en dankte God er nog steeds voor dat hij mijn gebed had verhoord en me naar hem toe liet komen, die nu hier in levende lijve in Puttaparthi was. De tempelwacht kwam voorbij en waarschuwde mij, dat men absolute stilte verwachtte. Ik begreep dat dit het begin van mijn nieuwe leven was. Het gevoel dat me vervulde, was euforisch.

 

17. DE WONDEREN

Ik had gezien, dat Sai Baba een aantal brieven met vragen bij zich had. Het was ook goed mogelijk, dat je brieven van anderen kon overhandigen. Sai Baba bleef gewoonlijk staan en nam de brieven mee. Ik had mijn zelfmoordbrief uit Sri Lanka bij me en dacht mijn vroegere wanhoop aan hem te overhandigen.

Op het zandplein te zitten en op de aankomst van de avatar te wachten, het duizend stemmige vogelkoor hun ochtendserenade te horen zingen, onderging je als sacraal. Dan openden zich een van de houtgesneden deuren van de tempel en Sai Baba schreed in zijn oranje kleding naar buiten. Dit keer besteedde hij bij de mannen veel tijd, bleef hier en daar staan en opnieuw zag ik, hoe de mensen rondom me heen naar zijn voeten bogen en ze met hun handen zacht aanraakten. Ik zag ook er ook een paar de voeten kussen. Een van de mannen, voor wie het voeten aanraken niet snel genoeg ging, verzamelde in plaats daarvan een voetafdruk in het zand, bracht die naar zijn mond en slikte hem in.

Sai Baba ging naar de jonge Canadese knaap, wiens vader heel dicht bij mij in de eerste rij zat. Sai Baba ondervroeg de vader over de gezondheid van de knaap en  beantwoordde de vraag van de vader, of de jongen Sai Baba's toestemming kon krijgen, om in een van de scholen in Puttaparthi met de studie te beginnen.

"Ik zal het zien, ik zal het zien," luidde het korte antwoordde van Sai Baba.

Later wendde hij zich naar mij en nam mijn zelfmoordbrief aan.

"Sri Lanka, ik weet het, ik zal helpen, ik zal helpen."

Ik was totaal verbijsterd. Hij leek alles over me te weten. Tranen van gevoelens van bevrijding rolden over mijn wangen. Opnieuw richtte Baba zich naar de vader.

"Leidt hem rond in Puttaparthi, laat hem de school en het ziekenhuis zien."

Daarmee had hij mij bedoeld. Sai Baba, die zojuist mijn brief in zijn linkerhand had genomen, samen met een stapel overige brieven, deed twee stappen terug en tegelijkertijd cirkelde hij met zijn rechterhand in de lucht. Uit zijn nu geopende hand stroomde de heilige as naar beneden in de handen van de jongen en in die van mij. Wij beiden zetten grote ogen op.

"Eet, eet", zei hij, terwijl hij tegelijkertijd verder naar de andere bezoekers slenterde.

We hadden een levend wonder beleefd en nuttigden de as met plezier, terwijl bij ons alledrie de tranen naar beneden rolden.

Opgetogen bleven we nog een tijdje na de darshan bijeenkomst op het zandplein zitten, tot de Canadese vader voorstelde, dat zij mij al het geweldige zouden laten zien, wat Sai Baba in het dorp en voor de wereld had gedaan.

In het kleine ziekenhuis op de heuvel, half boven de tempel, bevond zich alles, en de armen konden alle verzorging, die ze nodig hadden, gratis krijgen. Vanaf de heuvel zagen we de gebouwen van het internaat van de studenten, de school voor de kleuters lag er vlak naast, het gymnasium ook, en aan de universiteit werd net gebouwd.

De gebouwen spraken hun duidelijke taal: duur en mooi. Hier was men niet gierig met het welzijn van de studenten. Ik begreep ook, dat de vader liever zag, dat de zoon in een Sai-school ging, dan in een van onze Westerse, met al hun verval van moraal en ethiek. Alles was gratis. Studenten uit heel India konden een aanvraag doen om te mogen komen, als ze maar de toestemming van hun ouders hadden. Er waren bijvoorbeeld knapen, die de naar geslacht gescheiden scholen bezochten, allemaal gekleed in het verplichte witte schooluniform. Hun discipline had ik gisteren al op het tempelterras gezien, en hun toewijding aan Sai Baba was zeer duidelijk, in het bijzonder onder de jongere jongens. Alles ademde vrede en vertrouwen.

Toen we na de rondleiding terug gingen, liet de vader het oorspronkelijke Puttaparthi zien. Barakken, armoede en ellende, zover je ogen konden zien.

"Dat is de nieuwe wereld, die Sai Baba hier begint te bouwen," zei hij, "en wij zijn het, die uitverkoren zijn, om zijn helpers te zijn, om welvaart en waarheid opnieuw te laten ontstaan."

Dat waren waarachtig toch andere geluiden dan bij Maharishi. Daar was alles jaar na jaar duurder geworden. Hier bij Sai Baba was alles gratis. Toen ik voorzichtig vroeg hoe Sai Baba dat allemaal financierde, antwoordde de vader:

"Baba heeft alle materie die hij wil krijgen, reeds in zijn hand."

Voor mij, die uren van te voren met eigen ogen had gezien, hoe Sai Baba heilige as manifesteerde, klonk het antwoord aannemelijk. Later, toen ik mijn knie verwond had, geopereerd werd en met krukken naar Puttaparthi terug kwam, zou ik nog meer bewijs krijgen. Baba nam de krukken direct van me weg en beviel me, op het gewonde been te staan, wat ik deed, en het been droeg me. Een wonder, dacht ik.

Ik had de krukken nodig na een operatie. Sai Baba kende het hele ziektebeeld en had discreet met een arts overlegd, of het been zou houden als er op werd gestaan. Dat hoorde ik een paar jaar later. Maar ik was in een net gevangen en voelde immers ook de druk van duizenden gelovigen, die getuige waren van het spektakel. We willen namelijk zo graag geloven, en wie was ik, om Sai Baba, mijn god, af te vallen?

Eindelijk had ik het definitief goede gevonden, dat ik al vanaf kindsbeen gezocht had. Nu had ik mijn vaderland gevonden, mijn nieuwe familie met een vaderfiguur, Sai Baba. Hij was zuiverder dan wat dan ook, dat ik ik vroeger was tegengekomen. Sai Baba was het licht, waarnaar ik sinds de duisternis van mijn kinderjaren altijd had gezocht. Mijn dankbaarheid kende geen grenzen. De altijd tegenwoordige nachtmerrie en het gevoel te moeten vluchten namen af. De veiligheid kalmeerde me met een gevoel van steun. Nu zou ik er toe bijdragen, te helpen waar ik kon, iemand van hen te zijn, die de wereld veranderen.

Ik had mijn onderneming in Sri Lanka. Maar wat moest ik daarmee doen? Ik wilde in geen geval terug gaan naar dat systeem van steekpenningen zonder waarheidsgehalte, nadat ik Baba had mogen ontmoeten, zoals de ingewijden, zoals ik gehoord had, hem noemden.

Door een Zwitserse bouwmeester was mij voorheen tweeëntwintig miljoen voor het gebied geboden, maar ik wilde toen juist niet verkopen. Maar nu, na het gebeuren met ministerpresident Prima Rao, had ik mijn idee opgegeven om een toeristenstad te bouwen voor Westerlingen, die spirituele verdieping zochten. Ik besloot Baba te vragen, wat ik met het Sri Lanka-projekt moest doen, en bracht mijn tijd in Puttaparthi door, om mij over al het fantastische te informeren, dat onder supervisie van Baba zelf gebeurde. Spoedig was mijn psyche weer evenwichtig, mijn moed kwam weer en ik voelde me er klaar voor, om naar Sri Lanka terug te gaan en de hele zaak nader te verklaren.

Toen ik vijf dagen later naar Sri Lanka terug ging, wachtte de familie Aziz op straat. Het middageten stond op tafel en allen wilden naarstig horen, wat ik had beleefd. Aziz mompelde er iets over, dat Sai Baba in de Koran niet werd genoemd, maar als hij al deze goede daden zou verrichten, zag Aziz er geen bezwaar in. Zelf was ik immers in mijn hart van Baba's goddelijkheid overtuigd en probeerde dit aan Aziz uit te leggen. Baba werd beschouwd als de vader, dus als degene, die Jezus naar de aarde had gestuurd. In dat geval had hij zelf tot reïncarnatie in deze nieuwe eeuw besloten.

Ik vertelde over mijn plannen om te verkopen en alles aan Sai Baba in India af te staan. Ik zelf zou me voor altijd in Puttaparthi vestigen. Waar kon ik anders zijn, als God daar was?

 

18. DE KUNDALINI-KRACHT

In een gevoel van volledige toegewijdheid aan Baba en zijn missie, besloot ik mijn onderneming in huizen te beëindigen.

De Zweedse makelaar was wanhopig over mijn besluit om te verkopen en smeekte me dat ik het in ieder geval met Sai Baba zou bespreken, opdat ik niets overhaast zou doen.

Tijdens een kort bezoek in Zweden informeerde ik mijn oude vrienden van de TM-beweging over Sai Baba, de avatar in Puttaparthi. Scholen, een ziekenhuis, echt alles was gratis ter beschikking aan de armlastigen. Ik, Maharishi's voormalige secretaris, had nu datgene gevonden wat wij allen zochten en waarnaar wij streefden, de absoluut zuivere spiritualiteit zonder bemoeienis van het slijk der aarde. Geruchten binnen de TM-beweging ontstonden en spoedig begon de pelgrimstocht door allen, die het wonderbaarlijke wilden zien. Ik trad op als groepsleider, reisde naar India en stelde ze aan Baba voor. We werden graag geziene gasten in de ashram.

Gevoelsmatig kwam ik steeds dichter bij Baba. Ik werd vaak door hem in de binnenste interviewruimte in de tempel naar binnen geroepen. In de buitenste interviewruimte, die niet groter dan twaalf en een halve vierkante meter, ontving Baba de uitgenodigde groepen, en in de binnenste ruimte nodigde hij afzonderlijke personen uit voor een gesprek of voor een behandeling. In beide ruimtes was er maar een fauteuil, bestemd voor Baba, met bijbehorende voetenbank. Beide ruimtes waren lichtblauw geverfd, met aan de rand, roze strepen in de buurt van het plafond. De koele stenen bodem was zwart geverfd. Daar hadden wij onze gebruikelijk zitplaats. De vensterluiken binnen de ruimte waren altijd gesloten.

Ik had de gewoonte om de plek aan de kant van Baba's fauteuil, in te nemen. Baba zelf, was gewend, zowel buiten op het zandplein, als ook binnen de interviewruimte, mij als groepsleider van Zweedse groep aan te spreken, waar ik me met trots in kon vinden.

Ik was een werktuig, maar voelde toch, dat ik iemand geworden was. Men respecteerde me.

We begrepen snel dat wanneer ik in Puttaparthi was, de Zweden meer aandacht genoten en de mogelijkheid voor ons, om aan een interview deel te nemen, veilig gesteld was. Het was voor individuen altijd moeilijker een interview met Baba te krijgen. Ik trof vaak personen, die wilden proberen met onze Zweedse groep mee naar binnen te komen. Maar die konden we niet helpen. Baba stond erop dat we in groepen, per land, zouden komen

Toen ik een keer voor een privé interview werd geroepen, had ik een biechtdocument opgeschreven, waarin ik mijn problemen met seksualiteit en mijn vroegere willekeurige seksuele manier van leven beschreef, opdat er niets onuitgesproken tussen hem en mij zou zijn. Mijn idee was om mij zo langzamerhand in de ashram te vestigen en daar in celibaat te leven.

In de buitenste interviewruime manifesteerde Baba met zijn cirkelvormige handbeweging een medaillon van het puurste goud. Hij liet het rondgaan, eerst aan de vrouwenzijde van de ruimte, dan bij ons aan de kant van de mannen. De verbazing kende geen grenzen. Baba overhandigde het aan een kleine zieke dame, die ingeklemd in de hoek van de overvolle ruimte zat. Ondanks de ventilator die op hoge toeren draaide, was het in de ruimte kokend heet. Na opnieuw woorden van wijsheid en persoonlijke instructies voor ieder apart uitgesproken te hebben, begon Baba nu met de interviews in de binnenste ruimte.

Tuula, een meisje, die ik in verband met Sai Baba in Zweden had ontmoet, werd samen met een ander meisje naar binnen geroepen. Korte tijd later, kwamen ze met de handen vol vibuthi weer naar buiten. Met de heilige as gingen ze zitten en verzonken, naar het leek, in diepe overdenking over dat, wat ze gehoord hadden of waar ze bij aanwezig waren geweest. Een oude man, Kurt genaamd, werd naar binnen geroepen en overladen met materialisaties. Ik vernam later dat Baba tegen hem had gezegd, dat hij in een vorige incarnatie met Shirdi Sai Baba, Baba's vorige incarnatie, zou zijn geweest. Nu zou hij door Sai Baba terug naar Puttaparthi zijn geroepen om zijn vroeger afgebroken connectie met Shirdi Sai Baba af te sluiten. Thuis in Zweden, was Kurt diamanthandelaar en bodybuilder en een zeer gerespecteerd invloedrijke persoon.

Baba stak zijn hoofd uit de voorhang die de beide ruimtes scheidde. Hij sloot ook de deuren tussen de ruimtes. Toen we alleen waren, overrompelde Baba me, door me te omarmen en me op mijn mond te kussen. Mijn brief lag ongeopend op zijn fauteuil. Hij nam de brief zonder hem te openen.

"Ik weet alles van je, alles. Doe je shirt uit."

Weldra stond ik daar met mijn pyamahemd in de ene hand, terwijl op hetzelfde moment Baba een olie manifesteerde, dat hij vervolgens op mijn borst inwreef. Baba nam het koord dat mijn pyjamabroek omhoog hield, maakte de knoop los en de broek viel op de vloer. Baba manifesteerde nog meer olie en ging nu met zijn rechterhand in mijn onderbroek. Hij ging verder rondom mijn zaadballen en met zijn wijsvinger naar mijn anus. Hij wreef de olie strelend in, en greep gelijktijdig naar mijn penis, die hij zacht naar voren en achteren masseerde.

Baba moest mijn reactie hebben gezien. Hij trok snel zijn hand weg. Hij verklaarde mij te helpen met mijn levensenergiestroom in de ruggengraat, de alom bekende Kundalini kracht. Baba bukte zich snel en trok mijn broek weer naar boven.

"Dit is tussen jou en mij, anderen zouden dit niet begrijpen, hou het voor je."

Achter de gordijnen van Sai Baba's ontvangstruimte werden bij een enorm groot aantal kinderen orale seks en andere vergrijpen onder de dekmantel van spiritualiteit uitgevoerd, terwijl de moeders en vaders buiten het gordijn stonden te wachten. Een minderjarig jongetje had na zijn ontmoeting met Baba zware verwondingen in zijn anus. Een Indische hoofdarts, wiens opleiding door Baba was betaald, sloeg alarm, nadat hij uit Puttaparthi was gevlucht. Enige tijd later werd er een poging tot moord uitgevoerd, toen een vrachtwagen direct op hem in reed. Dat de Sai-beweging daar achter zat, daar ben ik heel zeker van. Zijn vertrek uit de beweging, werd vanzelfsprekend een groot schandaal. Door de aanrijding had hij geleerd om zijn mond te houden. Maar mij kunnen ze het zwijgen niet opleggen, ook al slaan ze me dood.

Ik moet er enorm verward hebben uitgezien, toen ik de ruimte weer betrad, want Tuula fronste het voorhoofd zodra ze me zag. Om mijn verwarring te verbergen, wendde ik mijn gezicht af en ging snel achter Baba's stoel zitten. Wij onderscheidden ons, door op het tempelterras te gaan zitten, waar wij, geluksvogels, door al diegenen konden worden opgemerkt, die niet voor een interview waren uitgenodigd. De een behangen met goud, de andere met vuisten vol met as. Zelf wilde ik me tegen een al te grote tastbare interesse beschermen, die aan geïnterviewde personen gewoonlijk werd besteed. Na de afgesloten zitting begaf ik me snel naar mijn kamer. Tuula volgde me, zeer nieuwsgierig te horen wat er zich tijdens mijn persoonlijke interview was voorgevallen. Schoorvoetend deed ik verslag van de massage met olie en zag, dat zij daar al over had horen spreken. Ze verklaarde dat deze handeling van Sai Baba een heilig karakter had, die alleen voor uitverkorenen was bestemd. Met haar verklaring hervond ik mijn evenwicht.

Tijdens mijn opleiding als meditatieleraar in de Himalaya had ik over kundalini-kracht geleerd, een stroom van levensenergie, die door de ruggengraat ging. Met deze kracht speelde je niet, zij kon zowel baren als doden. Als die kracht in iemand fout gelopen was, dan was het bijna onmogelijk dit te corrigeren, alleen een Meester zou daarbij kunnen helpen. Zij leek op een oerkracht, gezeteld in het zenuwsysteem, het zogenaamde Chakra-systeem. Er zouden zeven chakra's zijn, van de wortelchakra aan het einde van de ruggengraat tussen anus en penis, tot bovenaan het kruinchackra van de schedel. Die kracht moest door oefeningen, die door een kundige Yogi of Meester werden onderwezen, naar het zevende chakra worden geleid. Een zedeloos leven voeren, zou betekenen dat de levenskracht ten kwade veranderde en men zijn kracht en tijd te verkwistte. Tijdsverlies is levensverlies, hoorde ik Baba vaak zeggen.

Nu had Baba ook begrepen, dat mijn levensenergiestroom niet zo vloeide, als deze zou moeten. Sinds mijn jeugd wist ik er wel van, maar ik wist niet waarom. Mijn biseksualiteit had in de loop van de jaren vele manieren van uitdrukken gevonden, maar het merkwaardigste was, dat ik toegaf aan het celibaat in de gemeenschap met de jongens van de M-groep binnen de internationale TM-beweging onder leiding van Maharishi. Wij hadden ons allemaal overgegeven aan Maharishi en zijn wereldplan gediend, opdat we onze levensenergie zouden kunnen ombuigen en fijnstellen. Voor seksualiteit was er geen plaats. Hier gold het idee, de wereld te redden, het wereldplan door te voeren, en het collectieve bewustzijnsniveau van de mensheid te verhogen.

Dat ik toen later de TM-beweging honend verliet, was dit omdat de meester zelf geen maat hield, maar zich bezighield met de waarheid van koehandel. Hij was niet, zoals ik dacht, een meester zonder seksualiteit. Dit had ik als secretaris begrepen, toen er in de ochtenduren een beroep gedaan werd op de secretaresses,  terwijl alle anderen, behalve Maharishi en ikzelf, sliepen. Maharishi had er altijd op gelet mij naar bed te sturen en voor de afgelopen dag te bedanken.

Baba had ook besloten mij bij de kundalini-kracht te helpen, wat volgens Tuula een zegen was. Ik was bij de volgende darshan, vol ijver en nieuwsgierigheid naar het verloop. Samen waren we ongeveer met een duizendtal, die daar in lange geordende rijen zaten, mannen en vrouwen altijd apart. De stilte veroorzaakte een stemming van verwachting en suggestie. We zaten daar met onze brieven en notities met overwegingen en wensen. Baba zou ze vervullen. De tijd verging en de zon verbrandde de meeste mensen tot uitputting toe. Blikjes water werden rondgedeeld en studenten deelden bekers aan ons uit, zodat we konden drinken. Velen gaven op in de hitte en verlieten hun plek of ruilden die voor een schaduwrijke, onder een van de weinig palmen, waaronder zich honderden verzamelden.

Eindelijk schreed Baba binnen. Snel liep hij door de kant van de vrouwen. Toen hij aan de mannenkant kwam, ging hij langzamer lopen. Het regende als het ware materialisaties uit zijn rechterhand, voor de mannen. De studenten die naar darshan waren gekomen, zaten zoals gewoonlijk op het plaatsen op het tempelterras. Het duurde niet lang, voordat hij mij zag. Hij boog zich naar voren om mijn nieuwe brief in ontvangst te nemen, die ik aan hem had geschreven, toen tegelijkertijd in rij een en twee zich volgelingen naar voren wierpen, om zijn voeten te kussen. Toen riep hij mij bij zich, voor een verder persoonlijk interview.

"En de Zweedse groep dan, Baba," zei ik in de hoop ook de anderen mee te laten komen, maar hij antwoordde slechts:

"Later, later," en hij vervolgde zijn weg. Niet de Zweedse groep mocht meekomen, alleen ik.

De studenten werden ver verwijderd gehouden van ons Westerlingen. Ons was ook gevraagd, geen contact met welk andere bezoeker dan ook, te onderhouden. Men zei ons dat we ons alleen op Sai Baba moesten concentreren; socialiseren en met elkaar omgang hebben, zouden we pas mogen, als we thuisgekomen zouden zijn. Hier was het zaak, om heel dicht bij god in de buurt te zijn. Toen Baba op het terras was, liet hij de jongere jongens hem zo veel mogelijk aanraken. Een van hem raakte zijn voeten aan, een ander hield zijn hand vast, een volgende streek lang de vouwen van Baba's kleed. De ogen van de jongste jongens glinsterden vol verwachting, liefde en vertrouwen. De oudere studenten, die verder achterop het terras zaten, glimlachten met samengevouwen handen in de typische "Namaste-groet", die betekent: "Ik wend mijn ziel naar jou". Ik kon vaak een merkbare afstand in hun ogen en hun lachen vermoeden.

Baba overlaadde de binnengeroepen Indiërs met woorden van wijsheid en toonde een ongecompliceerde intiemheid, met als gevolg dat ze zich meteen vertrouwelijk bij hem voelden. Baba stelde zelf de vragen: "Wat is God? - wie is God? - waar is God?" In een geval, wendde Baba zich tot mij met de vraag of ik een Bahjan wilde zingen. Vertwijfeld probeerde ik te ontwijken, maar Baba stond er op. Het enige lied dat bij me op kwam, was Govinda Narayana. Ik haalde diep adem, zong het lied zoals ik het vroeger had geleerd, en werd met een bevrijdend gevoel van saamhorigheid met de hele binnen geroepen groep vervuld, waarvan enkelen tijdens het lied hartverscheurende tranen vergoten. Baba wiegde zich in het ritme van het lied en wendde zich naar de Indische vrouwen:

"Kijk, de Westerlingen doen wat jullie vergaten, of te lui zijn om te doen." Hij ging verder: "Heel goed jongen, heel goed jongen."

Ik verzonk in het gevoel dat Baba tevreden was, en leunde met mijn schouder aan de armleuning van zijn stoel om direct te worden gevraagd, waarmee ik me in Sri Lanka bezig hield. Ik antwoordde, dat ik bouwmeester was en vakantiehuizen bouwde. Baba trok zijn hele gezicht in een plooi.

"Niet goed!"

Nu kreeg ik mijn verwachte kans om advies te krijgen.

"Wat moet ik dan doen, Baba?"

"Geef het weg," zei hij net zo makkelijk als in één adem uit. Bedoelde hij dat ik het hele project aan de Sai-organisatie zou moeten schenken? Ik moet er zo op het oog als een vraagteken hebben uitgezien, maar kon geen vraag uitbrengen voordat hij "naar binnen" had gezegd, waarmee hij de interviewruimte binnen bedoelde. Daar draaide ik me om en vroeg:

"Zal ik alles aan het Sai-fonds geven?"

"Geen goed geld, onbelast geld, geef het maar weg aan iemand," zei hij onmiddellijk.

Hij had natuurlijk begrepen, dat ik over mijn hotelgeld uit Zweden sprak, waar geen belasting over was betaald, dus onrein en in zijn organisatie niet gewenst.

Baba greep vervolgens snel weer het koord en naar beneden gleed mijn makkelijk zittende Indische broek. Hij herhaalde de gisteren begonnen behandeling van mijn kundalini-energie. Ik liet me meenemen in Baba's massage van mijn penis, die door de steeds snellere beweging langzaam stijf werd. Zou ik me moeten schamen of dankbaar zijn? Gedachten gingen door mijn hoofd, terwijl mijn lichaam op Baba's behandeling reageerde. Ik wist niet of het de bedoeling was tot het orgasme te gaan, maar kon me echter niet beheersen. Baba toonde zijn enthousiasme, toen mijn sperma spoot. Tevreden nam hij de op de stoel hangende witte zakdoek, waarmee hij normaal gesproken zijn mond afdroogde, en droogde daarmee mijn penis en zijn eigen, met mijn sperma bedekte hand.

"Heel goed jongen, heel goed jongen."

Toen ging de broek weer snel omhoog en het privé interview kon worden afgesloten. Ik was totaal in de war van de behandeling en dit soort aandacht voor mij en mijn persoon.

Tegen een Indiër in zijn buurt zei hij:

"Dit is een erg goede jongen, hij zal veel goede dingen voor de mensheid doen."

Het ongerust makende schaamtegevoel verdween onmiddellijk. Ik liet me bevestigen en bewonderen. Aan de Zweden moest ik steeds weer mijn merkwaardige verhalen vertellen, hoe Baba mij had gevraagd te zingen, wat hij over mijn toekomst had gezegd, en over de materialisaties, die ik Baba had zien doen. Daarentegen hield ik me aan Baba's directe wens, de fysieke en spirituele behandeling geheim te houden, die hij bij me had uitgevoerd. Dat moest tussen hem en mij blijven.

Alles voelde wonderbaarlijk aan, de warme lucht, de bergen op de achtergrond, de bloemen, de mooie gebouwen in pastelkleuren. Hier was er een vrede, die ik vroeger nooit had beleefd, en als betoverd, hing ik mijn oren naar alles, wat over de avatar werd gezegd. Ik was helemaal in zijn net gevangen. Een Indische zakenman getuigde dat de zee parels voor zijn voeten had gespoeld, toen ze op een keer samen de Indische Oceaan bezochten. Een ander vertelde hoe Baba een melaatse naderde en naast hem ging zitten, terwijl alle andere hem uit de weg gingen.

De ''zak-man'' was een bijzondere man met een bepaalde macht binnen de ashram. Hij ging altijd met een zak en een hand erin rond, waarin hij stevig omroerde. Voor een buitenstaander zou dit er uit kunnen zien als een gebedszak, zoals je die ziet bij Krishna-mensen. In zijn zak bevonden zich voorwerpen met een weinig hemels karakter, namelijk genummerde stenen van een tot dertig. De bedoeling was dat de 'zak-man' daarmee gerechtigheid tussen ons, die naar binnen wilden, zou brengen. Na uren wachten zouden we de eigenlijke tempelhof binnengaan, waar we nogmaals op de intrede van de godheid Sai Baba moesten wachten.

Als de 'zak-man' het signaal van de tempelmeester kreeg, schudde hij de zak wat sneller. De stemming steeg bij de duizenden die zich, tot barstens toe, hadden verzameld. Eindelijk zou nummer één getrokken worden. De gelukkigen, die in iedere rij helemaal vooraan zaten, wisten zeker dat ze onder geen beding zouden verraden, welk nummer ze uit de zak hadden getrokken. Het was de bedoeling er zo snel mogelijk met de hand in te gaan om het nummer van de in haast verder lopende 'zak-man' te pakken krijgen. Achter iedere man op de voorste plaats in de rij, wachtten hoopvolle gezichten, die niets anders wilden weten, dan het nummer dat hun eigen rij had bemachtigd. Niet vaak lukte het ons, met goddelijke voorzienigheid, nummer één te trekken.

Het was onderdeel van de ochtendvoorbereidingen, erop toe te zien, dat degene met de beste spirituele energie het lot trok. Als hij niet in die geest leefde, kreeg hij de teleurstelling van iedereen over zich heen, met een daarna volgend "Invriezen" (vert.: = beurt overslaan) tijdens de volgende ochtendtrekking. Was het hem echter gelukt, om Sai Baba's golflengte zichzelf eigen te maken, en trok hij een nummer tussen één en vijf, dan was hij ook de volgende dag de volgende trekker van het lot.

De Sevadal bewakers probeerden heen- en weerlopen tussen de rijen te verhinderen. Ze hadden in iedere rij helemaal achteraan wachters opgesteld, om er voor te waken dat na de loterijtrekking niemand van rij zou wisselen. Wie naar een andere rij overstapte, werd meteen verplaatst naar de laatste rij. Daar moest hij zitten en zich schamen, bekeken worden als stumper. Niet veel Westerlingen probeerden dit meer dan een keer. Dat iedere landengroep zijn eigen sjaal om zijn hals droeg, om Sai Baba's opmerkzaamheid naar zich toe te trekken, was met het verstrijken van de tijd een gewoonte geworden, hoewel het vanaf het begin af aan, als systeem werd gezien, dat niet goed was. Moest god nota bene ons de Zweedse vlag op de nek en de rug zien dragen, om te begrijpen wie we waren en waar we vandaan kwamen?

 

19. VERSLAVINGSTHERAPEUT

Ik keerde terug naar Sri Lanka, om het hele spul volgens Baba's aanwijzingen van de hand te doen. Ik was er van overtuigd dat ik voor altijd in Puttaparthi zou blijven en aan de voeten van god zou dienen. Weg was alle onrust en ik voelde me blijer dan ooit in mijn leven. Eindelijk was er een vader, die de mensheid op de weg van dienstbaarheid zonder ondersteuning van het slijk der aarde en politiek leidde, die Oosterse religie, waarheid, gerechtigheid, geweldloosheid, vrede en liefde preekte. Allen zaten we op hetzelfde zandplein.

Toch had ik alle armen buiten het klooster of van de ashram gezien, maar de volgelingen verklaarden dit door te zeggen dat ze niet naar binnen wilden komen, om verlicht te worden. Men zei, dat ze alleen op het geld van de Westerlingen uit zouden zijn. Er waren strenge aanwijzingen van de leiding van de ashram, om aan de armen nooit een geldstuk te geven. Wilden wij geld geven, dan moest het aan het Sai-fonds worden gegeven, die het dagelijks eten dan aan wie dan ook zou uitdelen, die het werkelijk nodig had.

Mijn werknemers en advocaten werden in het hotel Mount Lavinia buiten Colombo ontboden. Ik zou een lange neus maken naar de ministeriële maffia en had besloten de hele onderneming aan een katholiek te schenken. Deze katholiek was de laagste in de hiërarchie van de hele onderneming. Maar tegenover mij was hij altijd loyaal geweest en toonde een oprechte religiositeit. Hij had mij vaak gewaarschuwd voor de intriges van de abt, als ik het er moeilijk mee had, om zijn trucjes op te volgen. Ik verheugde mij om de uitdrukking op hun gezichten te zien, als ik zou zeggen dat ik Sai Baba ontmoet had, een levende incarnatie van God, dat hij mijn leven had gered en mij het geloof in het leven en de mogelijkheid, dit naar waarheid en in rechtschapenheid te leven, opnieuw had gegeven, en dat ik nu de hele zaak zou wegschenken. Daarna ondertekende ik de voorbereide documenten en vulde de naam van de katholiek als nieuwe eigenaar in. Zo glimlachte ik mijn sluwe lach en verliet de kamer.

"Nu zien jullie me nooit meer. Vertel het aan de abt en doe hem de groeten van me."

Aan Aziz bracht ik verslag uit van het fantastische gevoel, dat ik nu had. Geen steekpenningen meer, geen valse meesters. Alle maatschappelijke zorgen liet ik immers helemaal over aan Sai Baba. Nu had hij de leiding en verantwoording voor mijn leven. Hij had al gezegd, dat ik voor andere bezigheden dan voor ondernemingen bestemd was. Voor de mensheid zou ik grote daden volbrengen. Aziz begreep gelukkig, dat het geen aangelegenheid was, om zich hierover met mij in een discussie te begeven.

Ik had alleen Puttaparthi voor ogen en verliet Sri Lanka spoedig. Gods wegen hadden zich fatsoenlijk omgebogen en ik was weer op weg naar Baba. Weg waren de foute mensen die ik naar me had toegetrokken. Weg waren de idiote leraren, bij wie het geld altijd op de eerste plaats kwam. Weg bleef het werken onder een 'waarachtige vader' met grote opleidingsinstituten, waarin de 'nieuwe leiders van de wereld' moesten worden opgeleid. Ik, die in het leven altijd het zuivere en het eenvoudige had nagestreefd, had nu gevonden, wat ik had gezocht.

*

Vol vertrouwen ging ik weer naar het darshan-gebeuren en werd door een Sevadal bewaker welkom geheten. Ik ging daar zitten, waar Baba voorbij zou komen. Het duurde niet lang voor darshan begon en Baba naar me toe kwam, terwijl hij me zijn vaderlijke glimlach toonde, de mooiste openbaring die ik me kon voorstellen. Mijn hele wezen werd warm, toen ik naar hem keek.

"Goed gedaan, goed gedaan," zei Baba en mijn tranen stroomden, met de wetenschap, dat ik voor altijd was teruggekomen.

De Sai-familie zou nu mijn plek op aarde worden. Ik zou voor altijd mijn nachtmerries achter me laten, nu Baba bij vaderfiguur was geworden.

"Ga nu en rust uit, ik zal je morgen roepen," zei Baba en liep verder naar de volgende persoon, die hij zou gelukkig maken. Het was merkwaardig, dat alles zo snel was verlopen. Zo gaat het nu eenmaal als je de goeie beslissing hebt genomen, dacht ik. Ik zou met mijn nieuwe geluksgevoel 's nachts een goede slaap hebben.

Maar zo ging het niet. Juist deze nacht werd ik als nooit tevoren gekweld door nachtmerries. Donkere stemmen kwamen in mijn dromen op me af. Zij waarschuwden me ervoor, om nieuwe wegen in te slaan.

De schaduw, die ik in mijn slapende toestand zag, was niets anders dan grote ritselende jassen. Mijn kindertijd had me plotseling weer in zijn greep.

Ik werd wakker van angst. Ik was doordrongen van een gevoel van schaamte, dat ik niet kon verklaren. Er was iets verkeerd, maar wat? Ik probeerde me te vermannen en door meditatie rust te vinden. Het ontstelde gevoel nam af en werd door de meditatie door een gevoel vervangen, dat mijn lichaam loodzwaar was. Het verbaasde me dat dit onthutste gevoel me nu zo sterk had overvallen, omdat ik de controle over mijn hele levenssituatie had losgelaten en deze in de handen van Baba, mijn god, had gelegd. Als het de bedoeling was geweest je ego, zoals dat heet, op te geven, dan had ik me voor wat dat betreft, liever besloten het te bewaren..

Spoedig zou de volgende darshan-bijeenkomst met Baba plaatsvinden. Op deze ochtend waren er veel meer bezoekers dan gewoonlijk. Met het oog op de groeiende toestroom, had ik het geluk gehad met mijn vragen zo vroeg bij Baba te komen. Baba hield zich ongewoon lang bij de vrouwen op en ondanks zijn voorafgaande irritatie materialiseerde hij vibuthi en riep een aantal Aziatische vrouwen bij zich. Ik verheugde mij er op, hun devotie te zien. Het onbehaaglijke gevoel van de nacht, was verdrongen in het onbewuste.

Hoe vaak had ik geen twijfels gekregen, die zich aan me opdrongen? Hoe vaak niet, had ik mijn verboden gedachten ermee goedgepraat, dat er in al onze levens twijfel moet zijn, ook als we in handen van God zijn? Want echt naar mezelf te luisteren, durfde ik niet.

Baba stond voor me. Hij liet zien dat het tijd voor Padnamaskar was, het kussen van zijn voeten. Ik boog me toegewijd naar de grond en kuste zijn voeten. Baba keek me plotseling met een blik aan, die ik bij hem voorheen nooit had gezien. Dominerend, direct bevelend; ik was verward.

"Ga, ga," zei hij en bedoelde, dat ik boven naar het terras moest gaan en tussen de andere uitverkorenen moest wachten.

Wat was dat voor een blik, waarmee hij me had aangekeken? Het gonsde van gedachten in me. Hij leek op iets wat ik in mijn jeugd had gezien, maar ik kon er niet opkomen wat. Het gevoel was afschuwelijk en opeens voelde ik me in mijn verhouding tot Baba onbehaaglijk. Ik kreeg het gevoel van gevaar! Tegelijkertijd kon ik merken, hoe de Aziatische dames, die Baba naderden, hem met getuigschriften overlaadden, hem aan zijn voeten trokken, hem over zijn haar streelden en zich aan zijn kleed vasthielden. Mij leken ze in hun verering respectloos. Baba liet zich op een manier bewonderen, die ik voorheen nooit had gezien. Plotseling deed hij me denken aan een heel gewone kleine Indiër.

De materialisaties volgden elkaar op. Eerst was het een halssieraad, dat hij uit het lege niets tevoorschijn toverde, dan waren het gouden ringen. Allen zouden hun deel van Baba krijgen. Na meer dan een uur heen en weer gelopen te hebben, waarbij de vrouwen voortdurend van plaats wisselden, zodat iedereen hem kon omarmen, voelen en aanraken, stuurde hij ze weg. Nu ging hij in zijn fauteuil zitten, leunde met zijn hoofd naar achteren tegen de rugleuning, sloot zijn ogen en legde zijn voeten op het voetenbankje. Zwijgend zat ik nog in de kamer en wachtte tot het moment opgeroepen te worden. Toen hij daarna het woord nam, had ik me naar voren, naar het voetenbankje geschoven, om zo dicht mogelijk bij hem te zijn.

"Ik wil dat je naar huis gaat, Sathya."

Dat was de naam, die hij me vroeger had gegeven, de naam betekende 'Waarheid'. Het was feitelijk de eerste keer, dat hij mij direct met de naam aansprak, die hij me had gegeven. Ik keek hem verwonderd aan.

"U bedoelt Sri Lanka?" vroeg ik.

"Nee, ik bedoel Zweden."

"Zweden, wat moet ik in Zweden doen?"

"Je moet naar huis gaan en voor de armen, de drugsverslaafden en de misdadigers zorgen."

Ik had geen verstand van criminelen en drugsverslaafden. Hij staarde me direct in mijn gezicht en zonder enige twijfel herhaalde hij wat hij gezegd had. Natuurlijk had ik alles gehoord, maar begrijpen deed ik het echter niet. Stilte daalde neer en ik kreeg weer een loodzwaar gevoel. Wat bedoelde Sai Baba? Moest ik hem en Puttaparthi verlaten? Hij moest toch begrijpen, dat ik niets had, nadat ik op zijn advies alles had weg gegeven. Ik was helemaal aan hem overgeleverd.

Hij keek me vervolgens nog een tijdje in de ogen.

"Ga naar huis en doe je plicht, dien de behoeftigen, schep een thuis voor de thuislozen."

"Ik dacht, dat ik hier altijd bij u zou blijven, en hier te dienen, Baba."

"Niemand blijft altijd, je moet gaan en dienen."

"Maar ik weet niets van deze dingen."

"Ik zal je helpen en alle kennis geven. Je moet naar huis. Ik zal alles binnen een paar dagen voor je regelen, ga nu naar je kamer en rust uit."

Ik voelde me, alsof ik ter plekke geslagen was. Ik was geweigerd, buitengesloten, afgewezen en bovendien volledig uitgebloeid. Het gevoel vergeleek ik met dat wat ik bij Maharishi had, toen hij verder reisde en mij verliet. Dit moest voor Baba natuurlijk een manier zijn om met te testen, dacht ik, terwijl hij opstond en mij vroeg op te staan. Hij nam me bij de schouder, draaide me om en duwde me vriendelijk maar beslist naar de deur.

"Plicht is God," zei hij en liet me op het terras staan.

Als in trance ging ik weg, bevestigd met het ergste van mijn angsten. Ik zou worden weggestuurd, terug naar Zweden. Ik zou een huis van drugsverslaafden en criminelen stichten. Ik opende de deur naar mijn kamer, om mij af te schermen, zowel lichamelijk als geestelijk. Ik voelde, alsof ik langzaam in een stil trauma zou worden getrokken, in iets, wat ik van vroeger uit mijn kindertijd had gekend. Er werd iets van me afgenomen, ik voelde dat het mijn eigen wil was, maar ik had er niets tegen in te brengen. Ik zakte op de grond, met mijn benen uit elkaar, en leunde tegen de deur. God stuurde me weg. Hoe kon ik daar iets aan doen? Het enige antwoord, dat ik daar op kon vinden, was dat hij me testte, of ik echt me echt overgegeven zou hebben of niet.

Ik moet de hele dag met dit gevoel bezig zijn geweest, want ik bevond me nog steeds op de grond, toen er een andere Zweed kwam, om te kijken of alles met me in orde was. Ik liet hem de kamer binnen en vertelde alles met stromende tranen, zo goed als ik kon. Hij begreep mijn twijfel helemaal niet. Ik had van Sai Baba nota bene een heilige opdracht gekregen en was bijzonder uitverkoren en geliefd. Anderen zouden dankbaarder dan ik zijn, om op deze manier te nodig te zijn. Ik had van god een levensopgave gekregen. Na ongeveer een uur verliet hij me.

"Denk je eens in, wat voor een genade, Conny!"

Met een gevoel van genade sliep ik deze nacht niet in. Ik had een opdracht gekregen, maar een heel andere dan ik had verwacht, en dit van een god, aan wie ik mij had overgeleverd. Hoe moest ik dat voor elkaar krijgen? Ik ontwaakte niet, voordat er de volgende morgen aan mijn deur werd geklopt. Voor de eerste keer had ik een darshan verslapen. Ik stond op en opende de deur om Tuula te zien, die nu alles wilde horen, er waren geruchten door de jongen verspreid, die mij de avond tevoren had bezocht.

Het kostte me niet veel tijd om Tuula uit te leggen wat Baba me had opgelegd en hoe mijn hele innerlijk ten aanzien van deze opgave een 'nee' schreeuwde.  Maar zij vond dat indien Baba mij dit had opdragen, er geen plaats meer zou zijn voor twijfel of weigering. Het kwam erop aan, om te pakken en te reizen, omdat Baba daar genadig ja tegen had gezegd. Ik had bijtijds gemerkt dat zij graag in mijn buurt was, nu bood ze zich aan, om mij te helpen Baba's wil uit te voeren. Dat klonk bevestigend, maar het was niet wat ik wilde. Mijn wil telde niet, maar dat van iemand anders. Ik voelde weer, alsof er iets van mij werd afgepakt. Maar ik hield dat gevoel voor mezelf en probeerde naar Tuula's enthousiasme te luisteren. Ik besloot alles wat Baba gezegd en gedaan had, als een test voor mij als toegewijde of devotee te begrijpen, zoals dat in Puttaparthi werd genoemd. De taxi met mijn bagage en met mij op de achterbank, reed langzaam van het huis weg, waarin ik tijdens mijn laatste verblijf had gewoond.

Op hetzelfde moment, dat ik in de taxi van Puttaparthi stapte, begonnen de tranen te vloeien. Maar steeds wanneer de gelegenheid aanwezig was, om aan onrustmakende gedachten te ontkomen die als golven over me heen kwamen, probeerde ik me door meditatie tot rust te komen.

*

In Zweden werd een complete verandering van mijn bestaan ingeleid, waarvan ik in mijn wildste fantasieën niet had durven dromen. Een restje van mij vroegere leven was nog in de vorm van een stulpje met vier kamers en keuken met bijbehorend bijgebouw en stal beschikbaar. Dat was nog van mij, hoewel ik gedacht had Zweden voor altijd te hebben verlaten. Het stulpje was door een gepensioneerde buurvrouw verzorgd, daarom kon ik het zonder problemen in gebruik nemen en me in mijn nieuwe opgave verdiepen, die ik als ware devotee had ontvangen en die ik niet kon weigeren..

Ik stelde me in verbinding met de overheid en dacht na over een vorm van behandeling, die zou werken. Het zou natuurlijk meditatie worden, vegetarisch kost was ook een vanzelfsprekendheid. Aangezien ik sinds mijn jeugd met paarden overweg kon, zou er ook een soort van paardenverzorging bijhoren. Nu werd ik van voormalig toneelspeler, meditatieleraar, hotelbezitter, bouwmeester, door de opening van het gezinsvervangend tehuis Kärnan in de buurt oever van de Vättern ook nog verslavingsconsulent.

En de patiënten kwamen. De wachtlijst voor het tehuis groeide. Sai Baba's leer stond op de voorgrond, en hiermee de vijf menselijke waarden - Waarheid, Gerechtigheid, Liefde, Vrede en Geweldloosheid. We maakten steeds grotere vooruitgang op geheel nieuwe wegen bij deze vorm van misbruik. De overheid attendeerde mensen op ons en mond op mond reclame deed de rest. Het hield in dat ik nooit patiënten hoefde te zoeken. De wachtlijst werd steeds langer en bleef groeien.

Spoedig was er behoefte aan uitbreiding en we verhuisden naar een nieuw onderkomen. De patiënten, die we van de gevangenissen en de sociale diensten kregen, waren vaak zware gevallen. Tuula sloot zich aan en we werkten heel nauw samen. De patiënten en vrienden zagen de ontwikkeling met vreugde aan, en vriendschappelijke gevoelens ontwikkelden zich steeds meer in het huis. Sai Baba had me daar vroeger duidelijk over ingelicht, dat ik niet geschikt was om met vrouwen  te leven, ik zou uit een ander hout gesneden zijn. Hij bedoelde dus, dat ik spiritueel met hem getrouwd was en moest dit als brandpunt in mijn leven beschouwen. Tuula daarentegen vond dat we moesten trouwen.

We gingen naar India om met onze jongens Sai Baba te bezoeken. Baba was altijd oplettend en nodigde diegene uit, waarvan hij dacht dat ze een bijzondere ondersteuning en behandeling nodig hadden. Klaarblijkelijk waren niet allen enthousiast over zijn manier van onderwijs en terechtwijzingen. Hij kon tegenover bepaalde patiënten echt hard zijn. Het gebeurde meerdere malen, dat hij de jonge, mannelijke drugsverslaafden van hun vriendinnen scheidde en ik legde het zo uit, dat zij simpelweg nog niet rijp waren voor het samenwonen. Een paar waren er heel kwaad over, op de manier waarop Baba zich met puur privé aangelegenheden bemoeide. Die jongens, die de leer accepteerden, kregen automatisch een heel goede verhouding met hem en werden in de binnenste interviewruimte uitgenodigd.

Meestal reden we weer tevreden naar huis naar Zweden, nadat Baba mij zoals gewoonlijk een verdere ronde van zijn behandeling liet welgevallen. Het ene na het andere wonder vond plaats, ook als er mensen bij waren, die Baba's materialisaties in twijfel trokken. Ooit had ik een patiënt in Puttaparthi bij, die Ingemar heette. Binnen tijdens een interview bij Baba kreeg hij de vraag:

"Wat wil je?"

Ingemar wist niet wat hij moest antwoorden, daarom fluisterde ik hem toe, dat hij voorzichtig moest zijn, zich zomaar wat te wensen.

"Goed, een ring alstublieft."

Daarop materialiseerde Baba een prachtige zegelring met een afbeelding van Jezus. Maar Ingemar was nog niet tevreden. Hij zou in plaats daarvan een afbeelding van Sai Baba willen hebben, daarom blies Sai Baba op de ring en in de volgende seconde werd zijn afbeelding gepresenteerd.

Op een van de reizen had ik ook een psychotherapeut uit Kärnan meegenomen. Ik had gedurende langere tijd geprobeerd hem enthousiast te maken, en nu kwam hij, om zelf alles te zien waar wij zo warm voor liepen. Baba bleef staan en materialiseerde het een na het andere voorwerp, sprak met ons en nam de brieven in ontvangst, die we uit Zweden hadden meegebracht. De therapeut zat er verveeld bij en vond, dat hij niets gezien had, wat afweek van het normale. Wij zelf vonden dat er wonderen waren gebeurd, en ik begon ze zelfs met andere ogen te bekijken. Wilde hij niet zien? Wat was hij eigenlijk voor een soort mens? Kon ik mijn patiënten zijn zorg toevertrouwen, aangezien hem zo duidelijk het inzicht en het begrip voor het spiritueel hogere ontbrak?

We bespraken dat binnen de groep en we kwamen allen tot het inzicht, dat hij iemand moest zijn, die niet wilde zien. Wij deden hem af als onverbeterlijk. Later werd dit een van de redenen om hem te ontslaan. Hij hield simpelweg geen rekening met betrekking tot de vijf menselijke waarden, die we als leidende kwaliteiten beschouwden, waarop Kärnan bouwden. Weliswaar stond hij nietdirect negatief tegen Sai Baba of tegen ons onderwijs, maar hij vond dat wij ons meer op het psychotherapeutische werk moesten richten. Dat was natuurlijk hoe dan ook niet wat ik wilde horen. Ik bekeek hem als een gefixeerde Freudiaan. Ik zelf zag me als vertegenwoordiger van het Jungiaanse behandelingsmodel.

Tuula was me door de jaren heen, zo vertrouwd geworden, dat ik, met betrekking tot mijn belofte aan Baba, me niet met vrouwen bezig te houden, omdat alles buiten hem en mijn goddelijke relatie ondergeschikt moest zijn, uit mijn evenwicht begon te raken. Tuula stond erop dat we genoodzaakt waren om de vraag over een huwelijk tussen ons, met Baba te bespreken, en bij een van onze reizen tijdens een interview werd de vraag uitgesproken. Sai Baba vroeg me:

"Wil je trouwen?"

"Alleen als u het goed vindt."

"Wil je deze vrouw trouwen?" zei Baba en wees naar Tuula, die hem toelachte. "Ze is vuur en jij bent boter; je weet wat er gebeurt met boter in het vuur?"

"Ja, het smelt," antwoordde ik.

"Wil je smelten?"

"Nee, nee, ik wil niet smelten."

"Blijf weg van deze vrouw, je bent met mij getrouwd."

Nu wendde hij zich tot Tuula en zei dat ze mij met rust moest laten, ik was niet voor vrouwen gemaakt. Ze moest in Puttaparthi blijven. Ik zou terug moeten gaan en mijn werk in Zweden voortzetten.

Hij had helemaal gelijk. Zij had mijn leven steeds meer in de verkeerde richting, van Baba af, gedomineerd. Ik begreep dat Baba mij er voor behoedde om in de vrouwenval te worden gestrikt. Tegelijkertijd kon ik het niet belemmeren om te zien, hoe tranen in grote stromen over Tuula's wangen biggelden. Openlijk te protesteren, durfde ze niet. Baba pleegde vrouwen met meerdere jongens en mannen te trouwen, die hem vroeger aan het hart lagen. Ik had ook gemerkt dat een deel over Baba's partnerkeuze gechoqueerd was, de vrouwen waren vaak ouder en hadden Baba's keuze voor een jongere partner dankbaar ontvangen. Ik had nooit gehoord, dat wat voor jongere man dan ook, een huwelijk had geweigerd, nadat Baba zijn wil kenbaar had gemaakt.

Baba had ook besloten ons te scheiden. Ik kon nooit goed begrijpen, waarom ik niemand anders dan hem mocht toebehoren. Ik had immers gezien, hoe hij andere jongens trouwde, met wie hij een intieme relatie had gehad. Het gerucht van mijn en Tuula's scheiding, ging in Puttaparthi rond. Ik hield van Tuula, maar als God riep, dan woog zijn woord zwaarder dan mijn liefde voor haar.

Tuula bleef in Puttaparthi achter, terwijl de patiënten en ik na een maand verblijf terug naar huis gingen. Tuula te verlaten was moeilijk. Maar ik was gewend om voor Sai Baba's wil offers te brengen. Deze was nu voor de tweede keer een andere weg gegaan, dan die ik had verwacht. Opnieuw maakte ik Baba's keuze voor een pad tot de mijne. De andere vrouwen in de Zweedse groep verwonderden zich erover, hoe Baba zich er mee had bemoeid, maar zij voegden zich er naar, omdat god immers alles beter weet. We werden door ons ego geleid, Baba bevrijdde ons echter van ons ego. Nu had hij weer een goddelijke ingreep in mijn leven uitgevoerd.

 

20. DE NIEUWE MAN VAN MIJN TUULA

Pas toen ik thuis kwam, begreep ik eigenlijk wat er was gebeurd. De mensen om mij heen reageerden met verbijstering over het feit dat ik mijn leven door Baba liet beheersen, die Tuula en mij van elkaar scheidde. Ik kwam in een situatie waarin ik mijzelf moest verdedigen en moest verklaren waarom Baba optrad zoals hij deed. Het was niet de eerste keer, dat ik hem moest verdedigen. Ik had hem eens horen uitleggen, dat een aan kanker lijdende zieke Deen door hem werd genezen. Dat werd gevierd met een materialisatie voor hem, ter bevestiging door Baba. Gechoqueerd hoorde ik dat de man drie dagen later was gestorven en direct door Sai Baba's ashram tot as moest worden verbrand. Als leider van de Zweedse groep werd mij gevraagd, de geschokte Deense groep te troosten. Wat die dag over bleef, nadat de man op de houtstapel gelegd en verbrand was, werd door de Indiërs bijeen geschraapt, die alles deden, om indien mogelijk, de gouden ring te vinden. Toen ik vroeg wat men met de as deed, zei men, dat deze werd ingepakt en tijdens de verschillende interviews die de Westerlingen met  Baba hadden, werd uitgedeeld. Vele malen had ik kleine vibuthipakketten gezien, waarmee in het bijzonder de vrouwelijke bezoekers na het interview werden bestrooid.

Baba had mij gezegd, dat ik niet zo was als de anderen, en mij gevraagd om buiten de Sai-beweging te blijven. Onze relatie zou heilig zijn, had hij gezegd, en deze zou nooit, door wie dan ook, behalve door hem of mijzelf, begrepen kunnen worden. Dit had tot gevolg dat ik ermee ophield, om mij anders dan in het opvangcentrum te gedragen.

De overheid vond dat de patiënten bij de behandeling een onschatbaar kracht misten, aangezien Tuula niet meer bij me was. Dit moedigde mij des te meer aan, om me op mijn opgave te concentreren. Om door de druk van de patiënt de standvastigheid niet te verliezen, vermeerderde ik mijn meditaties en begon ook op zondagen openbare Sai-ontmoetingen aan te bieden, waar volgelingen uit het hele hand naar toe kwamen. We zongen en mediteerden en besloten onze samenkomsten altijd met een gemeenschappelijke maaltijd, waar iedereen aan bijdroeg. De studiekring rondom Baba's liefdesleer vervulde mij met positieve gevoelens voor de toekomst. Het werd het hoogtepunt van de week, waar patiënten en personeel op vrijwillige basis aan deelnamen. Maar het ware hoogtepunt was de reis naar India. Het viel me op, dat iedere patiënt, aan wie Baba speciale aandacht in Puttaparthi had besteed, na het bezoek aan India, niet meer geïnteresseerd was, om nog verder in het tehuis aanwezig te zijn.

Waarom verbaasde ik mij nooit waar dat vandaan kwam? Waarom accepteerde ik afwijkende verklaringen, dat ze in hun zoektocht, stappen vooruit zouden maken? Dat schuldgevoel volgt me vandaag de dag nog.

Langzamerhand, toen het werk met de patiënt zich verdiepte en mijn sociaal engagement groter werd, verstomde de innerlijk onrustige stem, die ik altijd bij me had gehad. Mijn methode, de batterijen voor de werkdag weer op te laden, was, door steeds aan het meditatieprogramma en aan de behandelingsstructuur deel te nemen, waaraan de patiënten en het personeel in het tehuis deelnamen. Na het afscheid van onze psychotherapeut werden twee andere gedragstherapeuten aangenomen, die ook bij de Sai-beweging hoorden.

Het werk ging in een positieve geest van start en het tehuis had een goede reputatie. Ook internationaal werd op onze bijzondere behandelingsmethode gewezen. Ik werd uitgenodigd te informeren, op te leiden en mee te helpen om andere gelijksoortige centra in andere landen op te bouwen. De Sai-beweging zag dit als positief, omdat onze boodschap van de "vijf menselijke waarden" in een duidelijk sociaal rehabilitatiesysteem werd omgezet. De Sai-beweging was ook vertegenwoordigd om het dienende aspect van onze activiteit naar voren te halen, en zo ontstond het beeld van een ideale beweging met mij als pionier.

Het personeel en de patiënten namen aan activiteiten deel, die door de Sai-beweging werden aangedragen. Het netwerk groeide en de klanten konden het dan benutten. De Sai-mensen waren voor ieder beschikbaar, die zijn behandeling in Kärnan had afgesloten.

Slechts een persoon ontbrak, opdat het beeld compleet zou zijn, en dat was Tuula. Aan het ontbijt gaan was een vreugde geweest, zij stond altijd het eerst op en had voor een positieve stemming in de keuken, voor lichtjes en bloemen op de tafels en voor een goed samengestelde ontbijttafel gezorgd. De gemeenschappelijke meditaties met de op hun knieën liggende katten gaven de patiënten moed en zekerheid, wij deelden allemaal in hun rustige aanwezigheid. Wat er ook in het tehuis gebeurde, zij verhief nooit haar stem. Ik miste haar niet alleen als vrouw, maar ook als werk- en levensmaatje.

Iedere morgen begon in het opvangcentrum met een vroege meditatiesessie om zeven uur en werd door een ochtendbijeenkomst gevolgd, dat met het ontbijt werd afgesloten. Zodra iedereen zijn stem had laten horen, stortten wij ons op het dagelijks werk. Een aantal ging naar beneden naar de stal, waar twintig renpaarden wachtten. Anderen zorgden voor de landbouw, het bos of gezinswerk zoals de maaltijdbereiding, de was en de verzorging van het huis. Een paar namen deel aan de meditatie. Het zag eruit alsof geen probleem onoplosbaar was, waar anderen het opgaven, hadden wij resultaat. We deden alles met het gevoel god te dienen, dus Sai Baba. Ik zag dit als een zegen. Iedere avond na de meditatie sliep ik in en voelde me beschermd.

Op een dag kreeg ik een gerucht uit India te horen, dat Baba een nieuwe man aan Tuula had voorgesteld, de Indiër Anil Kumar, die Baba's eigen Engelse vertaler bij openbare optredens was. Maar hij was getrouwd en had kinderen! In haar brieven had Tuula daar niets van genoemd. Die ventileerden berusting en een directe vijandschap tegen hen, die in Puttaparthi leefden of als schoolleraar in de ashram werkten. Ze sprak met geen woord over onze vroegere relatie met elkaar. Was er misschien wrok aanwezig, hoe Sai Baba ons leven beheerste? Ik wist niet wat ik geloven moest, ik voelde echter een toenemende onrust. Tenslotte ging ik met het vliegtuig zuidwaarts naar Puttaparthi, om me over de stand van zaken te informeren.

Ik ontdekte dat Tuula in een woning buiten de ashram woonde. De woning werd als liefdesnest voor haar en deze man gebruikt. Ik was diep verontwaardigd, maar vond echter niet, dat ik er recht op zou hebben, opvattingen met betrekking tot Tuula's liefde naar Anil te uiten, daar ik haar in Puttaparthi had achtergelaten, om Baba's aanwijzingen te volgen.

Sai Baba had opnieuw handelingen begaan, die niet in overeenstemming met de vijf menselijke waarden waren. Tuula was immer naar Indische maatstaven tot concubine gemaakt, en dat met de zegen van mijn god.

Het ontbrak mij aan moed, om te geloven, dat ik zou kunnen bepalen wat goed en wat fout was, als het om zo’n geweldig iemand als Sai Baba ging, die zoveel duizenden de weg had gewezen. Beter opgeleide mensen dan ik, hadden hun toevlucht tot deze incarnatie van god genomen, dus wie was ik die voor rechter zou kunnen spelen over hem, van wie wordt gezegd dat hij de Messias van de Nieuwe Tijd is. Ik moest toekijken en de gevolgen van mijn eigen beslissing dragen, door Tuula, ten gunste van de door Baba bepaalde weg, te verlaten.

Het duurde niet lang voordat ik door Baba voor een persoonlijk interview werd geroepen, en was niet van plan om de vraag naar Anil en Tuula door te spreken. Baba overlaadde me met woorden, over wat voor betrouwbare behandelaar voor drugsverslaafden ik wel niet was. Dat daar in de bijeengeroepen groep artsen en andere gezondheidsspecialisten zaten, hoorde ik pas later. Baba beschreef met trotse woorden het tehuis, dat we in Zweden leidden, en sprak erover, dat alles ideaal was en de overheid het hele Baba-project ondersteunde.

Baba sloot daarop de buitenste deuren en alleen hij en ik bleven achter. Ik wilde alle praktische vragen over het tehuis bespreken, maar hij onderbrak me plotseling.

"Waarom ben je niet aanwezig binnen de organisatie?"

Baba had vroeger gezegd, dat ik me erbuiten moest houden, omdat de mensen die ingehuurd waren, niet de juiste energie hadden. Als ik ook maar iets nodig had, dan moest dat direct via Baba lopen en niet via tussenpartijen.

Nu kreeg Baba die harde betekenisvolle blik, die ik niet kon plaatsen. Hij droeg me op, zo snel mogelijk het geestelijk leiderschap in de Sai-organisatie in Zweden op me te nemen. Daar hij mijn grote verwondering zag, gaf hij me te kennen dat hij alles zou regelen en ik hoefde niet bezorgd te zijn. Bij mij, die alleen maar rust in een familiegevoel met een vaderfiguur, een spirituele leraar of een godheid had gezocht, sloeg dit als een bom. Moest ik de verantwoordelijke leiding voor de Sai-beweging op me nemen? Was het behandelingscentrum dan niet voldoende? Zou het mogelijk zijn deze verantwoordelijke bezigheden samen te voegen?

Opnieuw kreeg ik onverwacht een ongewenste opgave, waarvan ik vond, dat ik hem zo snel mogelijk zou moeten beginnen. Hij kneep me in mijn wangen, hield me met een hand bij de nek en trok mij naar hem toe. Hij legde zijn arm om mijn hals en we stonden daar geruime tijd zo, lichaam aan lichaam. Ik voelde Baba een beetje trillen. Ik leunde met mijn hoofd op zijn schouder en hoorde zijn woorden.

"Ik ben met je, ik ben met je, ik weet alles van je en ik zal je altijd helpen."

Weer stroomde de liefde tussen ons. Ik vergat mijn vragen over Tuula helemaal.

We kwamen juist naar buiten toen de Bhaja-zang op deze avond begon. Baba hield mijn hand buiten op het terras vast, zodat iedereen dit in het avondlicht duidelijk kon zien. Ik viel voor hem op de knieën, terwijl hij zacht mijn haar streelde. Ik zonk in een gevoel van bevrijding en leunde tegen een koele pijler, waartegen ik door een Sevadal bewaker werd gezet. Hoe kon ik zo kwaad geweest zijn, vanwege die commotie om Tuula? Dat moet mijn ego zijn geweest, die mij een streek had geleverd, dacht ik. Er was maar tien minuten aandacht van de kant van Baba voor nodig geweest, en de rust en regelmaat waren weer in orde. Waarom moest ik naar huis gaan, als alles zo eenvoudig en liefdevol kon zijn, als je alleen maar in de buurt van je avatar was? Zou ik niet mogen blijven? Rusten, mediteren, mij bezighouden met de groepen uit Scandinavië, die kwamen en gingen? Och, wat wilde ik dat graag! Maar uitgerekend nu, wilde Baba dat ik in Zweden ging werken, daarom was het zo duidelijk, om de opdracht te volgen en naar Zweden terug te keren.

Na een uur waren de Bhajans voorbij en daarmee ook mijn dromen in Puttaparthi te blijven. Ik kwam Tuula tegen in het Rahus café buiten de ashram, waar ik haar vertelde wat Baba mij had gezegd. Ik zei dat ik totaal vergeten was de vraag over onze vroegere relatie aan te roeren, maar dat dit echter voor mij geen punt was, omdat ik immers op het rechte pad was en Sai Baba voor altijd met me zou zijn. Wie was ik, om deze heilige man en begeleider van miljoenen volgelingen over de hele wereld vragen te stellen?

*

Toen begon een hectische periode van bezoeken aan de verschillende Sai-groepen in Zweden, om alle volgelingen te leren kennen. Nu was ik de halve tijd in het tehuis, de andere halve tijd erop uit, naar de groepen. Er was veel, dat volgens de vijf menselijke waarden in orde moest worden gemaakt. We begonnen meteen materiaal voor een studiekring voor alle Sai-bijeenkomsten uit te werken. Ik vergat mezelf in mijn ijver, om mijn geliefde Baba van dienst te zijn. Hij had me gered en mijn leven weer inhoud gegeven. Dat ik Tuula kwijt was en op een monnikachtige manier leefde, was een klein offer. Zeker miste ik haar kameraadschap, maar het leven voelde, door een veel diepere betrokkenheid als leider in de beweging, waardevol aan. De gemeenschap en de gehoorzaamheid aan Sai Baba werden mijn zekerheid. Toch had ik nog steeds 's nachts last van nachtmerries.

Ik heb mijn schuilplaats veranderd. Ik zit nu in mama's mantelgarderobe. Ik hoor de afschuwelijke stemmen in de hal en weet dat de ritselende jas is gekomen. Ik hou mijn adem in  en ben er bang voor, hoe het verder gaat. De deur van de garderobe gaat open en ik duik weg onder de jassen. Daar zie ik zijn voeten. Die staan naar buiten, zoals bij mijn duiven. Van de duiven schrik ik niet, maar deze voeten laten mijn hart sneller kloppen. Ik kan niet ademen.

 

21. ACHTER 'HET GORDIJN VAN SCHAAMTE'

Ondanks mijn intensieve werk in Zweden bezocht ik India verder enkele keren per jaar, als een soort spirituele opfrissing. Bij een van deze reizen naar Sai Baba ontmoette ik Helmut, een Duitse boerenjongen met grote kunstzinnige talenten. Hij schilderde voor de ashram alle borden met woorden van wijsheid. Toen ik voor de eerste keer helemaal achter in de zang- en gebedshal van de tempel naast hem ging zitten, zag ik dat tijdens het lied voor Sai Baba tranen over zijn wangen liepen. Ik legde mijn arm om zijn schouder om, indien mogelijk, zijn heftige reactie te verzachten. Hij opende zijn ogen, ze straalden van volkomen geluk.

"Het is goed, het is allemaal liefde."

Ik kon zijn heftige reactie niet begrijpen. Baba kwam erbij en keek Helmut aan.

"Blijf hier na de Bhajans."

Ik begreep dat Helmut nu een van Sai Baba's meest intieme volgelingen was. Nieuwsgierig als ik was, wilde ik Baba's nieuwe favoriet leren kennen. Ik bleef in de buurt van de tempel om het wonderbaarlijke te horen dat hij, zoals ik aannam, in zijn relatie tot Baba wel zou meemaken.

Na het interview, waarbij Helmut en Sai Baba helemaal alleen waren, kwam ik hem tegen. Hij vertelde zijn verhaal, hoe hij met een vriend naar Puttaparthi was gekomen, helemaal onbekend met Baba, en hier bleef, om bij het schilderen van de borden met spreuken van wijsheid te helpen. Daarentegen was zijn reiskameraad, die naar Duitsland was teruggegaan, helemaal niet zo onder de indruk van Baba. Gauw begreep ik ook, dat er nog een andere reden was, waarom Helmut hier bleef. Hij was naar Baba gegaan om een vroegere verhouding uit een vorig leven met Baba af te sluiten, en had hulp nodig bij het opwekken van de kundalini-kracht in zijn ruggegraat. Baba zou alle incarnatieproblemen met Helmut oplossen, hetgeen vanzelfsprekend zou leiden tot zelfverwerkelijking.

Dit was precies dezelfde verklaring, die ik zelf enige jaren geleden met betrekking mijn vriendschap met Sai Baba had gekregen. Ik kreeg ook te horen over de behandeling die hij had gehad, en die was precies zoals die van mij. Het had tot gevolg, dat ik me tijdens mijn bezoek bijzonder verbonden met Helmut voelde. Zijn ontvankelijkheid voor Sai Baba's aanwezigheid was sterk. Door zijn gevoelsuitdrukking in de gaten te houden, wist ik precies of Baba in de buurt was. De tranen stroomden altijd al minuten voordat Baba kwam.

Ik bewonderde zijn toewijding en was er dankbaar voor om in Puttaparthi te zijn en een zo volkomen betrouwbare persoon als Helmut te hebben leren kennen. Ik begreep ook dat hij door Sai Baba was gevraagd om altijd in Puttaparthi te blijven. Hem was gelukt wat mij niet was gelukt: voor altijd aan de voeten van god te blijven.

Daarom was mijn verbazing groot, toen ik enige tijd later hoorde dat Helmut door Sai Baba zonder reden naar huis gestuurd zou zijn. Helmut was gaandeweg begonnen zich duidelijk van de gemeenschap, in zijn kamer in de ashram terug te trekken, steeds verwarder over Baba's interesse in zijn fysieke persoon. Dit werd algemeen bekend en Baba reageerde erop, door hem naar huis te sturen.

Thuis werd Helmut door een diepe depressie getroffen en naar het ziekenhuis gebracht. Ik hoorde het onbegrijpelijke, namelijk, dat hij zich direct na het ontslag uit de psychiatrische inrichting van het leven had beroofd. Wat zou god daarmee bedoeld kunnen hebben?

In mij rees de twijfel, vragen en een ontluikende onrust. Ik miste Helmut zeer. Zijn toewijding had me tot een sterker geloof in Sai Baba geïnspireerd. Ik was eigenlijk op de een of andere manier geschokt, over wat er was gebeurd, maar ik was nu eenmaal de leider van de organisatie, die door de wereld trok en die Sai-aanhangers inspireerde, daarom werd alles verdrongen.

*

Op Kärnan ging mijn werk verder met de jeugdige verslaafden. Broeder Mikael, Lennart en Johan Fredriksson kwamen uit een moeilijke familiesituatie en waren van jongs af aan alcoholist geworden. Wij werden door de overheid verzocht om hen, indien mogelijk, te helpen.

Ik had interesse voor de harddraverij, en Kärnan's paarden, die door de patiënten en mij werden getraind, vochten met succes om weddenschappen. Regelmatig legden we iedere zaterdag een V-65 in, zoals dat toen heette. Mikael, een gevoelige jongen van iets boven de 20 jaar oud, blond, slank en knap, was net aangekomen en bij onze gemeenschappelijke weddenschap betrokken. We zetten ieder maar 20 Kronen in, omdat we vroeger geen grotere geldbedragen hadden gewonnen. Dit keer hadden vrouwe Fortuna aan onze kant en we wonnen tot onze en ieders verbazing en blijdschap 76.000 Kronen.

We waren buiten onszelf van vreugde en al de volgende zaterdag werd de volgende inzet op 150 Kronen per persoon verhoogd, omdat iedereen goed bij kas was. We zaten als het ware aan de televisie geplakt om te zien, hoe de paarden, waarop wij hadden gewed. liepen en wonnen. Opnieuw was het geluk aan onze kant, we hadden weer zes goede, en nu bedroeg het geld van de winst de hele pot van 144.000 Kronen.

Mikael, die net mediteren had geleerd, kreeg een aanvullende financiële aanmoediging van onze winst. Hij, die altijd een verliezer was geweest, was nu opeens een winnaar. Ik had hem ook over mijn persoonlijke belevenissen met Sai Baba verteld en dat ik vond, dat hij op Sri Lanka mijn leven zou hebben gered en hoe ik hem als mijn zelfgekozen godsbeeld had aangenomen.

Deze start in het tehuis leek hem geweldig en hij dacht, dat hij het zo zou aanpakken, als hij het gooide op de meditatie, de therapie en de paarden. Het geloof in de toekomst ontkiemde binnen in hem. Mikael sloot Sai Baba in zijn hart en las alles, wat er over hem binnen handbereik kwam. De bibliotheek van Kärnan was vol met boeken over Sai Baba, waarin schrijvers met hun eigen of ervaringen van anderen, over Sai Baba en zijn wonderbaarlijke wereld getuigenis aflegden.

Mikael stuurde er dus op aan, dat ik naar Sai Baba en naar Puttaparthi terug zou gaan.

Sai Baba's grondstelling was, dat we na een paar keer niet meer naar hem zouden moeten reizen, we zouden er zelf verder mee uit de voeten moeten komen, met wat we hadden geleerd. We zouden in plaats daarvan in onze voormalige landen moeten blijven en zijn leer van liefde en van dienen uit te dragen. Maar ik had bij de laatste reizen ook een gevoel van onzekerheid, als ik in Sai Baba's buurt was. Ik wist nooit welke nieuwe plichten er aan mij zouden worden opgelegd. Ik had vaak het gevoel, alsof hij mij het kleed onder de voeten wegtrok, wat voor mij, die een grote behoefde aan zekerheid en stabiliteit in het leven had, niet makkelijk was. Maar ik begon er nu tegenzin in te krijgen, om verdere streken uit te voeren, omdat ik daarmee riskeerde mijn goed opgebouwd raamwerk van zekerheid te verstoren. Kärnan, de patiënten, het personeel en de paarden waren nu mijn kleine familie geworden, die door de grote Sai-gemeenschap was omgeven.

Hoewel Mikael net verliefd was en spoedig vader zou worden, stond hij erop, zo snel mogelijk naar Baba te gaan, om zelf het fantastische te beleven, waarover ik hem had verteld. Zijn vriendin zag met blijdschap, hoe wij op reis gingen. Zij, die vele keren aan onze regelmatige Sai-bijeenkomsten met meditatie en lofzang had deelgenomen, wist, hoezeer Mikael zich op de reis verheugde. Maar eerst zouden we in de geest van Sai op slot Herrborum het midzomerfeest vieren.

*

Na het midzomerfeest en de tragische gebeurtenissen in India, had ik eigenlijk de lust om te reizen verloren, maar met de gedachte aan Mikael reisde ik toch zoals afgesproken.

Het was een heel andere ervaring, om na het ernstige incident naar Puttaparthi te komen. Men had metaaldetectors opgesteld, zoals je die op vliegvelden ziet, waarlangs je dagelijks enige keren voorbij moest gaan. Politie en militairen waren altijd op zichtbare wijze in de ashram aanwezig. Het aantal Sevadal bewakers was verhoogd en honderden van hen waren er nu overal.

Het gevoel, als mogelijke aanslagpleger gezien te worden, was heel vervelend, en het zou misschien merkwaardig kunnen zijn dat ik zo dicht hier in de buurt van mijn eigen god, niet sterker op het openbare wantrouwen van alles en iedereen, reageerde. Maar voor mij en alle andere aanwezigen stond Sai Baba's gezondheid en veiligheid boven al het andere.

We brachten dag en nacht onder het muskietennet door, en de hitte was onverdraaglijk. Alleen tijdens darshan of het zingen van bhajans waren we buiten om Sai Baba mogelijk privé te ontmoeten of een groepsinterview te krijgen. Aangezien Mikael geen woord Engels sprak, moest ik steeds bij hem in de buurt blijven en bereid zijn te vertalen, voor het geval dat hij door Sai Baba zou worden aangesproken.

Al de derde dag richtte Baba zijn schreden direct naar onze groep en bleef bij mij staan om te informeren hoe het met me ging, wanneer we waren gekomen en met hoeveel we waren.

"Ik zal je later ontmoeten," zei hij.

Toen zag hij Mikael en voegde eraan toe.

"I heb op je gewacht, erg blij, erg blij."

Daarna begaf hij zich verder door de rijen, waar hij brieven aannam, die bezoekers hem aanreikten.

Nu kon Mikael met eigen ogen Sai Baba heilige as zien manifesteren. Hij werd zo ontroerd dat hij begon te huilen. Alles wat ik hem had verteld, kreeg nu zijn bevestiging, doordat hij zelf kon zien dat Baba de materie kon hanteren, zoals hij dat zelf wilde.

"In Sai Baba's ogen te kijken, is alsof je jezelf ziet," zei hij naderhand.

Ik was dankbaar dat hij aan Mikael zo'n aandacht had besteed, omdat Mikael's verwachtingen zo hoog waren geweest. We moesten nu nog op ons interview wachten, of de hele groep, of individueel, afhankelijk van de wil van Baba.

De volgende dag, 's middags, stond Baba voor ons, Zweden, met zijn hele stralende glans. We werden uitgenodigd naar boven op het terras te gaan en te wachten tot we aan de beurt waren. Overgelukkig marcheerden we naar boven en riepen de vrouwelijke deelnemers aan onze groep bij ons, doordat we met de Zweedse sjaals wenkten, die we op ons hadden laten naaien, om door Sai Baba als groep te worden opgemerkt.

Ik lette erop dat Mikael voor mij, heel dicht in de buurt van Sai Baba's fauteuil belandde. Sai Baba ging pas in zijn stoel zitten nadat hij heilige as had gematerialiseerd, die hij tussen de dames verdeelde, die deze heerlijkheid overgelukkig inslikten. De wijsheden vloeiden en de volgelingen luisterden aandachtig.

Uit mijn ooghoeken kon ik zien hoe hij met zijn grote tenen met Mikael's handen speelde, die op zijn gekruiste benen rustten, waar we op de vloer zaten. Hij kneep hem zogenaamd met de tenen, en ik verwonderde mij er ten zeerste over dat Sai Baba zijn waardering zo openlijk liet zien. Zoiets gebeurde gewoonlijk pas in persoonlijke situaties, als in de binnenste kamer. Wij beschouwden het allemaal als een zegen, dat Mikael mijn patiënt was. Ik voelde opnieuw mijn vertrouwen in Sai Baba en zijn wereld groeien, na de choquerende aanslag en de herstructurering met bewaking in Puttaparthi

Het duurde niet lang tot Sai Baba Mikael als enige persoon voor het individuele gesprek achter het gordijn uitnodigde. Ik stond natuurlijk ook op, omdat ik aannam dat Mikael een vertaler voor zijn gesprek met Sai Baba nodig had. Maar ik werd door Baba gestopt:

"Voor dit is geen uitleg nodig."

Ik kon Sai Baba nog net vragen hem uit zijn trauma's te halen, hem gewoon te redden, zoals hij het eens met mij had gedaan, voordat ik teleurgesteld weer ging zitten. Ik hoopte dat Mikael in staat zou zijn om helemaal met onze avatar alleen te zijn zonder een woord Engels te kunnen spreken.

Buiten fluisterde we, terwijl we op Mikael wachtten. De deuren achter het gordijn openden en ik zag Sai Baba's kleine hand het gordijn aan de kant trekken. Mikael kwam eruit alsof hij net door een kanon was gelanceerd. Zijn ogen staarden naar ons allemaal met een bevrijde grijns op zijn hele gezicht. Allen lachten en heetten hem hartelijk welkom. Ik kon het toch niet nalaten te merken, hoe zijn broek naar beneden was getrokken en zijn koorden, die de Indische pyjamabroeken omhoog hielden, om zijn benen bungelden.

Later die avond vond ik Mikael slapen in de slaapzaal. Ik wekte hem uit nieuwsgierigheid, om van hem te horen wat Sai Baba tijdens het interview had gezegd en wat hij met hem had gedaan. Mikael vond dat hij alles had begrepen wat Sai Baba hem had gezegd. Ik had vroeger van anderen zonder Engelse kennis gehoord, dat ze dezelfde ervaringen hadden. Voor mij was immers de ervaring simpel: als God het wil, dan laat hij degene die wordt geïnterviewd, begrijpen. Sai Baba had Mikael met een soort olie ingesmeerd, die hij over zijn buik en zijn hele borstkas manifesteerde. Hij had hem gezegd, dat hij een leuke vriendin had gevonden en dat hij een zoon zou krijgen, en daarover zou hij, Sai Baba, zich bekommeren. Hij zou het geluk in het huwelijk vinden en al zijn problemen zouden nu opgelost zijn.

Tijdens de nog beschikbare tijd in Puttaparthi, kwam Mikael er vaak op terug, dat hij nog een interview wilde hebben, omdat hij niet alles goed begrepen had, van wat Sai Baba bedoeld had en met hem had gedaan. Hij kreeg dit interview de laatste dag dat we in Puttaparthi waren. Hij kwam er vandaan, precies zoals bij de vorige keer, helemaal verward, met een hoogrood gezicht en weer met de koorden om zijn benen heen bungelend.

Ik zette hem in een taxi, die buiten de tempel wachtte, en tijdens de rit spraken wij over wat Sai Baba had gezegd en gedaan. Weer had hij het over de olie, de zegen en al het wonderbaarlijke wat hem was overkomen toen hij eenmaal thuis kwam. Maar dit keer had je niet het gevoel dat Mikael gelukkig was, hij kwam verwarder over en was de meeste tijd zwijgzaam, gedurende de hele rit naar Bangalore.

*

Opnieuw in Zweden, verhuisde Mikael naar zijn zwangere vriendin. Ik zag dit als bevestiging van Sai Baba's wonderlijke vermogen, om mensen van hun trauma's en dilemma's te bevrijden. Toen kwam de grote dag, waarop Mikael vader zou worden. Maar het was geen jongetje, zoals Sai Baba het had voorspeld, het was een klein meisje. Ik was net zo verbaasd als Mikael, maar verklaarde dat je met goden nooit zou weten, waar je aan toe was, ze trokken hun eigen plan en meestal kwamen die niet met onze ego-plannen overeen. Baba had het beloofd, daarom zou er vroeger of later de zoon komen, die Mikael zich wenste. Het duurde niet lang, tot het volgende kind kwam, en dit keer was het tot Mikael's grote blijdschap een zoon. Mikael had zich nu snel weer als een volwaardig lid in het sociaal leven gevestigd, als stabiele en harmonische familieman.

De schok was daarom groot, toen we op een avond door Mikael's schoonzus werden opgebeld. Ze deelde mee, dat Mikael zich van het leven had beroofd. Hij had slaaptabletten ingenomen, die hij gedurende langere tijd van verschillende mensen bij elkaar had gespaard. Dat hij, de kersverse vader van twee kinderen, besloten zou hebben niet meer verder te willen leven, was voor ons, die hem na stonden, volledig onbegrijpelijk. Wat had er in hem plaatsgevonden? Hoe kon hij vrouw en kinderen verlaten? De zelfmoordbrief, die hij aan zijn kinderen achter liet en die ze als volwassenen zouden lezen, bevatte alleen maar de informatie dat zij niets met zijn zelfmoord te maken hadden. Hij vond kortweg dat het leven onverdraaglijk was geworden, hij kon het niet langer aan en vroeg zijn kinderen om vergiffenis en wenste hen al het goede in het leven.

Ik had het gevoel alsof ik een zoon was verloren. Ik had Mikael en de andere patiënten mijn familie laten worden en dat gaf een goed gevoel, dat alles goed ging, op de rails stond, Sai Baba, de behandeling en Kärnan.

De lofzang Waarom te vrezen als ik hier ben, was het lied dat ik altijd graag zong, het had mij een gevoel van vertrouwen en vaderschap gegeven. Sai Baba leidde mijn leven. Plotseling beefden de fundamenten.

Maar nu was er geen ruimte meer voor analyses van gevoelens en gedachten. Nu was het zijn broer Lennart, op wie het aankwam, ik moest het hem mededelen. Ik begon met een meditatie van een uur, waarin ik Baba krachtig vroeg mij te leiden. Na het ontbijt, toen iedereen aan zijn werkzaamheden was gegaan, vroeg ik Lennart voor een gesprek te blijven. Lennart luisterde aandachtig, de tranen stroomden over zijn wangen. Alles wat ik tijdens de jaren van therapie had geleerd, werd nu gebruikt; hoe meer hij zuchtte, des te rustiger en zwijgzamer ik werd. Toen hij tenslotte kon accepteren wat zijn broer was overkomen, zei hij bedaard:

"Nu moet ikzelf Sai Baba ontmoeten, ik moet zekerheid krijgen."

Dat wilde ik allerminst. Ik, die zelf in een shocktoestand was, voelde absoluut geen behoefde om weer een reis naar India te maken. Maar Lennarts behoefte gaf de doorslag. Ik begreep dat het voor hem heel belangrijk was Sai Baba in levende lijve te kunnen ontmoeten.

We dachten dat we voor de begrafenis, tijd voor de reis hadden. Lennart was diabeet vanaf zijn kindertijd en nam dagelijks insuline injecties, daarom moest alles precies gepland worden. Ik regelde onze reis, leende Lennart geld en aanstonds waren we weg.

*

We kwamen naar India en installeerden ons in de "Woning van de Hemelse Vrede", zoals de ashram genoemd werd. Het veiligheidssysteem was nog verder ontwikkeld en er waren overal rijen wachtenden. Het lukte me toch, dat we in de eerste rij belandden. Dit hield in, dat Sai Baba al op de eerste dag naar ons toe kwam. Lennart verheugd zich over dit spoedige contact. In de buitenste interviewruimte speelde zich het gebruikelijke af, materialisaties van vibuthi en ringen. Een ring was voor Lennart, die grote ogen opzette, omdat het voor hem een wonder was. Het groepsinterview duurde ongewoon lang en Sai Baba stelde de wens van iedereen om contact en nabijheid, tevreden. Toen was Lennart aan de beurt. Sai Baba stelde zijn vragen, die Lennart met geen mogelijkheid kon beantwoorden, omdat hij net zoals zijn broer geen woord Engels kon spreken. Baba glimlachte vriendelijk en zei dat hij de binnenste interviewruimte kon binnengaan, tegelijk riep hij mij en nodigde me uit om mee te komen.

Lennart vertelde Baba het verhaal van zijn broer en huilde onophoudelijk. Sai Baba troostte hem.

"Ik zal helpen, ik zal helpen."

Ik deelde mee, dat Lennart sinds zijn kinderjaren aan zware diabetes leed en wilde weten of er daarvoor een geneesmiddel was. Sai Baba antwoordde: "Ik geef een echt medicijn, geen injecties meer." Nu vroeg Baba hem zijn Indische hemd uit te trekken, wat hij met grote verwondering deed. Sai Baba materialiseerde de gebruikelijke olie en smeerde de hele borstkas met olie in.

"Dit zal het hart helpen genezen."

Wat hield ik toch van Baba gedurende deze gelegenheden van natuurlijk trouw! Er was iemand tot wie ik me in iedere situatie konden wenden, die altijd antwoordde, ook als het niet altijd zo werd, zoals wij wilden of geloofden. Nu had hij beloofd om zich met Lennart en zijn probleem bezig te houden, zowel gevoelsmatig als lichamelijk. Kort voordat wij de interviewruimte verlieten, zag ik Sai Baba Lennart aan zijn achterwerk frunniken, waartegen Lennart zich verweerde. Voordat we in de buitenste interviewruimte terug gingen, zei Baba dat Lennart de sparshan (goddelijke aanraking) niet begreep. Ik legde Lennart de betekenis van het strelen van zijn achterwerk uit. Baba overlaadde hem met pakketten vibuthi, die hij als medicijn voor zijn diabetes moest nemen.

Natuurlijk reageerden enige leden van de groep erop, dat volgens Sai Baba, de heilige as vervangen moest worden door de insuline. Lennart zelf, was er volledig van overtuigd, dat zijn ziekte nu door Sai Baba's goddelijk ingrijpen zou worden genezen; met veel moeite kregen wij hem zover, de insuline niet volledig af te schaffen. Toen we de ruimte verlieten, zei Sai Baba:

"Ik wil hem over een paar dagen zien."

Voor de volgende keer hadden we de toestemming gekregen een camera in de omgeving van de tempel mee te nemen, als er zich een goede gelegenheid tot fotograferen zou voordoen. Toen we daar eenmaal zaten, bleek dat Sai Baba een team van artsen uitgenodigd had, die hij over Lennart's ziektesymptoom informeerde. Hij zei, dat hij nu geen insuline meer nodig zou hebben, alleen nog maar vibuthi, de heilige as. Sai Baba liet zich lovend uit over Lennart's ontwikkeling. Lennart zelf zat in het midden, zonder te weten waarover werd gepraat. Hij begon een reactie op de vermindering van de insuline te krijgen, hij voelde zich niet goed, en wij haalden hem over, zijn insulinebehandeling weer op te nemen. Ik zei dat als hij weer in Zweden zou zijn, hij met de kuur met as zou kunnen beginnen, want het zou een te groot verschil zijn voor zijn zenuwsysteem, om er hier al in India mee te beginnen.

Het duurde niet lang tot we in de binnenste kamer werden geroepen, toen de artsen waren weggestuurd. Sai Baba toonde dit keer voor Lennart nog meer interesse en liet zich gewillig samen met hem fotograferen. Toen hij zijn gesprek met Lennart had afgesloten, vroeg hij hem, om mij en Sai Baba te fotograferen, wat ik in dankbaarheid als een grote zegen beschouwde. Ik had al lang Sai Baba en mij op een foto willen vereeuwigen. Daarna werd ik uit de kamer gestuurd, terwijl Sai Baba de behandeling van Lennart wilde beëindigen.

Na een paar minuten kwam Lennart in de ruimte terecht, waarin ik wachtte. Hij glimlachte voorzichtig naar me, maar vermeed oogcontact. Zijn gezichtskleur was hoogrood, wat in sterk contrast stond, met zijn blonde haar en zijn anders altijd zo witte gelaatskleur. Ik begreep dat Baba behoorlijk had aangepakt. Lennart kwam verward over, maar was toch gelukkig. Dankbaar ging ik samen met Lennart door de ashram, over ons bezoek ditmaal in India, waren we volledig tevreden.

*

Weer thuis gekomen, konden we Mikael's vrouw vertellen wat Sai Baba over Mikael's zelfmoord had gezegd. Sai Baba zou tijdens het hele proces van het sterven aanwezig geweest zijn om Mikael er overheen te helpen, toen hij besloot zijn leven te beëindigen. Op de begrafenis wierp Lennart een medaillon naar beneden, waar Sai Baba's afbeelding op stond en dat hij ook had gezegend. Het landde midden op de urn en dat was voor ons een teken, dat hij nu voor altijd door Sai Baba werd beschermd. Geen tranen werden vergoten, iedereen was bij elkaar, vast besloten om in het leven verder te gaan.

Weldra leerde Lennart een vriendin kennen en verdween uit de behandeling. Opnieuw zag ik het zo, dat Sai Baba over hem waakte en ik het toezicht kon opgeven.

*

Gedurende vele jaren hield ik lezingen over de hele wereld en beschouwde me als Sai-ambassadeur op het toneel. Ik herinner me een conferentie in de USA.

Ongeveer 500 gedelegeerden uit het hele land waren bijeengekomen. Zij bestonden voor het grootste deel uit volgelingen, die hun leven aan Sai Baba en zijn missie gewijd hadden. Bekende sprekers van de Sai-organisatie over de hele wereld waren uitgenodigd. Ik werd als de bekende verslavingstherapeut uit Zweden voorgesteld, die zware gevallen met behulp van het programma van Sai Baba's vijf menselijke waarden, rehabiliteerde.

De sprekers van de conferentie overstelpten de deelnemers met hun positieve ervaringen van Sai Baba's boodschap en met hun ambities, om zijn missie te verwerkelijken. De stemming was op zijn hoogtepunt en ik was opgetogen, in de USA te zijn en alle Sai-aanhangers te ontmoeten.

De familie Rahm was het modelgezin van de Sai-beweging, een echte Kennedy-clan. Ze zongen zich door alle afdelingen in de USA en stonden erom bekend, in het land het dichtst bij Sai Baba te staan. Waar ze ook maar heen trokken, verzamelden zich de volgelingen. De drie kinderen waren nu min of meer volwassen, en de oudste was Alaya, een zoon, voor wie Sai Baba vanaf het begin een voorkeur had gevoeld. Alaya had van Sai Baba een eigen tenue gekregen. Hij pleegde namelijk zijn eigen kleding aan bepaalde uitverkorenen te schenken. Alaya was een van hen, evenals zijn vader. De familie was ook in de ogen van anderen gezegend.

Tot mijn verbazing toonde Alaya tijdens zijn presentatie in het geheel geen enthousiasme. Hij had zich met zijn gitaar op dusdanige wijze geplaatst, dat het leek alsof hij het vijfde wiel aan de wagen was. De overigen in de familie zongen en speelden zelf geschreven liederen ter ere van Sai Baba en het publiek klapte uiterst opgewekt het ritme mee. Alleen Alaya, de blonde teenager, die Sai Baba in zijn hart gesloten had, toonde thans een regelrechte desinteresse voor dat, wat daar werd vertoond.

Ik nam zijn vader apart en vroeg hem, wat er met Alaya aan de hand was. Zijn houding was zo veranderd in vergelijking tot zijn vroegere gedrag in Puttaparthi. Al zei, dat ook hij, de verandering sinds zijn laatste bezoek in India had opgemerkt. De moeder dacht, dat het met het probleem te maken had, om met de Amerikaanse manier van het volwassen worden om te gaan, dus om wat Sai Baba leerde in overeenstemming te brengen met volwassenheid in Amerika. Ze duidde op de strenge regels waaraan Alaya en de overige kinderen zich moesten houden. Roken en drugs waren niet toegestaan, vegetarisch kost was voorgeschreven en seks voor het huwelijk was verboden. Natuurlijk volgde ook de keus van de liefdespartner binnen de Sai-organisatie. Bovendien moesten ze het goede voorbeeld geven en een goed voorbeeld voor alle andere jeugdigen in de organisatie in de USA zijn, en dat zou deze leuke jongen opbreken.

Zijn houding was een geheim voor me. Ik probeerde hem nog vóór mijn presentatie te benaderen, maar hij trok zich schuw terug. Ik herinnerde me aan de uitnodigingen voor interviews, die ik deze jonge knaap door Sai Baba in Puttaparthi zag krijgen, en hoe hij, van de een na de andere manifestatie, vol met goud werd gehangen.

Toen ik het toneel betrad, vertelde ik het verhaal, hoe Sai Baba mijn leven op Sri Lanka had gered, hoe hij mijn leven volledig had veranderd, mij uitdaagde om mijn hele bezit weg te schenken, mij naar huis stuurde om onder de zwaksten van de samenleving te gaan werken. Hij had ook mijn knie genezen en mij een richting en een leven in dienstbaarheid gegeven. Mijn ervaringen en die van anderen vlocht ik door elkaar. Toen ik warm gelopen was, werd ik gedreven en begonnen de tranen te vloeien. Dit was het teken dat Sai Baba in de buurt was en de bijeenkomst zegende. Op dat moment gingen alle 500 mensen staan en applaudisseerden als antwoord en de presentatie eindigde in een algemeen tumult, aangezien iedereen mij aanraakte, omarmde, dankte en vragen over mij en Sai Baba wilde stellen.

Daar ik een professionele toneelspeler was, wist ik ook hoe je het publiek kon boeien. Ik wurmde me door de volgelingen en spoedig was ik buiten op de andere kant van het toneel en trof daar James Redmon, Sai Baba's persoonlijke filmer. Hij had mijn optreden gefilmd en vroeg of de film naar centra over de hele wereld verdeeld mocht worden om andere Sai-volgelingen te inspireren. Dat kwam me goed van pas, aangezien het boek van Ann-Marie Ehrencronas over mij, 'Gods kleine Clown', weldra in Zweden uit zou komen. Dit zou echt de interesse voor het boek in Zweden verhogen en daarmee de hele Sai-boodschap, waaraan het boek gewijd was, op positieve wijze in het daglicht stellen.

Meteen aan het einde van de conferentie werd ik door een jonge moslim aangesproken die mij tactvol vroeg of ik er iets over gehoord had dat Sai Baba homoseksueel zou zijn. Zijn handen trilden als een espenblad. We verwijderden ons van de anderen, zodat we ongestoord met elkaar konden praten. Hij was twee keer met zijn ouders naar Puttaparthi geweest en was er een keer bij geweest toen Alaya helemaal doorgedraaid uit het interview kwam. Alaya had hem en enige anderen van hun gezamenlijke vrienden toen verteld wat Baba met hem had gedaan. Zij hadden hun ervaringen met elkaar vergeleken en waren tot de conclusie gekomen dat Sai Baba's spel met de jongens een goddelijk spel was. Ze dachten, dat er van hen zou worden verwacht, dat ze ter beschikking van god stonden, als hij riep.

De moslim jongen was de enige in de groep van jonge mannen, die deze verklaring niet als definitieve waarheid aannam. Ik probeerde de jongen methodisch over de mythologische motivatie uit te leggen over het levensmysterie met de kundalini-kracht, de kracht, die goeroes in het zevenvoudig chakra-systeem in het lichaam kunnen opwekken. De bedoeling was de seksuele energie en de levensenergie naar boven in het zevende centrum te brengen, waar de zelfverwerkelijking zich voltrok. Ik verklaarde dat iedere aanraking door Sai Baba, lichamelijk of psychisch, van heilige aard was, en niets met seks te maken had, ook als het voor de leek er zo uit zou kunnen zien.

Dat was immers ook Sai Baba's eigen verklaring aan mij geweest. En goddelijk was het, waarvan ik de verontruste moslimjongen overtuigde. Maar ik had ik wel een leidraad gekregen, waarom Alaya zich zo nadenkend en onbenaderbaar gedroeg. Hij begreep weg Sai Baba's bedoelingen niet, net zoals vele voor hem.

Steeds meer herinneringsbeelden dienen zich aan. Ik begrijp nu dat ik met een reusachtige blinde vlek leefde, voor wat betreft het seksueel misbruik binnen de beweging. Ik zag tekens, maar weigerde de delen van de puzzel naast elkaar te leggen en de betekenis te begrijpen, en in dit werk deed ik indirect zelf mee aan die gruwelpraktijken.

 

22. DE BEVRIJDENDE PAARDENMEST

Ik voelde me in mijn persoonlijkheid steeds meer gespleten. Een deel van me wilde zich alleen maar aanpassen, geloven en het leven in, wat zolang mijn veilig thuis was geweest. Een ander deel van me voelde twijfel. Het begon moeilijk te worden de minder leuke dingen te overzien, waarbij ik aanwezig was en die zoveel mensen pijn hadden gegeven. Mijn wereldbeeld moest onderzocht worden, maar ik was er nog niet klaar voor.

Op een avond had ik de 'armen' in Puttaparthi gezien, hoe ze hun bedelaarslompen voor betere kleding ruilen en met de bus terugreden. Voor veel anderen leek het een alledaagse routine te zijn geweest om onder andere in de buurt van Sai Baba te zijn. Enigerlei vorm van vreugde of liefde voelde ik van hen niet meer. Ik kon me niet herinneren dat dit vroeger zo was geweest.

Ik had door de jaren heen, met betrekking tot de Sai-beweging en de verschillende leiders meer en meer ingezien, dat er tussen hen een gevecht om de macht en de economie ofwel het Sai-fonds afspeelde. Tegenwoordig weet ik ook, dat aan rechters, politieagenten en andere hoge ambtenaren binnen het Indische rechtssysteem steekpenningen werden toegestopt. Het moest steeds onder de pet gehouden worden.

Naar een belegerde ashram te komen, met misschien wel honderdduizend mensen, die op een god wachtten, die tot nu toe niet een keer opdook, veroorzaakte dat er bij mij tenslotte een bijna verboden verbazing insloop: is het echt waar, is het goddelijk of hebben we onszelf slechts voor de gek gehouden? Natuurlijk verwierp ik de gedachte voordat hij zich in mij kon verankeren. Maar in tegenstelling tot alle voorgaande jaren was er momenteel een twijfel in mij.

Ik was met mijn bezoeken aan Baba niet meer tevreden, ik voelde dat in mijn hart, maar ik liet dat nooit in mijn gezonde verstand doordringen. Natuurlijk was de laatste reis verwarrend geweest, met de gedachte, waarmee Lennart door de zelfmoord van zijn broer gevoelsmatig was opgezadeld. Maar het bracht me in verwarring, dat ik bij mijn god was geweest en dit keer alleen maar onaangename gevoelens had.

Birgitta, mijn therapeute, had mij wel gezegd dat het een geluk was, dat ik mijn Sai-familie nog had, als ze niet meer van plan zou zijn geweest, de therapeutische reis met mij verder te ondernemen. Ze vond ook dat ik me om  mijn behandelingscentrum en mijn geliefde paarden moest bekommeren.

"Werk met dat, wat reëel is," zei ze.

De paarden waren tastbaar voor mij en met die mensen te werken, voor wie niemand anders zorgt, was ook belangrijk. Aarde onder je nagels, de stal reinigen en paardenmest waren nodig, om het evenwicht na de hemelse zwerftochten en fantasieën, waaraan ik me een aantal jaar mee bezig had gehouden, weer te herstellen. Maar dat het werk met criminelen en drugsverslaafden het eindstation in mijn leven zou zijn, geloofde ik eerst niet. Er wachtte me iets anders! Wat, wist ik niet, maar het voorgevoel groeide in me. Er was iets wat me bewust zou maken.

Toen ik uit India terugkwam, was Johan, Lennart's en Mikael's jongere broer, in het tehuis aangekomen. Hij hielp me mijn betrokkenheid bij Baba met nieuwe ogen te bekijken, toen hij zich erover verwonderde waarom er om hem heen zo veel negatiefs gebeurde, hoewel hij altijd zei, dat zijn discipelen of volgelingen niets kon gebeuren en hijzelf onkwetsbaar was. Deze jongen stelde deze rechtstreekse vragen, die wij in de beweging nooit stelden, heel spontaan. Wij verklaarden ziekten die Sai Baba overvielen, als ziekten van anderen, die hij had overgenomen om ze van het ongeluk en dood te redden.

Ik voelde dat ik deze last, om de geestelijk leider van beweging te zijn, niet meer kon dragen. Ik had gedurende een aantal gelegenheden aan Baba duidelijk gemaakt dat ik met mijn patiënten in Kärnan te veel te doen had en dat ik wel een heel speciale binding met Baba had, maar dat die er niet van af zou hangen of ik nu een leider was of niet. Stap voor stap gaf ik vervolgens mijn leiderspositie op, evenals Britt-Marie. Zij wilde haar energie op de vrijschool in Lödöse oprichten.

Ze probeerde de conflicten op te lossen, die zich met betrekking tot het onderwijsmodel van de school opstapelden, waar Sai Baba's vijf menselijke waarden in het brandpunt moesten staan. Maar het eigenlijke probleem was de economie. Toen de beweging frontaal op haar en de schoolleiding aanviel, werd de situatie onhoudbaar. De gelden werden in India bevroren en de economie van de school stortte in elkaar.

Ik was er dankbaar voor dat het uitmesten van de paardenstal mijn tijd opeiste, toen mijn persoonlijke twijfels aan de goddelijkheid van de Sai-missie groeiden. Door deze gerichtheid op mijn werk en mijn betrokkenheid, werden er niet al te veel vragen gesteld, toen ik mijn geestelijk leiderschap delegeerde.

Maar ik was niet werkeloos, toen ik mijn leiderschap opgaf. Ik had lopende uitnodigingen voor internationale ontmoetingen, waar ik het behandelingswerk en mijn Sai-ervaringen kon combineren.

Mijn dagelijkse bezigheden bestonden afwisselend uit werk met patiënten en paarden uit Kärnan en uit lezingen in het buitenland. Ik werd door Sai-mensen in gevangenissen in de USA, in Polen en Rusland uitgenodigd, waar ik een nieuwe therapeutische manier van werken met gevangenen voorstelde. Het nieuwe was, dat we steeds van binnen naar buiten werkten, nooit van buiten naar binnen. Dat betekende in werkelijkheid, dat er geen dwang en geen geweld voorkwam, gedachten, ten opzichte waarvan het personeel zich in die landen heel vreemd voelde. Meditatie was een van de nieuwe werktuigen. Het innerlijk waarnemen van beelden en deze beelden schilderen, was een methode, die de gevoelens van gevangenen in het middelpunt moesten krijgen, yoga, ademoefeningen en veel andere dingen stonden op het programma. Ik vertelde dat dit in Zweden al geprobeerd werd, en aangezien de meeste mensen de indruk schijnen te hebben, dat wij de best ontwikkelde zorg voor criminelen en drugsverslaafden hebben, werden voor ons altijd de deuren  geopend.

Of ik bepaalde slechte trekjes heb? Bepaalde bekentenissen te doen? Ergens schuld heb aan wat in de Sai-beweging gebeurde? Mijn overlevingsstrategie ging gepaard met een zekere half bewust, half onbewuste berekening. Ik luisterde zwijgend en nam zwijgend anderen waar. Ik had geleerd mijn eigen identiteit te bewaren, mij op een manier te gedragen, die men van mij verwachtte, om de druk van de groep en uitsluiting te vermijden. Mijn zwijgen mag tot nu toe de schijn gewekt hebben, dat ik beïnvloedend of spottend zou zijn, dat ik de dingen liet gebeuren zonder in te grijpen.

 

23. HOLLYWOOD ROEPT

Enige tijd na de reis in de USA, kreeg ik een mededeling van Bill, een Amerikaanse filmproducent, over wie ik vroeger binnen de organisatie had horen spreken. Hij wilde een avondvullende film over mijn leven met Sai Baba draaien. Vroeger in Hollywood had hij 114 films gemaakt.

Hij vroeg me meteen naar Amerika te komen, om hem te ontmoeten en onderhandelingen over de filmrechten van het boek God's Kleine Clown in te leiden. Ik had nauwelijks tijd om Ann-Marie Ehrencrona en de chef van de boekuitgeverij te informeren, voordat ik naar de USA reisde om nu de grote stap in de openbaarheid te maken. Opnieuw kreeg ik de gelegenheid mijn donkere vermoedens terzake Sai Baba te verdringen.

Bill vertelde zijn levensverhaal. Hij was hoogstpersoonlijk bekend met Rockefeller en was ooit voorgesteld als president van Peru. Hij haf afgerekend met de redenering dat hij kunstenaar of filmmaker was en wilde zich niet met politiek bemoeien. Bill bezat grote mijnen in Peru, maar door de revolutionaire roerigheid, waarin het land was verwikkeld, had hij daar thans de controle over verloren. Zodra het in het land rustig genoeg zou zijn, zouden de mijnwerkzaamheden weer beginnen.

Hij zei dat hij voor een film als deze een manuscript van een erkende schrijver nodig zou hebben, mogelijk iemand, die al een keer een Oscar had gekregen. Een budget van 200 miljoen dollar werd beraamd. Dustin Hoffman was zijn vanzelfsprekende keus voor de rol van Conny. Michael Douglas zou mijn vader spelen en Liza Minelli kreeg in deze denkbeeldige planning de rol van mijn moeder. Op de vraag wie de regisseur zou kunnen zijn, stelde ik Shirly McLaine voor, omdat ik wist dat ze spirituele boeken schreef en zelf films maakte. Bill glimlachte en toonde een rij gouden tanden.

"Geweldig," zei hij, "helemaal mee eens, je hebt helemaal gelijk. Ik ken haar persoonlijk, ik zal haar bellen, zij is de beste."

We vierden de avond met onze gastheer van de Sai-beweging. De volgende dag werd het contract ondertekend en toen ging Bill er vandoor. Ik hoefde alleen maar naar Zweden terug te reizen, en wel met de opgave, de pers op Bill's op handen zijnde komst voor te bereiden en de ontmoeting met de jetset van de Zweedse film te arrangeren. Hij wilde dat dit een gemeenschappelijke Zweeds-Amerikaans project zou worden.

Ik was weer in Zweden, net voor mijn 50ste verjaardag. Om het te vieren waren 150 mensen verschenen. Een grote tent was op het grasland voor het woonhuis opgezet. Ik werd gehuldigd en gefotografeerd. De mensen genoten van het buffet en mijn anders zo moeilijk op te trommelen familie was er ook. Plotseling draaide de Zweedse televisie met de nieuwslezeres van Öst Nytt de parkeerplaats op. Ze stormden naar buiten en begonnen onder de gasten te filmen, om zo stap voor stap bij mij uit te komen.

"Wat nu? Wordt het Hollywood, eh?"

Ik snapte er helemaal niets van. Hoe konden zij het weten, terwijl ik net was thuis gekomen? Plotseling begon iemand voor me te zingen en er klonken hoera kreten. Dit redde me voor het moment. Ik stelde voor dat ze later zouden terugkomen om dan misschien een serieuzer en adequater programma voor Öst Nytt te produceren.

Een paar dagen later kwamen ze met de filmfotograaf terug en maakte een programma over me dat De gek op de heuvel zou gaan heten. Later werd het in de serie Rondom in het land uitgezonden. Ik vertelde over Kärnan, liet mijn en de paarden van de patiënten zien, verklaarde mijn wereldbeeld en wat ik van mijn zelfgekozen godsbeeld Sai baba vond en welk aandeel hij in de behandeling had. Ik werd in het programma voorzichtig en liefdevol als diegene beschreven, die het onmogelijke was begonnen, en schijnbaar resultaat had behaald.

Bill was buitengewoon enthousiast en wilde met het team komen, toen hij het bericht had ontvangen dat de televisie de grote trommel had geslagen. De chef van de boekuitgeverij regelde een hotel in Stockholm, waar de de persconferentie kon worden gehouden. De nieuwslezers van Öst Nytt stelde zich daar op, om te vertellen, welk aandeel zij vertegenwoordigde. De zaal was tjokvol met geïnteresseerden. Zelfs mijn oud collega's van het stadstheater van Malmö hadden zich aangesloten. Per Ragnar te zien, maakte me in het bijzonder blij, omdat onze levenswegen op sommige manieren met elkaar overeen kwamen.

Ann-Marie sprak over het tot stand komen van het boek Gods kleine clown en de uitgeverij verkocht het boek op de tafel buiten de persruimte. Ik werd in een golvende mensenmassa naar binnen getrokken. De Sai-mensen waren natuurlijk in hun nopjes en genoten van de aandacht van de massamedia, omdat dit tenslotte aan Sai Baba en zijn organisatie ten goede zou komen.

Na nog een aantal dagen van heen en weer rennen naar studio's en ontmoetingen met Zweedse filmmensen, zwaaiden wij het filmteam buiten op Arlanda (vert: vliegveld in Stockholm) tot ziens. Het laatste wat Bill zei, voordat hij afreisde, was, dat hij Sai Baba een mail zou sturen en hem het schitterende nieuws zou meedelen dat over Conny's leven en zijn ervaringen met Sai Baba een film gedraaid werd.

*

De voorbereidingen tot de film volgden in een razendsnel tempo. Voor mij was het belangrijk, Sai Baba's toestemming te krijgen, voordat we het project zouden starten, daarom ondernam ik de volgende groepsreis naar India. Ondanks mijn toespitsing op de praktische planning, begon ik steeds meer na te denken over mijn innerlijke overtuiging. Met mijn geloof in Sai Baba, de missie en de beweging stond het niet te best. Lichamelijk, in de buurt van mijn hart, voelde het aan als een ballon, die de hele tijd van binnenuit werd opgeblazen. Soms was het leven vreugdevol, soms verborg zich in mij slechts een knagende onrust over alles om me heen. Ik sprak er met een paar personen over in wie ik vertrouwen had, en kreeg de raad, met de meditatie door te gaan, dan zou het zich gaandeweg vanzelf oplossen. Maar iets wilde er uit, dat was heel duidelijk. Ik worstelde met onduidelijke beelden van herinnering, die zich voorts in mijn nachtmerries opdrongen, gevoed door een brandend verlangen eindelijk het onbewuste te ervaren en te leren kennen, dat zo lang voor mij verborgen was geweest.

 

24. DE 'GOUDEN JONGEN'

Ik kwam voor de eenendertigste keer in Puttaparthi. Momenteel was de ashram bijna helemaal vol met toegewijde Westerlingen. Er waren hier duizenden mensen en de intocht scheen zich alleen maar te vergroten. Het veiligheidssysteem was uitgebreid en bewakers waren rondom Sai Baba's nieuwe woning opgesteld. Honderden anderen waren overal discreet geplaatst en metaaldetectoren resulteerden in rijen wachtenden aan de mannen- en de vrouwenkant. Volgens officiële verklaringen van de ashram zouden er meer moordaanslagen op Sai Baba zijn geweest.

Puttaparthi was nu inmiddels een hele kleine stad, in vergelijking met vroeger, toen ik er voor de eerste keer, op 17 maart 1978, heen ging. Toen was er slechts een enkele straat met een rij gebouwen, waar chapati en krimskrams op iedere hoek werden verkocht. Nu waren de handel en de commercie intensief en de straten waren omzoomd met hotels, banken en restaurants. Ook werd er ayurvedische massage aangeboden door jonge meisjes of jongens, die onder toezicht van Sai Baba's machtige mannen op het tempelterras praktiseerden.

Op het terras verzamelden zich ook dagelijks studenten van Sai Baba's scholen. De jongsten zaten zo ver mogelijk naar voren en de oudere en meer ervaren jongens zaten verder naar achteren. Ik vroeg me vaak af, wat het dubbelzinnige gelach bij de oudste jongens betekende. De jongere waren nieuwsgierig, of weetgierig, en vaak op een opdringerige manier ten opzichte van Sai Baba, zoals kinderen kunnen zijn tegenover volwassenen in wie ze vertrouwen hebben. Doorgaans wees hij ze ook op hun opdringerigheid, maar maakte toch op een vrolijke manier gekheid met de jongere kinderen. Bij hen was er altijd blijheid en lachen. Maar het was juist dit lachen bij de oudere jongens dat me heel erg stoorde. Het was, alsof ze iets wisten wat wij andere onwetenden, niet wisten. Uit hun af en toe honende of bijna uit leedvermaak onder elkaar gemaakte knipogen, werd ik niet wijzer.

Ik schoof deze waarnemingen terzijde om mij te concentreren op de reden waarom ik was gekomen. Mijn wens was, dat het boek gezegend en de aankomende film in orde bevonden zouden worden. Ik had ook enige vragen over het opgeven van mijn leidende plaats in de beweging, waarvan ik vond dat ik dit met Sai Baba zou moeten bespreken.

Het was koel en aangenaam in Puttaparthi. De wind ruiste zacht in de bomen. De uitstekend onderhouden tuin, die de hele ashram omsloot, prijkte met verschillende bloemen en geurde lieflijk. Duizenden mensen waren er hier in de omgeving. Aangezien we met onze eigen groep kwamen, bleven we een beetje op onszelf en hoopten dat Sai Baba ons op het darshanplein zou zien, de verzamelplaats van de tempel, wanneer hij zijn dagelijkse uitstapje onder de aanwezige volgelingen maakte. De veiligheidsprocedure om binnen de tempelmuren te komen, was moeilijker dan bij mijn vroegere bezoeken. We moesten eerst boven de tempel op een heuvel zitten en wachten, om dan later naar een nieuwe plaats in de zon te worden geroepen, daar moesten we weer zitten en wachten, zowel 's morgens als 's middags, uur na uur. We transpireerden over ons hele lichaam.

De mannen waren volledig van de vrouwen gescheiden en moesten hun eigen route, straten en winkels binnen de ashram bezoeken. Tijdens darshan zaten de vrouwen aan hun kant bij de tempel en wij mannen aan de andere kant. De omgeving van de tempel werd door een rood kleed gedeeld. Die was groter geworden, opdat Sai Baba door de vrouwengroep kon lopen, die in aantal altijd veel groter was dan de mannengroep. Dit tapijt werd geborsteld en geveegd tot Sai Baba door de vrouwengroep ging, om dan aan de kant van de mannen stil te blijven staan. Buiten ons, was er nog een andere groep Zweden. Ze zaten een beetje afzijdig in de rij. Terwijl ik wachtte, keek ik er naar. Toen herkende ik een jongen van een meditatieseminar in Zweden. Sai Baba was juist voor hem blijven staan en ik kon aan zijn gezichtsuitdrukking zien, dat de jongen voor het interview was uitgenodigd.

Daarop wachtten wij hoopvol buiten de tempel, om te vernemen hoe het hem in de binnenste interviewruimte was vergaan. We kregen de meest fantastische berichten van de jongen te horen. Sai Baba had hem tijdens materialisaties met puur goud overladen, horloges, armbanden, halskettingen en ringen. Aan hem waren kennelijk al zes interviews beloofd, nog voordat wij in de ashram kwamen! Hij werd door iedereen de 'gouden jongen' genoemd en wij waren zo trots op de aandacht, die de Zweedse groep kreeg.

Maar toen wij elkaar later ontmoetten, voelde ik dat er iets niet klopte. Ik vermoedde verdriet en verwardheid. We dronken samen in de kantine een kop thee en ik zei dat ook ik door de jaren heen, heel veel privé interviews had gehad. We kwamen over het strelen van de geslachtsorganen te spreken en we begrepen meer en meer dat we beiden masturbatie en orale seks onder Sai Baba's heilige leiding hadden meegemaakt. De 'gouden jongen' was door de seksuele aandacht van de kant van Sai Baba helemaal in de war geraakt. Natuurlijk was ook hem opgelegd, niemand iets te zeggen.

Dit patroon kende ik maar al te goed. Het verschil was, dat hij een heteroseksuele jonge man was, terwijl ik biseksueel was en op een bepaalde manier vrijwillig had meegedaan. Hij was er wanhopig van dat Sai Baba dit met hem had gedaan. Hij kwam immers hierheen, omdat hij God zocht, niet om seksueel misbruikt te worden. Ik antwoordde hem geheel gedachteloos.

"Dat snap je wel, dat dit allemaal goddelijk is. Bedenk dat hij uit iedereen juist jou heeft uitgekozen en jou deze goddelijke aanraking schenkt."

"Ik zie daar echt niets goddelijks in!"

"Dat zul je nog bijtijds doen, stop nu, met wat je bent begonnen, dan zal alles hemels worden."

Hij zei dat hij ook de Zweedse arts en de leider van de Sai-beweging had opgezocht om hun raad te krijgen. De arts legde de situatie precies als ik uit; hij zou dit als een hemelse gebeurtenis zien.

Hoewel ik als geprogrammeerd had geantwoord, voelde ik dat er iets was wakker geworden. Het was alsof een slapende woede zichzelf van zijn aanwezigheid gewaar begon te worden. Iets, waar ik vroeger niet op had gelet, hoorde ik nu plotseling luid en duidelijk in mijn binnenste. Mijn god was niet die voor wie hij zich uitgaf. Alles waarvoor ik naar Puttaparthi was gekomen, voelde ineens onwerkelijk aan. Om maar niet over het idee van een film te praten, die me plotseling als een farce over kwam, waarvan ik walgde. Ik besloot al het betreffende werk dat Sai Baba en zijn leer heiligde, een plaats te geven. Wat ik twintig jaar geleden al zou hebben moeten zien, zag ik nu pas. Waarom? Mijn liefde voor Sai Baba was verpulverd en ik kon slechts leegte en woede voelen.

De 'gouden jongen' had hulp en ondersteuning nodig, omdat hij vast en zeker snel weer voor een interview zou worden uitgenodigd. Mijn idee was, om met Sai Baba's spel mee te spelen en me op die manier, langzaam uit de Sai-organisatie te kunnen verwijderen, zonder al te grote aandacht op te wekken, en gelijktijdig de 'gouden jongen' en anderen met wie kwaad werd uitgehaald, te steunen. Maar dat was niet de mening van de 'gouden jongen'. Hij was kwaad en vond, dat we dit alles niet onder het tapijt konden vegen om op die manier te doen, alsof er niets was gebeurd. Ik voelde de angst in me omhoog komen. Tijdens al die jaren had ik het meeste verdrongen. Het liefst wilde ik dat we ons hadden vergist. Hoe zou ik anders mezelf en anderen, al die jaren als volgeling kunnen verklaren?

Mijn fundamenteel bange karakter is misschien de verklaring voor het feit, waarom ik zoveel seksueel misbruik en onderdrukking door Sai Baba accepteerde, zonder daar al die jaren wat van te zeggen.

De 'gouden jongen' zag geen weg terug. Hij wilde met iedereen tot de bodem gaan, ook als hijzelf Sai Baba in een nieuw interview tot inzicht zou moeten brengen. Ik begon te vermoeden, dat wij maar twee van duizenden waren. Ik had het waarschuwingssignaal gezien, maar was gedurende al die jaren eigenzinnig mijn weg gegaan. Dat wat er in de ashram gebeurde, was enkel en alleen van goddelijke aard. Zo simpel had ik het voor mezelf en anderen verklaard. Maar eigenlijk hoefde je slechts alle jonge jongens maar bij elkaar op te tellen, die in de loop van de jaren waren uitgenodigd voor een persoonlijk interview, om te begrijpen dat het om een catastrofaal aantal ging, om een volledig onbegrijpelijke situatie. Ik had zo’n angst. Het was zo zwaar om te bedenken dat ik mij, binnen en buiten de organisatie, op mijn 51ste, aan een storm van aandacht bloot zou stellen, om maar niet te spreken van de massamedia.

Ik was tien jaar lang in de buurt van Maharishi Mahesh Yogi geweest, totdat ik hem uit teleurstelling over zijn organisatie verliet en zonder de overeenkomst opgemerkt te hebben me bij de beweging van Sai Baba aansloot. Mijn religieuze verlangen en mijn achtergrond hadden me blind en zonder oordeel gemaakt. Het was een patroon dat ik volgde. Toen ik begreep dat het niet allemaal op de juiste manier aan toe ging, sloot ik me in plaats van te vluchten nog dichter bij de kern aan. In plaats van meteen de deksel op de pot te doen op het moment dat alles duidelijk werd, gedroeg ik me als passieve toeschouwer. Dat doet me vandaag de dag nog pijn.

De 'gouden jongen' en zijn groep werden nog twee keer met daarop volgende persoonlijke interviews uitgenodigd. Hij werd weer blootgesteld aan aanranding, zonder dat hij durfde te protesteren of dat hij zich had kunnen verdedigen. Als hij had geschreeuwd, had dit in de buitenste interviewkamer, waar de anderen eerbiedig op Sai Baba wachtten, totale chaos veroorzaakt. De jongen durfde gewoonweg niet anders te doen, dan wat van hem werd verwacht, een tactiek, waarmee Sai Baba vermoedelijk rekening hield.

Later vertelde de 'gouden jongen' dat Sai Baba deed alsof hij duizend dollar materialiseerde, ze aan hem gaf en hem vroeg naar de zomer-residentie in Kodaikanaal te komen, waar hij in Sai Baba's eigen woning zou mogen wonen. Andere jongens onder de volgelingen, hadden mij ook toevertrouwd dat het in de ashram bekend was dat Sai Baba de studenten, die hij seksueel misbruikte iedere keer met 200 tot 500 Rupees betaalde, een naar Indische maatstaven en voor studenten aan het internaat een grote som geld. Aan Westerse jongeren werden hogere bedragen aangeboden.

Ik voelde me steeds meer bereid,om het gevecht tegen datgene aan te gaan, van wie ik vond dat hij mijn God was, en die nu niets anders, dan alleen maar een goochelaar en pedofiel bleek te zijn. Tot aan deze reis, had ik mezelf als spiritueel zoekende met de beste motieven gezien. Maar nu had ik een ander gevoel. Ik was tot waarnemer omgevormd, die zich niet zou laten verleiden. Ik moest opletten mijn hoofd koel te houden en indien mogelijk tijdens de volgende darshan de 'gouden jongen' te helpen.

De spanning was groot toen we in de tweede rij zaten, en het signaal van de welbekende fluitmuziek hoorden, die Sai Baba's aankomst aankondigde. Aan de vrouwenkant had hij de voorkeur zich precies in het midden van het tapijt te houden, om aan al teveel kussen op de voeten te ontsnappen. Hij werkte die kant snel af en liep naar ons, jongens en mannen. De stemming aan de kant van de mannen werd heviger naarmate Sai Baba naderde. Het was bovendien bijna onmogelijk, je niet door hem te laten inspireren en hem niet als god te zien, zo sterk was zijn invloed op alle aanwezigen.

Toen wij daar nu in de tweede rij zaten, ikzelf naast de 'gouden jongen', vermoedde ik dat we voor het interview zouden worden gevraagd. De meeste van ons hadden de handen vol met brieven, hopende dat Sai Baba zich geroepen zou voelen om te blijven staan, en ons een woord, een blik te gunnen, het briefje of brief met vragen aan te nemen, die aan hem werden gesteld, en indien mogelijk ons voor een interview uit te nodigen. Iedereen die met deze reis was meegekomen dacht dat het belangrijk was om in dezelfde groep als de 'gouden jongen' te zijn, en tot op zekere hoogte, ik ook.

Hij had niet veel tijd nodig om midden in de kolenzwarte zee van Indische of Aziatisch bossen haar, die zich meterslang uitstrekten, onze blonde haardos te onderscheiden. Hij keek naar de 'gouden jongen', wendde zich dan tot mij en sprak de verlossende woorden:

"Ga, ga!"

De Zweedse groep verhief zich, nadat Sai Baba voorbij was gegaan, en liet met de Zweedse sjaals zien, dat zij nu de was uitgekozen. Dit opdat de vrouwen aan hun kant het zouden begrijpen en op tijd op de begeerde plaats in de tempeltuin konden zijn, direct voor het hek van Sai Baba's woonhuis met de bijbehorende interviewruimtes. Snel gristen we de meest noodzakelijke dingen bij elkaar. Papier, potloden, iets om op te zitten. Tienduizenden ogen volgden ons op onze weg naar boven naar de uitverkoren plek, en ze glansden van vreugde voor ons. Er waren evenwel twee personen die geen vreugde in hun ogen hadden. Dat waren de 'gouden jongen' en ik zelf.

Binnen in de interviewruimte plaatste ik me zodanig, dat ik precies aan de rechterkant van Sai Baba's stoel zat en de 'gouden jongen' boven in de hoek achter de andere mannen. Dit had tot gevolg dat Sai Baba niet direct vat op hem had, zonder boven andere mannen uit te komen.

Gewoontegetrouw begon hij vibuthi, de heilige as, voor de vrouwen te materialiseren. Daarna vroeg hij hen iets over hun mannen en vrienden, om dan een ring voor een van de vrouwen te materialiseren. Zij huilde van blijdschap. Ik voelde me steeds meer een buitenstaander. God had een van de Zweedse vrouwen met een ring gezegend, met een talisman, waarvan ze dacht dat deze van onschatbare waarde was. De verwachtingen waren thans groot en Sai Baba stelde aan ons, Westerlingen, een paar van de meest gebruikelijke vragen.

"Hoe gaat de weg naar God?"

Allen keken strak naar Baba, totdat iemand de moed vatte om te antwoorden.

"Dienen, Baba."

Baba glimlachte mild.

"Nee. Begin vroeg, rij langzaam, en bereik veilig, dat is de weg naar God," zei Baba en keek naar de groep, die deze wijze woorden met toegewijd applaus accepteerde. De volgende vraag werd direct gesteld.

"Wie is God?"

Nu wist iedereen het antwoord en snel antwoordde een vrouw met het hoofd licht voorover gebogen, om daadwerkelijk de heiligheid van haar uitspraak te beklemtonen.

"U, Sai Baba."

Sai Baba glimlachte naar de groep. Hij kon nu met de persoonlijke interviews beginnen. Hij leidde de rondgang in met een aantal vragen aan de mannen. Dat was het moment waarop de mogelijkheid zich kon voordoen, het verlangde levensinterview met god zelf te krijgen. Noch de 'gouden jongen', noch ik, maakten ons nog een of andere illusie, maar straften onszelf voor het slot van het Sai-drama. Tot mijn verbazing sprak hij een puisterige tiener van Arabische afkomst aan. Met een opvallende belangstelling deelde hij hem mee, dat hij een van de uitverkorenen was, die weldra achter het gordijn gezegend zou worden. Dit gordijn had in ons jargon de naam 'Het gordijn van schaamte', gekregen. Nu draaide hij zich naar mij en wilde weten, wat ik wenste.

"Ik heb een paar vragen over de Zweedse organisatie."

"Ik zal wel zien," antwoordde Sai Baba, wat betekende dat hij mij bij de geselecteerde groep telde. Hij werkte nu snel de andere mannen uit de groep af en kwam tenslotte in de hoek, waar de 'gouden jongen' zat en zich verborg, een rij recht achter me. Sai Baba's bevel volgde met nadruk.

"Gaan jij!"

De 'gouden jongen' twijfelde en Sai Baba gaf het bevel nog een keer, wat betekende dat de jongen of het bevel moest opvolgen, of een schandaal zou veroorzaken. Hij besloot te gehoorzamen en ging naar binnen. Ik zat daar als versteend, zonder het vermogen om ook maar iets anders te doen, dan naar het 'gordijn van schaamte' te staren. Waar waren we aan begonnen? Waarom had ik de 'gouden jongen' niet tegen gehouden? Ik leunde tegen Sai Baba's stoel en zag dat het kussen dat hij achter zijn rug had, naar voren was gevallen en een tussenruimte vrijgaf, waar iets glinsterde. Nieuwsgierig trok ik aan het kussen en schoof dit naar voren, om het dan weer langzaam terug op zijn plaats terug te trekken. Op hetzelfde moment drukte ik met mijn hand de zitting naar beneden. Het duurde maar een paar seconden, voordat ik met mijn hand het doel kon voelen. Daar bevonden zich horloges, gouden kettingen en ringen, blijkbaar lagen ze hier, om later te indruk te wekken dat Sai Baba voorwerpen uit het niets kon materialiseren. Deze ontdekking versterkte verder wat ik al wist: Mijn god Sai Baba was een bedrieger, een knapenschenner, een leugenaar... Terwijl ik het kussen recht trok, vervaagden mijn overdenkingen.

Later lieten we een paar gouden voorwerpen en talismannen onderzoeken die Sai Baba had gematerialiseerd. Alles was prullaria; de diamanten waren van glas, het goud was waardeloze troep. De voorwerpen die we trouw tientallen jaren hadden bewonderd, werden door onafhankelijke goudsmeden compleet afgekeurd.

Toen de 'gouden jongen' met Sai Baba uit de binnenste ruimte kwam, was hij lijkbleek, en zijn ogen waren helemaal leeg, toen hij me aanstaarde. Ik moest snel de hand van de jongen pakken en hem naar zijn plaats terugbrengen voordat de anderen zijn gezichtsuitdrukking konden ontdekken. Hij boog zijn hoofd om ieder oogcontact te vermijden, ik hield zijn hand vast. Tevreden kwam Baba nu zelf de kamer weer in, om vervolgens snel in zijn stoel te gaan zitten. Hij boog zich voor een niets kwaads vermoedende jongen.

"Wat wil je?"

"Ik wil verwezenlijkt worden," antwoordde de jongen.

Sai Baba nam geen genoegen met het antwoord, maar boog zich nog verder naar voren, zodat zijn gezicht vlak tot aan dat van de jongen was. Op hetzelfde moment, dat iedereen aandachtig de dramatische gebeurtenis volgde, terwijl ze strak naar Sai Baba en de jongen keken, zag ik nu Sai Baba zijn linkerhand achter het kussen gaan. Snel had hij een gouden ring gepakt en de hand lag nu weer op de armleuning, goed verborgen  achter de hangende zakdoek of servet, die hij er gewoonlijk voor gebruikte, als hij een voorwerp van zijn ene hand in de andere hand wilde brengen. Hetzelfde servet, dat hij gebruikte, om na het gedane werk binnen de interviewruimte, zijn mond mee af te vegen.

Ik hoopte ertoe te komen, om met Sai Baba over het voor mij onmogelijke te spreken, nog verder in de Sai-organisatie in Zweden te blijven. Maar ik werd niet uitgenodigd, dat werd Britt-Marie. Zij had Sai Baba's aanwijzingen over de school in Lödöse nodig, die voor zijn economische overleving vocht. Ze mocht erop vertrouwen dat Sai Baba's eigen woorden zouden gelden.

"Maak je geen zorgen, denk niet aan het geld, het zal komen."

Maar alle betreffende leraren en de Sai-toegewijden, die medewerkers aan de school waren, hadden zich al tot aan hun nek verpand of in de schulden gestoken en men kon daarom niet meer op hen als financiers rekenen. Britt-Marie was de persoon geweest die Sai Baba voor die opdracht had uitgekozenom de school in Zweden op te richten. Ze had ongeveer veertig volgelingen om zich heen verzameld. Allen hadden zich voor de klok van de school ingespannen. Maar nu had ze vanwege de hopeloze economische situatie van de school, de organisatie tegen zich.

Toen ze uit de kamer kwam, straalde ze van geluk en hield haar handen omhoog, om te laten zien, hoe fantastisch het was geweest. Vervolgens ging ze zitten en verzonk in een geestelijke roes. Haar was beloofd dat alles weer in orde zou komen.

De 'gouden jongen' zat voor de zekerheid direct achter mij. Maar hij was vanwege zijn lengte bijzonder goed te zien. Peter, de bekende Zweedse troubadour en dichter, zat schuin achter me. Hij boog naar voren en vroeg:

"Conny, kun je mij zeggen, waarom Shiva met Parvathi moest slapen? Waarom moest God met zijn vrouw slapen?"

Volledig perplex draaide ik me om, keek hem recht in zijn ogen en begreep dat hij oprecht om een antwoord vroeg.

"Wat een vraag! Dat weet ik toch niet!"

"Nou, zeg het eens, Conny! Waarom moest Shiva met Parvathi slapen?"

Hij gaf het niet op. Tenslotte antwoordde ik met duidelijke irritatie in mijn stem, dat God seks mag hebben, als hij wilde. Ik wilde dit gesprek op fluisterende toon gewoon stoppen. Hij was nog steeds niet tevreden.

"Mijn God mag in ieder geval geen seks hebben."

Ik verloor volledig mijn kalmte en siste hem toe:

"Kijk naar Sai Baba, hij neukt toch wie hij wil ?"

Nooit eerder, had ik in het gezicht van een mens zo'n verbaasde uitdrukking gezien. Zijn ogen staarden me aan alsof hij een spook had gezien. Ik was zelf van zijn reactie en mijn geheel onverwachte uitbarsting geschrokken. Mijn tong en mijn lippen hadden voor de eerste keer in het openbaar, het onuitsprekelijke, het onbegrijpelijke, uitgesproken.

Onze god Sai Baba neukte knapen!

Vals keerde ik me om en werd door Sai Baba's goddelijke aankomst gered. Peter klopte om mijn rug.

"Conny, wat zeg je nu?"

Ik antwoordde niet. Ik staarde alleen maar gechoqueerd recht voor me uit. De chaos in mij was volledig.

Toen hij bij me kwam en mijn hoofd naar beneden drukte opdat ik zijn voeten zou kussen, stortte alles in. Terwijl hij met de 'gouden jongen' flirtte, die nu helemaal onbeschermd achter me zat, zag ik Sai Baba in mezelf met heel andere ogen. Hij zat naast de 'gouden jongen' en kon het spel misschien begrijpen. Vanuit mijn binnenste brak een geheel hysterische lachaanval uit. Starend op Sai Baba's grote tenen en schuddend van het lachen, voelde ik, hoe de bewaker naast me hard in mijn zij kneep. Hoe meer hij kneep, hoe meer ik lachte. Tenslotte probeerde ik mijn bovenlichaam weer op te richten, maar Sai Baba drukte me weer naar beneden naar zijn voeten.

Sai Baba legde het ondertussen aan met een Pakistaanse moslim, een krachtige jongen in zijn beste jaren. Hij werd samen met zijn moeder, zijn vader en zijn zus verzocht te komen. Ze zagen erg uitermate vermogend uit.

Het enthousiasme voor geestelijke leiders was voor mij een overlevingsstrategie en een vlucht geweest. De prijs om door Sai Baba gered te worden, was seks. Seks en zwijgen.

Ik denk dat dit de verklaring ervoor is, dat ik zoveel jaar lang niet protesteerde tegen dat, wat ik als pedofilie en homoseksuele uitbuiting binnen de sekte beschouwde. Ik redeneerde het weg en vergoelijkte het. Dat is mijn grote schuld; dat ik zag, begreep, maar zo lang zweeg.

Het kostte me heel veel om de macht te breken die hij over me had.

Sai Baba kwam de buitenste kamer weer binnen. Hij ging in zijn stoel zitten en vroeg ons of we bepaalde vragen hadden. Een paar mensen vroegen naar hun interviews, maar Sai Baba antwoordde:

"Later, ik zie jullie later."

Er zouden geen verdere persoonlijke interviews plaatsvinden. Sai Baba ging met groepsinterviews verder en vroeg nog alleen om spirituele vragen. De nieuwe deelnemers waren enthousiast, terwijl wij anderen, wisten dat het dezelfde procedure betrof als in het laatste jaar. Allen lachten en knikten goedkeurend op de welbekende woorden van wijsheid. Tenslotte vernamen wij, dat we allemaal pas uitgenodigd zouden worden, als de moeder van de 'gouden jongen' aangekomen zou zijn. De 'gouden jongen' begreep, dat de groep om hem geïnviteerd werd. Hij voelde zich steeds wanhopiger. Zijn moeder zou snel hier zijn. Binnen de Zweedse groep had men nu bepaald, wie zich over hem in de ashram zou ontfermen.

*

De tijd voor het Bhajan-gezang kwam naderbij, maar Peter en ik zagen kans, om tot dan een tijdje alleen te zijn. Ik had alles op een rijtje kunnen zetten en begreep zo'n beetje wat ik had aangericht. Daar ik Peter als intellectueel kende, wist ik dat ik er met niets anders dan de waarheid mee weg zou komen. In feite had ik zijn hoofdvraag al beantwoord, maar niet zoals hij het zich had voorgesteld.

We gingen op de mooi gesitueerde rotsblokken zitten. Na alle gemoedstoestanden was ik helemaal uitgeput en vroeg, wat Peter eigenlijk wilde weten.

"De waarheid, Conny. Ik wil de waarheid weten."

"De waarheid waarover?" zei ik hem.

"Over dat, wat er daarnet tijdens darshan aan je ontglipte."

"Ik antwoordde alleen maar op je vraag, die ik overigens probeerde te ontwijken, omdat ik vond dat het de verkeerde gelegenheid was om zulke vragen naar voren te brengen. Probeer mijn antwoord maar te vergeten. Je zat de boel gewoon zo op stang te jagen, dat ik mijn verstand helemaal verloor. Het ontglipte me zomaar, het was niets, wat ik zou hebben gezegd, ik werd alleen maar zo in het nauw gedreven."

Ik weet niet hoe lang we daar zo zwijgend zaten. Ik keek hem recht in zijn ogen en wist dat er geen terugweg was. Hij wilde de waarheid weten, daarom vertelde ik het hem. Het verhaal dat de 'gouden jongen' en mij de laatste keer naar Puttaparthi had gevoerd, trof hem midden in zijn solar plexus, waar er geen intellect was, om het te verdedigen. Hij was de derde, die ervan wist.

Ik heb me nooit lang laten vragen als het erom ging speciale, spirituele vragen te beantwoorden. Ik heb altijd gepleit, dat alles in het leven zin heeft. Niets overkomt ons mensen, wat niet gebeuren moet, wat je zaait, zul je oogsten, de eeuwige wet van karma, enzovoorts. Hier zit ik dan met mijn eigen levenswijsheid, die mij mijn keel dichtsnoert, die van toeten noch blazen weet.

Ik vroeg Peter niemand anders in de groep iets te zeggen, alleen maar om af te kunnen maken, waarvoor we waren gekomen. We zouden dan naar Zweden terug gaan om in de nevel van de vergetelijkheid te verdwijnen. Maar het psychische proces was bij ons alle drie aan de gang. Peter vroeg of Britt-Marie van het geheel wist en ik maakte hem duidelijk dat zij nog in haar illusie leefde.

Nu was het mijn taak om de 'gouden jongen' uit de val te helpen, waarin hij zich bevond, een val, die direct door Sai Baba werd bedisseld. Zijn moeder moest er bij worden betrokken zijn geweest, opdat hij dichter bij hem kon komen. Ik had deze tactiek vroeger gezien. Door mijn beroep als therapeut van drugsverslaafden, had ik gezien hoe incestueuze relaties op verschillende manier tot uitdrukking kunnen komen en hoe daders verschillende tactieken ontwikkelen, om bij hun slachtoffer te komen. Ik voelde dus, dat Sai Baba de weg via de moeder koos, om dichter bij de jongen te komen.

*

Peter, de 'gouden jongen' en ik begonnen de anderen uit de weg te gaan. We wilden niet dat ze zouden beginnen te vragen naar wat er was gebeurd. Maar Britt-Marie moest het ook weten en ik wijdde haar in.

Haar reactie was heftig. Ze vond dat het onmogelijk was, het kon niet waar zijn. Ik antwoordde haar, dat niemand blijer dan ik was, als het slechts een boze droom zou zijn geweest. Haar normaal gesproken zo mooie ogen kregen nu een heel nieuwe uitdrukking. Ze keek recht de lucht in en zag haar toekomst instorten. De stilte was om te snijden, terwijl het onhoorbare in haar afdaalde.

Tenslotte concludeerde ze dat het nu allemaal maar afgelopen moest zijn.

 

25. MAMA ONTMASKERT SAI BABA

De 'gouden jongen' en zijn broer reisden naar Bangalore en trokken zich terug in een hotel om hun moeder te ontvangen. Britt-Marie, Peter en ik kwamen nog een keer samen. Ik had ervoor gewaarschuwd dat we misschien niet voor een interview uitgenodigd zouden worden, als de jongens in Bangalore zouden zijn. Sai Baba's enige interesse betrof immers de jongens en de moeder, hij had gezegd dat hij ons in combinatie met de aankomst van de moeder van de 'gouden jongen' voor een interview zou uitnodigen.

Maar meteen bij de volgende darshan kwam Sai Baba naar ons toe. Hij twijfelde een paar seconden en zei toen "ga", wat betekende, dat we allemaal werden geïnviteerd. Had hij niet gezien dat de jongens ontbraken?

De Zweedse groep ging naar boven, op het tempelterras, om het goddelijke ogenblik af te wachten. Ik wist voor mezelf, dat we niet naar binnen zouden mogen, indien Sai Baba zou ontdekken wie er ontbrak. Iedereen zat ernstig bij elkaar en verwachtte dat Sai Baba zijn darshanronde zou beëindigen om ons vervolgens naar de interviewruimte te roepen. Britt-Marie kwam tegenover mij op de vrouwenkant zitten en Peter zat naast me. De overige volgelingen waren in de ernst van het moment verzonken en zich van geen kwaad bewust. De gezichten waren vol vertrouwen omhoog naar Sai Baba gericht. Hij vroeg me:

"Waar zijn de jongens?"

"Ze zijn in Bangalore om hun moeder te ontmoeten, Baba."

Baba's gezichtuitdrukking toonde teleurstelling en na een paar seconden zij hij vastbesloten.

"Ik zie je wel op een andere dag."

Wat ik voorzien had, was nu gebeurd. Britt-Marie en Peter hadden het met eigen oren gehoord. Sai Baba droogde een hele groep af, omdat de jongens er niet bij waren.

Sai Baba had zich echter zeker gesteld, want achter de Zweedse mannengroep zat een Pakistaanse jongen met zijn vader. De moeder zat aan de andere kant achter de Zweedse groep. Baba had hen duidelijk uitgenodigd nadat hij aan ons Zweden bij zijn opmars aan darshan voorbij was gegaan.

Het begrip groeide bij Peter en Britt-Marie. Ik kreeg de opgave, om de groep uit te leggen waarom wij zonder interview van het tempelterras naar beneden waren gestuurd. De verwarring was groot en ik moest een verklaring construeren, dat Sai Baba de situatie verkeerd moest hebben begrepen. Ik herinner me dat een meisje bij de bespreking nadien zei:

"Maar als Sai Baba dan God en alwetend is, waarom riep hij ons dan? Hij, zo iemand het al wist, moet het toch geweten hebben? Nu worden we in plaats daarvan, alleen maar teleurgesteld en gekwetst.”

Britt-Marie brak uit de bespreking.

"Dat gaat precies zoals je zegt, Conny."

"Jammer genoeg ja."

"Dit is ongehoord, onbegrijpelijk, hoe kan hij?"

"Omdat hij niet is waar hij zich voor uitgeeft, en daarom worden wij niet gevraagd."

Britt-Marie begreep nu welke gevolgen het voor haar leven en dat van haar familie, voor de school en alles zou hebben.

"Conny, wat weet Tuula over dit gebeuren?"

"Ze weet vermoedelijk alles," zei ik.

Tuula leefde ongeveer tien jaar in Puttaparthi en was een van degenen, die toespelingen over het een of andere gemaakt had. Ik had haar min of meer voor gek uitgemaakt, zelfs terwijl ik haar voor diep serieus en spiritueel zoekende persoon aanzag. Ze was bovendien een nauwe vriendin, maar als het om vragen rondom Sai Baba en seks ging, praatte ze tegen dovemansoren. Nu kwam alles wat ze jarenlang had geprobeerd te zeggen, als waarheid naar buiten.

Ik wachtte tot de Pakistaanse volgeling en zijn vader uit de interviewruimte kwamen. De volgeling zag er helemaal verward uit en vermeed ieder oogcontact met ons buiten. Snel nam ik de gelegenheid waar, benaderde hem en stelde me voor.

"Hoe was je interview," vroeg ik.

Meer kon ik niet zeggen, voordat de vader hem onder de arm nam en met hem verdween. Ik zag zoon en vader nooit meer.

*

Peter had een vliegticket voor de volgende dag, maar men hoopte dat er nog een interview zou plaatsvinden. Hij wilde een poging doen zijn nu zo met schande bevuild beeld van Sai Baba, zijn zelfgekozen godsbeeld, te rehabiliteren.

Het werd niet zoals Peter had gehoopt. Hij miste het volgende interview, omdat hij ziek werd. Dit was wel het beste wat hem kon overkomen, doordat hem zo het meemaken van de laatste vernederende situatie bespaard bleef, die wij, andere ingewijden, onszelf dwongen te ondergaan, maar nu met open en ziende ogen.

*

Wij ondervonden thans ook, dat de aanklacht met betrekking tot pedofilie van een andere toegewijde kwam, van concertpianist David Bailey, die in een ander Engels schoolinternaat werkzaam was, waar het koningshuis kinderen naar toestuurde. Hij en zijn vrouw hadden zich jarenlang in Puttaparthi opgehouden, waar David aan jongensscholen lesgaf en nu verliet hij de beweging. Ik begon te begrijpen dat de omvang van het geheel veel groter was dan wij hadden voorzien.

*

De 'gouden jongen' en zijn broer kwamen met hun moeder na een rustdag in Bangalore, om Indische kleding te kopen, die overeenkomstig de regels van de ashram waren, in Puttaparthi aan. De moeder had zich er vriendelijk bij aangesloten en was goed gehumeurd, blij om haar zoon weer te zien. Zij wist nog niets over de dramatiek achter het 'gordijn van schaamte'

Ze toonde in het geheel geen interesse voor Sai Baba, maar nam deel aan wandelingen buiten de ashram, om de scholen van buitenaf te zien. Voor ons Westerlingen was het verboden dit gebouw te betreden. De schoolkinderen moesten tegen onze invloed worden beschermd. Ze luisterde gedwee, maar liet binnen de Zweedse groep nooit met een gelaatsuitdrukking merken wat ze dacht of voelde. Haar droge en strakke manier van doen werkte bevrijdend en sterk. De jongens waren nerveus en letten op de minste reactie van hun moeder, en we waren bereid, indien nodig, bij te springen.

Bij de volgende darshan kreeg Sai Baba de zonen te zien en begreep dat de moeder was gekomen. We werden onmiddellijk uitgenodigd. Binnen de interviewruimte organiseerden we het zo, dat de moeder aan de vrouwenkant midden voor Sai Baba's voeten kwam te zitten. Haar beide zonen zaten bij mij aan de mannenkant. Sai Baba voerde de gebruikelijke show op met wat heilige as, wat ringen, persoonlijk advies en hulp enzovoorts. Wat gepraat over de liefde, doe goed, wees goed, kijk goed, en de clichés die we al jaren kenden. Na een paar minuten wendde hij zich tot de moeder en begon over haar zonen te praten, over hun voordelen en nadelen en studies. Ze antwoordde heel kort, ze kende haar zonen en hun behoeftes. Sai Baba hoefde zich daar geen zorgen over te maken. Binnen de familie liep alles prima. De stemming kwam me nogal pijnlijk over en Sai Baba vroeg haar derhalve:

"Wat wil je?"

"Ik wil niets van u."

Er ging een gefluister, een vibratie, door de ruimte. Ik merkte Sai Baba's verwondering over het antwoord.

"Natuurlijk wil je iets," zei Sai Baba.

"Nee, ik heb niets van u nodig," antwoordde ze.

Sai Baba's gezicht verduisterde zich met twijfels, en ik, helemaal aan de rechterkant, maakte me op voor het vervolg.

"Wil je een gouden ketting?" vroeg hij.

"Nee, dank u, niets!"

Op hetzelfde moment zag ik Sai Baba zich naar voren buigen en zijn linkerarm naar achteren, naar het kussen bewegen. Allen waren helemaal stil van het gesprek en helemaal op de moeder geconcentreerd. Zelf zag ik, hoe Sai Baba stiekem zijn linkerhand achter het kussen bewoog om de 'gouden' halsketting te pakken, die seconden later een 'goddelijke materialisatie' zou worden.

Snel had hij de kleine halsketting aan zijn rechterhand doorgegeven, waarmee hij thans een paar kringen in de lucht beschreef in de overtuiging, dat wij het allemaal als materialisatie zouden opvatten. IJskoud zat ik daar nu, met een complete zwendelarij voor mijn ogen. Sai Baba was voor mij niet meer dan een simpele bedrieger, een charlatan zonder enig geweten.

Hij strekte zich uit om de moeder, die naar achteren week, de halsketting om te doen. Omwille van Sai Baba schaamde ik me over de pijnlijkheid van de situatie. Hij deed nog een mislukte poging, terwijl een deel van de aanwezigen haar voorstelde om de halsketting, die goddelijk zou zijn, toch aan te nemen.

Hij herstelde zich tegenover deze sterke moedergedaante en drukte haar de halsketting vastbesloten in haar handen, terwijl hij tegelijkertijd haar en de beide zonen in de binnenste interviewruimte uitnodigde. Later hoorde ik dat de moeder daarbinnen net zo resoluut de halsketting aan Sai Baba terug gaf en hem meedeelde, dat hij zich absoluut geen zorgen over de studies van de zonen hoefde te maken.

In een oogwenk kwamen ze naar buiten. Sai Baba kwam er achteraan met een onbetaalbare uitdrukking op zijn gezicht. Hij had hier een moeder ontmoet, die de volledige verantwoording voor haar zonen op zich nam. Hij was maar een kleine Indiër, zonder dat hem de kracht om te manipuleren was gegeven, om slechts daarna op mij en een 18-jarige jongen te wijzen.

"Komen jullie twee maar."

Binnen in de binnenste interviewruimte trok hij de jongen dicht naar zich toe, terwijl ik op het zelfde moment recht voor hem stond. Hij vroeg me nu al mijn vragen te stellen, die ik hem vroeger op briefkantjes had overhandigd. Eigenlijk waren nu alle vragen onbelangrijk, maar omdat ik daar de gelegenheid nog voor had gekregen, stelde ik ze.

"Baba, u hebt me eerder gezegd, om spirituele dingen binnen en buiten de organisatie te onderwijzen, wilt u dat ik daarmee doorga?"

"Ja. Ga overal mee door, overal, onderwijs, onderwijs."

"Maar de Sai-organisatie wil niet dat ik dat doe."

"Trek je niets van de organisatie aan, het zijn alleen maar kleinzielige mensen. Zij snappen niet wat spiritualiteit is, het zijn duivelse mensen, die het nooit zullen begrijpen."

Ik stond perplex van het antwoord.

"Hoe moet het dan met het 'huis van genade', Baba? Zal ik verder met de bouw en constructie gaan?"

"Ja, ja, bouw, bouw, ik ben de architect, ik ben de bouwer."

"En hoe zit het met financiën Baba? Waar moet ik het geld vandaan halen?"

"Ik zal het geven, ik zal het geven."

Ik begreep nu, dat hij wilde dat ik zijn voeten kuste. Hij drukte me op mijn schouders, ik ging op mijn knieën en viel voor zijn voeten neer, en zag hem tegelijkertijd aan de broek van de jongen, ter hoogte van de penis grijpen. Snel raakte ik zijn voeten met mijn handen en mijn voorhoofd, terwijl ik probeerde om me weer in knielende houding op te richten, om dan slechts opnieuw te zien, dat Sai Baba de penis van de jongen buiten de broek masseerde.

Sai Baba zag dat ik het had gemerkt, maar gaf er geen zier om, en drukte me voor nog een voetenkus naar beneden. Dit keer raakte ik niet eens zijn voeten aan, maar droogde het zweet van mijn voorhoofd met de zoom van Sai Baba's lange gewaad, die tot enige centimeters boven zijn voeten reikte. Ik kwam na een tijdje omhoog en zag dat Sai Baba de massage van de penis van de jongen beëindigde, zonder dat hij ook maar een spier vertrok, vanwege het feit dat ik het had gezien. Nu had hij mij tot mededader gemaakt.

Heel oude, schemerige herinneringen duiken op. Het zit me dwars en ik wil vluchten.

Sai Baba liep tevreden en blij de ruimte uit. De jongen was verward en de devotie in de groep was bijna helemaal hersteld, behalve voor de 'gouden jongen', de moeder, Britt-Marie en mij. De rest van het interview verliep moeizaam voor ons. We wilden alleen nog maar de kamer uit, frisse lucht ademen, de ervaringen vergelijken, en zo spoedig mogelijk de terugreis plannen. Natuurlijk waren er geen verdere persoonlijke interviews meer, omdat Sai Baba tevreden was gesteld met de nieuwe jongen, die hij zojuist het 'levensmysterie', de 'kundalini-kracht', had bijgebracht.

Meteen daarna sprak ik met de jongen. Hij vroeg me waarom Sai Baba dit had gedaan, hem bij zijn penis gepakt en die had gemasseerd. Ik vroeg hem of hij vond, dat het onaangenaam was.

"Nee, maar verbazingwekkend," was zijn antwoord.

Ik zei dat het hetgeen was, wat hij en nog veel meer dan dat, met veel jonge jongens had gedaan. Ik had er een gewoonte gemaakt om jonge jongens op eenvoudige manier uit te leggen, wat Sai Baba soms met jonge mannen kon doen. Ik had het er toch altijd op gehouden dat het om lichtere aanraking van de penis ging, en daar natuurlijk de hemelse verklaring voor aangevoerd - dat Sai Baba ons een dienst bewees, opdat hij onze levenskracht corrigeerde, de kundalini in de ruggengraat. Dit keer verzweeg ik het.

De broer van de 'gouden jongen' verliet de ashram om verder te reizen. De 'gouden jongen' voelde in zijn verwarring nog altijd de behoefte om kwesties met Sai Baba te onderzoeken, daarom bleef hij er nog een paar dagen. Britt-Marie eveneens. Zij koesterde het langst een hoop dat er op de een of andere manier nog een goddelijke verklaring zou zijn. Sai Baba echter sloot de groep bij de volgende darshan volledig uit. De droefheid was groot, toen wij de ashram en India met een gevoel van schande en bedrog verlieten.

*

Alles wat er zich nu in snel tempo in de groep afspeelde, waar de een na de ander tot inzicht kwam, had tot gevolg, dat wij ons voor wat betreft onze veiligheid in Puttaparthi ongerust maakten. We wisten allemaal dat mensen die klaagden of anders dachten, verdwenen, zonder dat wij iets over hun verder lot hoorden. Plotseling voelden we een echte angst voor ons leven. Ik haalde diegenen, voor wie ik verantwoordelijk was, over, om drie dagen eerder af te reizen onder het voorwendsel dat we in de stad Bangalore inkopen moesten doen. De meesten stemden in met mijn idee, nadat ze tijdens darshan met Sai Baba hadden gezien, hoe hij de 'gouden jongen', mij en de overige groep afwees.

We gingen snel naar Bangalore. Peter had het veld een paar dagen eerder geruimd, ziek en geschokt. Mijn oude vriendin Tuula hielp ons, om ons vertrek per taxi te regelen. Zij was immers vele jaren in India bij Sai Baba gebleven, nadat hij onze trouwplannen zo bruut had verworpen. We hadden besloten tijdens het zingen van de Bhajans te vertrekken, wanneer de meeste bezig waren ter ere van Sai Baba te zingen. Het belastte mij het meest om te zien of iedereen zijn papieren in orde had. Het gebeurde namelijk dat men niet uit de ashram mocht, als niet alles was betaald of in orde was.

Wat we tijdens ons bezoek in de woning van de 'hemelse vrede' hadden meegemaakt, bevestigde mijn onrust, in het bijzonder de gedachte, wat met Sai Baba's eigen studenten bij de aanslag midden in de zomer was gebeurd. Deze hadden inderdaad vermoedelijk uit pure naïviteit Sai baba op een avond voor een gesprek opgezocht, met als resultaat, dat hij ze in zijn eigen woning opsloot en toen de tempel en de woning verliet om de politie op de bellen. Iedereen dacht dat Sai Baba door een aanslag verdreven zou zijn, en alles zou het gevolg van zelfverdediging zijn geweest. Dat was immers de officiële verklaring van de politie.

Daar ik nu had ingezien, waarover dit spektakel met Sai Baba en zijn organisatie ging, en de schellen van mijn ogen waren gevallen, werd ik door een unieke energie geïnspireerd, die me verhief en door de hoofdingang van de ashram naar buiten droeg. Samen met de anderen ging ik in een van de twee taxi's zitten. Door de achterruit zag ik met zeer gemengde gevoelens, Tuula, Britt-Marie en de 'gouden jongen' samen met de anderen, naar ons zwaaien.

Zelf wilde ik alleen maar terug naar huis reizen. Ik wilde op laffe wijze uit het zicht verdwijnen, tijd laten verstrijken en nooit meer van mijn leven, nog contact met de Sai-beweging. Het gevoel van bevrijding werd toch snel gevolgd door een onrust voor hen die achtergebleven waren, in het bijzonder voor de 'gouden jongen'. Maar ook voor Britt-Marie, die nu bij die hele ellende werd betrokken. We ploften in bed en begroeven ons, sliepen, vloekten, wilden vergeten en nooit meer wakker worden. Dat was het alternatief op dit moment van wroeging.

 

26. DE BOM ONTPLOFT

Thuis wachtte me een verwarde werkelijkheid. Op mijn programma stonden lezingen over de hele wereld. Het boek over mijn leven werd verkocht en in land na land vertaald. Er zou met de film worden begonnen, een verslag van mijn leven met grote sterren in de hoofdrollen. Er waren persconferenties, radio- en televisieprogramma's. Maar al dat wonderbaarlijke was veranderd in een nachtmerrie.

Het verslag over Gods kleine Clown, die zijn weg vanuit het donker naar het licht ging, met onder andere Sai Baba als godsbeeld, stond daar nu volledig in de schijnwerpers, maar voor mij was die betekenis slechts het tegenovergestelde. Ik had meer dan twintig jaar in een illusie geleefd. De wetenschap dat ik niet alleen was, maakte het mogelijk deze vreselijke periode te overleven, en af te rekenen met Sai Baba.

Natuurlijk waren we gespitst op reacties. Deze omvang hadden we echter niet verwacht. Onze oude vrienden in de organisatie, die we jarenlang als echte en toegewijde zoekenden hadden leren kennen, keerden ons volledig de rug toe. We stonden buiten in de kou, en plotseling was het, alsof we niets meer gemeen hadden, onze wereldbeschouwingen stonden opeens lijnrecht tegenover elkaar.

*

Kort na mijn thuiskomst belde een Sai-aanhangster mij, die mij vroeg of ik gehoord had, dat Anna-Stina en haar man Magnus de beweging hadden verlaten. Magnus was een belangrijke persoon binnen de Sai-beweging en bovendien een van de sponsoren van de Sai-school. Ik leefde alsof ik in een eigen wereld zat en was volkomen onvoorbereid over deze uittreding uit de beweging. Mij ontbraken de woorden aan de telefoon.

"Conny...? Hallo...? Ben je er nog...?”

Tenslotte antwoordde ik:

"Ja, ik ben er nog."

Ik vroeg of ze wist, wat de aanleiding was waarom ze de beweging hadden verlaten.

"Heb je het niet gehoord? Sai Baba doet het met kleine jongens, seks dus."

De bom was geëxplodeerd. Toen de 'gouden jongen' en Britt-Marie terugkwamen, nam hij snel contact op met al zijn vrienden in de Sai-organisatie en vertelde hen, wat hij bij Sai Baba had meegemaakt. Britt-Marie, moeder van twee zonen in een voor Sai Baba geschikte leeftijd, hadden alle Sai-betrokkenen bijeen geroepen en hun versie, uit de eerste hand, aan hen meegedeeld. Ze hield ook open huis voor de jongens, die nu naar voren kwamen en over hun verhaal durfden te praten. Toen Anna-Stina en Magnus dit te horen kregen, waren ze naar Engeland gereisd om zichzelf door Fay en David Bailey te laten informeren, aangezien hetgeen zij hadden gehoord, voor hen volkomen onbegrijpelijk leek.

Magnus was leider in het centrum in Stockholm en Anne-Stina schrijfster van meerdere boeken over Sai Baba. Zij had juist haar laatste boek af, de Engelse vertaling was klaar en het boek was voor eventuele verdere uitgaven naar de USA gestuurd. In de situatie te zitten, waar ze zich nu in bevond, vroeg natuurlijk om een zorgvuldig onderzoek.

Geschokt kwamen ze naar Zweden terug, om direct per brief de leider en andere toegewijden over hun besluit te informeren, de organisatie met onmiddellijke ingang te verlaten, de heruitgave van Anna-Stina's nieuwe boek te annuleren, de verkoop van de oude boeken te stoppen en zich voor wie dan ook beschikbaar te stellen, die het wilde weten of hulp bij de verwerking nodig had.

Ze schreven over hun besluit ook aan Indulal Shah, de wereldleider van de Sai-organisatie, en aan de leiders in Europa, Torbjörn Meyer. Zij maakten duidelijk, dat ze op grond van hetgeen over Sai Baba's seksuele relaties met mannen, Indische zowel als Westerse, aan het daglicht was gekomen, niet in de organisatie konden blijven. Het ongehoorde, dat de leiders in de Sai-organisatie reeds lang van dit alles afwisten, hadden ze niet kunnen begrijpen.

Na het gesprek met de 'gouden jongen' waren ze het eens geworden, dat er een ontmoeting tussen de betrokken jongens en de leiders van de Sai-organisatie in Zweden zou moeten plaatsvinden. De ontmoeting zou thuis bij Anna-Stina in de vorm van een studiekring gehouden worden, om beladen discussies of agressieve uitbraken te voorkomen. Allen, die de ontmoeting arrangeerden, begrepen dat er hier een risico voor sterke indrukken en uitbarstingen bestond, met mogelijk catastrofale gevolgen voor individuen en voor de beweging in zijn geheel. Het was nu zaak voor iedereen, om zeer voorzichtig te werk te gaan.

De 'gouden jongen' en Britt-Marie hadden door hun acties een storm aan de Westkust veroorzaakt. De storm breidde zich rap over het hele land uit, werkelijk het hele internationale establishment was binnen de kortste keren geïnformeerd. De Sai-school werd gesloten. De ouders waren vanwege het nieuws gechoqueerd, met als gevolg dat men werkloze leraren had, en leerlingen zonder school. Van de nieuwsberichten over dat alles, was ik verschoond gebleven, omdat ik me tot dusver onbereikbaar had gemaakt. Nu stond ik hier met de telefoon in mijn hand, gebombardeerd met onaangenaam nieuws. Ik begreep meteen dat het niet lang zou duren alvorens ik door Sai-vrienden en media zou worden aangesproken. Het personeel op Kärnan had gemerkt dat er iets niet klopte, sinds ik uit India was teruggekomen. Mijn psychotherapeut, die in het tehuis was werkte, was de enige die ik op de hoogte bracht. We hadden tot nader order besloten dat ik de situatie zou overwegen en bewerken, voordat ik het geheel, aan het overige personeel en aan de patiënten, bekend zou maken.

Het hele tehuis was op advies van Sai Baba en op de vijf menselijke waarden als praktische levensfilosofie opgebouwd. Langzaam moesten we met zijn allen Sai Baba's invloed verwijderen, dachten wij. Het leven zag dat anders; de afrekening stond voor de deur. Niemand zou ontkomen, illusies vielen uiteen.

De onderhandelingen met de leiders van de Sai-organisatie begonnen ermee, wie bij de ontmoeting bij Anna-Stina aanwezig zou zijn. Er was veel getouwtrek en Britt-Marie, die vroeger om andere redenen zelf de organisatie had verlaten, mocht niet deelnemen, hoewel een van haar zonen een eigen ervaring uit de eerste hand had. Natuurlijk mocht de 'gouden jongen' deelnemen, Peter met Irene, zijn vriendin, Ann-Marie Ehrencrona, een paar andere jongens tezamen met de top van de leiders van de Sai-beweging. We waren in totaal met zo'n twintig personen. De accountant en de juriste van de beweging was bij de bijeenkomst niet welkom. De leiders begrepen niet, wat ze daar gedacht hadden te kunnen doen.

Na het telefoongesprek, waarvan ik begreep dat vele anderen de verschrikkelijke situatie kenden, stampte "Piggy Peggy" 's avonds naar binnen om zoals gewoonlijk haar schoonmaakronde in Kärnan af te werken. Zij was een van die merkwaardige mensen, met wie ik binnen de Sai-organisatie in contact was gekomen. Ze reinigde, veegde, waste en zong tot het eind van de dag, deze kleine corpulente vrouw met haar goedmoedige, fonkelende ogen en haar heel kort geknipte hoofd. Daarbij had ze een Indische gekleurde stip, midden op het voorhoofd tussen haar ogen gezet. Zij was het zonnetje in huis, als ze iedere derde week met haar levensvreugde en poetswoede naar binnen waaide. Steeds in witte Indische pyjama's gekleed, was ze simpelweg een openbaring voor ons iedereen. Het kostte haar niet veel minuten, de stemming in huis te voelen.

"Nee joh, Conny," zei ze, "nu zet ik een Kardamomthee op, jij doet je voeten in lauw warm water, en dan vertel je, wat er is gebeurd en ondertussen maak ik je voeten in orde.”

Peggy was een getrainde voetspecialiste, een van al haar kennisgebieden, om anderen te helpen weer levenslust te vinden. Ik liet me neerzakken, met de voeten in de teil, en liet me door de warmte verwennen, die uit Peggy vloeide en de hele keuken doordrong. Ze had gewoontegetrouw een waxinelichtje aangestoken en de stemming was afgemeten stil. Spoedig was de Kardamomthee ingeschonken. Het bracht me herinneringen. Deze thee werd gewoonlijk genuttigd, als je heilige Indische mannen en vrouwen in hun grotten in de bergen bezocht. Het werd vaak door volgelingen op verzoek van yogi's of yogini's geserveerd. Na een lange voetbehandeling, waarin ze wachtte totdat ik zou beginnen, terwijl ze ondertussen heel behaaglijk mijn voeten masseerde, begon ik langzaam mijn lange verhaal aan haar. Ze onderbrak me niet.

Het bericht trof haar hard, omdat haar hele leven uit geïnspireerd dienen bestond dat ze door het contact met Sai Baba en de beweging had geleerd. Nu zat ze daar met haar handen in de teil en hield mijn voeten vast, terwijl ik snikkend mijn thee opslurpte. Toen ik de volgende morgen ontwaakte om de meditatie in de grote zaal te leiden, was tot mijn verbazing de grootste foto van Sai Baba verwijderd. Ook andere Sai-foto's van verschillende soort waren weg. Ze waren door andere afbeeldingen vervangen.

Na de meditatie met de patiënten, was er tijd over om in de andere kamers van het huis te kijken. Er was nog maar nauwelijks meer een foto van Sai Baba in het hele huis! Ik vroeg Peggy wat ze met de afbeeldingen van Sai Baba had gedaan, daar ik begreep dat dit haar werk was geweest.

"Die heb ik uit het raam gegooid."

"Uit het raam," zei ik, "ben je gek geworden?"

"Nee, ik heb ze niet uit het raam gegooid, maar in de garderobe. Daar had je ze al heel lang geleden neer moeten zetten!"

Peggy, deze krachtige mirakelse vrouw, had spontaan dat gedaan, wat ik niet had durven denken, namelijk, Sai Baba definitief uit mijn leven verwijderen. Hier bestond geen pardon. Gewoon eruit met hem, alle waarheid op tafel, ook als die pijnlijk was. Het bleef natuurlijk tussen ons. Ik liet haar gedurende een paar weken stilletjes alles demonteren, wat er in huis of ook in het patiëntenhuis met Sai Baba te maken had, terwijl op hetzelfde moment de patiënten en het personeel tijdens een zelf georganiseerde bijeenkomst, alle kennis over onze ontdekking te horen kregen. De patiënten toonden toch geen bijzonder grote verbazing. Ze hadden nooit vertrouwen in de wereld van de volwassenen gehad, daarom was dit alleen maar een nadere bevestiging voor de boosaardigheid van het leven. Dat mijn geloof me positief liet ervaren, was ontstaan door Sai Baba en de vijf menselijke waarden te accepteren. Wij hadden dat niet nodig als religieuze indoctrinatie, maar meer voor zuivere behandeling doeleinden.

De vijf menselijke waarden waarheid, juist handelen, vrede, liefde en geweldloosheid, waren niet precies dat wat hun leven doorspekte, eerder het tegengestelde. Zij hoefden Kärnan alleen maar als drinkplaats in het leven op de weg van misbruik en criminaliteit naar rehabilitatie te laten zijn. Sai Baba of niet. Voor hen was het belangrijkste dat het programma en de behandeling functioneerden. Ze gaven me te kennen dat ze zich sterk voor me maakten in de situatie waarin ik me bevond. Dankbaar nam ik iedere ondersteuning van ze in ontvangst. Het zou gauw blijken, dat dit in een nog hogere mate nodig zou zijn.

De wachttijd tot de ontmoeting met alle Sai-groepen leek eindeloos. Telefoongesprekken uit de hele wereld, waarvan we niet konden dromen, mails die de computer bestookten en Sai-leiders uit de hele wereld begonnen zich met betrekking tot de juistheid van de geruchten, die er nu welig tierden, te informeren. Peter had een met de Bailey's opgenomen band, die onthullend was. Hij vond dat we met de vrijgave tot na de ontmoeting met de Sai-leiders moesten wachten. Ik nam contact op met de Bailey's en zei, dat het gesprek tussen Peter en David was opgenomen, en kreeg David's toestemming tot vrijgave.

Ik had gelukkig zo veel goede mensen om me heen en had compassie voor degenen die een dergelijke steun niet hadden, om te overleven, en zich in dit wrede moment van inzicht en onthulling staande te houden. Het ging niet alleen over Sai Baba en zijn organisatie die ontmaskerd werd, maar ook ik zelf en wij allemaal, die ons hadden laten verleiden, moesten iets toegeven, wat ongehoord fout was.

*

De beslissende ontmoeting werd tenslotte thuis bij Anna-Stina gehouden. De woordvoerder van de beweging en wij, de bezorgden en seksuele slachtoffers, waren uitgenodigd. We hadden de stoelen in een kring opgesteld en het was de bedoeling, dat ieder afzonderlijk lid aan het woord zou komen. De 'gouden jongen' begon als eerste zijn verhaal.

"Niemand meer dan ik zou willen dat dit niet gebeurd zou zijn, maar het is nu gebeurd en ik zou willen weten, waarom? Ik zou de eerste zijn die van mening zou veranderen, als het mogelijk zou zijn om Sai Baba's handelen ten opzichte van mij op een geloofwaardige manier te verklaren, maar ik heb zo'n verklaring niet kunnen vinden. Mij rest alleen nog om over mijn ervaring, een verklaring, en een verslag aan de leiders van de beweging af te geven, opdat ze hun verantwoording nemen."

Het zwijgen in de kamer sprak voor zich. Voor veel van de deelnemers aan de bijeenkomst kwam de onthulling als een schok. En meerdere verslagen volgden. Tranen stroomden. Er werd gesnoten en gesnikt. Je hoorde trillende onzekere stemmen. Wij, als betrokkenen, hadden thans ons gevoelsleven aan de bijeenkomst uiteengezet. Ik keek naar de nieuwe spirituele leider van de beweging, in de hoop op commentaar.

"Ik heb niet zelf iets onfatsoenlijks gezien. Ik ben niet blootgesteld aan een toenadering van Sai Baba, daarom kan ik er niets aan toevoegen. Ik kan ook geen stelling nemen, omdat ik niemand zou willen veroordelen, die ik niet aangehoord heb."

Dit waren vast en zeker in de oren van bepaalde mensen slim geformuleerde woorden. Maar voor ons betrokkenen waren ze verwoestend. Ze klonken als vrijspraak voor Sai Baba. Na het daarop volgende volledige zwijgen nam Anna-Stina het woord:

"Hoor je niet dat die jongens gekrenkt zijn?"

Ze kreeg geen antwoord.

Langzamerhand ontstonden er twee partijen. Degenen die zonder twijfel de Sai-organisatie wilden verlaten, en diegenen die de tijd wilden nemen om te voelen en te denken en die later de leiding van de overgebleven Sai-organisatie zouden overnemen. Het kwam bijna onwerkelijk bij me over, dat ik deze mensen tot nog toe als mijn allerbeste vrienden had beschouwd. Maar thans zag ik geen medeleven in hun ogen, ze wilden alleen maar afstand nemen. Onze motief voor de ontmoeting was geweest dat de leiders van de Sai-beweging alle feiten zouden nagaan en het goede van het slechte zouden scheiden. Het ging ons erom, om het goede te bewaren, de vijf menselijke waarden van de beweging. Wij en onze waarheden waren niet meer gewenst.

*

De drijfjacht begon bijna meteen. Ik kreeg het gevoel dat de tactiek van de beweging tegen ons was, door de aandacht af te leiden van Sai Baba's onbegrijpelijke bedrog tegen de menselijkheid en al zijn hoogstaande idealen, alleen maar op ons, de betrokkenen, die het lef hadden tegen onze god in opstand te komen. Op de websites kon men nu lezen dat Conny Larsson vanwege pedofilie veroordeeld was, zoals anderen van ons, die waren uitgetreden. Want er kwamen dagelijks meer van ons, die durfden te vertellen, wat we achter het 'gordijn van schaamte' hadden gezien.

Bij zijn kersttoespraak in het jaar 2000 zette Sai Baba een enorme aanval in tegen ons, "de duizenden Judassen". Daar liet hij de wereld weten, dat wij door vreemde mogendheden werden gefinancierd, om de Indische cultuur en politiek te verstoren, om niet te spreken over een aanslag tegen het Hindoeïstisch geloof vanaf de christelijke kant.

Die aanval had tot gevolg dat wij ons verenigden, in plaats van in onze schulp te kruipen. We begonnen te onderzoeken en vonden gevallen van seksueel misbruik in alle landen waar we vragen stelden. Wij begonnen ons steeds zekerder te voelen; wat we deden was juist.

Toen we ontdekten dat de Sai-beweging de Unesco ertoe had gebracht, in oktober 2000 een jeugd- en onderwijsconferentie in Puttaparthi te sponsoren en te coördineren, vormden we een internationale groep met personen die de Unesco alle feiten meedeelden, die er in de Sai-aangelegenheid waren. Nadat de Unesco al het materiaal en de afmeting van het totaal had ingezien, trok de organisatie zijn steun aan de conferentie terug. We voelden een ontkiemende hoop, dat de omgeving naar ons luisterde. Wat als klein geluidje was begonnen, was nu tot stormkracht uitgegroeid.

Nu hielp geen Sai-gebrabbel meer over liefde, kosmos, goden, scholen, ziekenhuizen en andere liefdadigheid. We begrepen, dat je je niet ongestraft in een gevecht met zo'n sterke tegenstander inlaat. We zagen ook in, dat de ergste tijd nog voor ons lag, niet achter ons. Het was belangrijk bij elkaar te blijven. Het was zaak je te wapenen voor de op handen zijnde aanval tegen ons, die het lef hadden hen te bekritiseren.

Ik had me twintig jaar lang in Sai Baba's buurt opgehouden. Mijn wereldbeeld was gesprongen en ik moest alles op alles zetten, om te overleven, iedere dag opnieuw in de aanval gaan en erop vertrouwen, dat de tijd alle wonden heelt. Ook Britt-Marie, die de toegang tot de vergadering was ontzegd, hoewel een van haar zonen de jongen was, die moedig over zijn seksuele ervaring met Sai Baba had verteld, stond nu een afrekening van een eindeloos karakter te wachten. Ze had meerdere jaren lang, de beweging in Zweden geleid en geïnspireerd. Ze had ook aan de internationale schoolplanning deelgenomen en kreeg nu de twijfelachtige eer, de Gimleschool buiten Lödöse te sluiten, een school, die op dezelfde kernwaarden als Kärnan bouwde, met de heilige vijf hoekstenen.

We stonden aan de rand van een spirituele ruïne. De journalisten snuffelden om ons heen, de telefoon ging dag en nacht. Besluiten moesten worden gemaakt, waarheden ingezien, aangelegenheden verklaard worden. Van projecten moest afstand genomen worden, onder andere van de film over mijn leven. Ik moest de gevolgen ervan dragen, dat ik mijn hoofd te ver uit het raam gestoken had. Hoe de massamedia deze situatie zouden handhaven, waar ze nu al zo veel over hadden geschreven, was voor mij een nachtmerrie. Hoe zou dat uitgelegd worden, zou ik om uitleg gevraagd worden, veroordeeld, uitgesloten, misschien wel in het openbaar verworpen en aan de schandpaal worden gezet?

Ik schreef aan de producenten over de onmogelijkheid het filmproject verder te doen, omdat er in de beweging pedofilie voor kwam. Je kunt je mijn verwondering voorstellen, toen ik het antwoord per fax kreeg.

"Conny! Dat is sinds de zeventiger jaren al bekend, dat is niets waar je je druk over hoeft te maken, die jongens zullen alleen maar dankbaar zijn, dat ze deze goddelijke aanraking hebben mogen meemaken."

Dit had hij dus, al weet ik veel hoe lange tijd, geweten en geaccepteerd! Nu kwam mij, zijn vroeger zo mooie glimlach en zijn gouden tanden, op mij als een grote snoekenbek over.

Wat was dat voor een wereld waarin ik leefde? Wat was er van mijn leven geworden? Ik, die een veel beloofde carrière als film- en toneelspeler, vanwege mijn religieuze instincten en overeenkomstig mijn verlangen naar het licht en de waarheid te willen, achter me had gelaten.

Nu gaf ik interviews en liet radioprogramma's over het schandaal maken. Opdat niemand anders later zou kunnen onthullen, dat ik zelf een verhouding met Sai Baba had gehad, liet ik ook deze bom plaatsen.

Lichamelijk had ik me verdedigd, door ongeveer dertig kilo zwaarder te worden, om het uit te houden. Ik leek waarschijnlijk op een staande rob of een walrus; ik was op blote voeten niet groter dan 168 centimeter en had bovendien o-benen.

Het waren alleen maar de oude vrienden, die me ter ondersteuning bijstonden. De godinnen van vroeger: Inez, mijn goede jeugdvriendin, mevrouw Durling, mijn koor- en zanglerares uit de Solberga-school, Britta, het hoofd van de sociale dienst uit een van de districten van Stockholm, schoolkameraden, die ik lange tijd was vergeten en die nu opdoken, als ik mijn lezingen hield. Allen prezen ze mijn moed en inspireerden me tot verdere evaluatie in mijn leven. Ook christelijke missionarissen, die ik tijdens al mijn reizen in India trof, boden me ondersteuning en hulp aan. Ooit had ik geprobeerd hen van Sai Baba's goddelijkheid te overtuigen. Nu waren ze weer aanwezig, zonder verzoeken of pastorale bedoelingen.

Maar ik kreeg ook met anderen te maken die er niet op uit waren om te troosten. Ik begon op elk moment van de dag onaangename telefoontjes te krijgen. Dat waren Sai-aanhangers, die onplezierige geluiden en bedreigingen uitten.

Internetsites werden in het een na het andere land gemaakt, waar iedereen erover kon lezen wat er eigenlijk achter het gordijn gebeurde, onder het voorwendsel dat Sai baba God zou zijn, die scholen en ziekenhuizen in het belang van de naar hulp zoekende wereld beheerde. De Daily Mirror in Engeland bracht een zeven pagina's groot artikel, die het hele establishment in India aan de kaak stelde. Daarop volgde drie dagen na Sai Baba's geboortedag in het jaar 2000, in de op twee na grootste Indische krant van het land, India Today, een tien pagina's tellend artikel over het schandaal. Deze artikelen schiepen volledige chaos binnen de Sai-beweging en India en ook in de Westerse wereld.

Sai Baba dacht dat wij, die de beweging hadden verlaten, christenen zouden zijn en door onze inlichtingendienst betaald werden, om het Indische politieke en culturele leven te verstoren. De president en de premier in India waren immers zelf toegewijde volgelingen van Sai Baba, samen met leden van het parlement en rechters.

De faxmachine op Kärnan explodeerde als het ware door faxen uit heel de wereld. De internationale conversatie kwam op gang, meningen werden geventileerd en strategieën ontworpen. We wilden een publieke opinie produceren, zodat ook in India de wet gevolgd en Sai Baba voor de rechter kon worden gebracht.

We hadden alleen maar gehoord en serieus genomen willen worden. In plaats daarvan werden we tot paria's, tot verschoppelingen, waar niemand iets van wilde weten, gebombardeerd. Maar we brachten de sneeuwbal aan het rollen. Onthulling na onthulling kwam, zoals bleek op het absoluut goede tijdstip. We konden een beetje uitrusten, naar achteren leunen. De lawine was een feit.

 

27. ACHTER HET MASKER VAN DE RITSELENDE JAS

De nachtmerries hadden weer vrijspel en joegen me door de nachten.

De druk van alle kanten werd tenslotte voor mij te groot. Verantwoordelijk leider van het behandelingstehuis op Kärnan te zijn en gelijktijdig in de pers, op de radio en op televisie te verschijnen, dreef me tenslotte in een toestand van acute handelingsonbekwaamheid. De schimmige jeugdherinneringen werden sterker. De aanvallen van de Sai-beweging namen toe. Ik was schietschijf geworden voor ieder die nog steeds aanhanger was. Ik overwoog opnieuw mijn leven eigenhandig te beëindigen, om deze gevaarlijke bochten en nachtelijke horrorvoorstellingen te ontgaan.

Maar Britt-Marie kende een arts in Göteborg.

"Ik kan vragen, of hij ons kan ontvangen. Hij weet de weg als het om het religieuze gaat en weet hoe je situaties van mensen handhaaft, die hun religieuze samenleving verlaten. En hij weet een hoop over deprogrammering."

Ze regelde een ontmoeting. Eindelijk kon de lange reis beginnen, naar huis, naar een bijna normaal leven.

*

We gingen met de auto naar zijn huis in een voorstad van Göteborg. Ik wist dat ik enkele jaren geleden zelf ettelijke standaardlimieten had overschreden. Ik had me zonder er rekenschap van te geven in datgene gestort, waarvan ik was overtuigd, dat het de definitieve reis op weg naar een kosmisch bewustzijn was. Ik geloofde dat ik door zowel de innerlijke als de uiterlijk wereld te winnen, het materiele met het geestelijke kon verenigen. Nu zat ik daar op de beklaagdenbank. Ik, die woorden van lof over mijn verschillende talenten had horen regenen, en me soms van zelfvertrouwen en trots zo vervuld had gevoeld, was nu aan het einde van de weg aangekomen.

Ik kon de arts, die me voorzichtig steeds dieper in mijn herinnering bracht, in rust en vrede mijn levensgeschiedenis vertellen. Het liefst zou ik over Sai Baba's bedrog aan ons allemaal spreken. Mijn toehoorder was toch in andere dingen geïnteresseerd. Ik moest naar binnen. Het uiterlijk zou zeker belangrijk zijn, maar volgde echter hetzelfde patroon, dat alle slachtoffers van sekten hem vroeger al hadden verteld. Hij was ervan overtuigd dat er een persoonlijke oorzaak moest zijn, diep in mijn binnenste, dat er voor zorgde dat ik in deze situatie was beland en die mij nu opnieuw aan de rand van de zelfmoord bracht.

Tijdens de therapie of de deprogrammering verstijfde en veranderde ik afwisselend. Het voelde aan alsof ik door een hoge koorts was overvallen. Mijn hart klopte zo erg dat ik dacht dat de anderen het zouden zien. Dat er iets was, dat eruit wilde, dat begreep ik.

Toen ik zes uur lang, met een kleine pauze om te eten, had gepraat, werd de behandeling voortgezet. De arts werd steeds meer geïnteresseerd en ik voelde alsof mijn onbewuste helemaal binnenste buiten werd gekeerd. Ik werd door braakneigingen overvallen. Tenslotte begreep hij, dat ik voldoende had ervaren, wat ik vandaag aan kon, en er werd me gevraagd om erover te slapen.

Ik sliep meteen in, maar werd echter 's nachts door een droom gewekt, waarin ik als kind het toilet op werd gesleept. Volledig verschrikt ging ik in bed rechtop zitten. Ik voelde alsof ik niet kon ademen. Ik zat vol met braakneigingen, maar ik beheerste me en bleef in de kamer. Ik herinnerde dat mijn moeder me 's nachts altijd naar het toilet hielp. Als niemand me bracht, ging ik niet, maar ging ik zitten en plaste in de woonkamer. Het toilet was altijd een schrik voor me geweest.

Mijn vroegere therapeute Birgitta was slechts steeds tot een gebeurtenis met de verwarde ritselende jas gekomen. Mijn onbewuste had me nooit verder laten binnendringen. Nu, midden in de nacht bij de arts, kon ik iemand voor me zien, die me naar het toilet sleepte. Wie het was, wist ik nog steeds niet. De lakens om me heen waren helemaal nat van het zweet. Ik probeerde me met ademoefeningen en een nachtmeditatie te kalmeren. Ik ploeterde me door de nacht, zonder verdere slaap te vinden. De gedachten kwamen en gingen, gelukkig was tegen de morgen de storm minder geworden. Wat de arts de dag tevoren met mij had gedaan, bleek een kolossale invloed op mijn onbewuste te hebben gehad. Het lag nu open als een vochtige wond, die gereinigd moest worden.

Na het ontbijt ging de therapie verder. Dezelfde methode als de avond daarvoor werd gebruikt. Ditmaal was er minder commentaar en ik gleed steeds meer naar binnen, in mijn kindertijd. Langzaam begeleidde hij me naar binnen, met iets dat op het gevoel leek, dat ik altijd met mijn grootvader aan moeder's kant had. Bij hem had ik me altijd heel veilig gevoeld, met de wetenschap dat ik momenteel maar 25 mijl van het gehate Solbergaheim verwijderd was. Langzaam opende ik me steeds meer. Ik gleed in een toestand, waarin mijn stem zachter en de pauzes tussen mijn woorden steeds langer werden. De arts zweeg en liet de tijd verstrijken.

Na nog zes uur was ik in een toestand, dat ik niet meer verder kon. Ik vroeg toestemming om af te breken, te gaan liggen en een poosje te rusten, wat de arts goed vond. Toen ik in mijn logeerkamer kwam en op bed ging liggen, kwam ik in een draaikolk. Herinneringsbeelden kwamen trefzeker op me af en tegen wat er nu gebeurde, kon ik me noch beschermen, noch laten ophouden.

Beelden uit mijn kindertijd doken voor mijn ogen op. Het ware vreselijke herinneringen die zich aan me opdrongen. Ze waren niet te stoppen. Pettersson! Mijnheer Pettersson, riep ik in mezelf. Het gevoel bijna te stikken, overviel me. Ik zag hoe ik als kleine jongen thuis in onze driekamerwoning in Solberga op weg naar het toilet was. Het was midden in de nacht. Ik durfde niet langs de hal te gaan, omdat ik geloofde dat daar de doden woonden. Mama sliep in de keuken. Ze nam mij mee naar het toilet, langs de hal, waar de doden hingen. Dat was mijn fobie.

In de hal direct naast het toilet hingen drie jassen, maar in het donker associeerde ik die met mensen zonder hoofd en gezicht en durfde daar niet zonder mama's veilige hand in de mijne, voorbij te gaan. Vooral de jas in het midden was bijzonder gevaarlijk voor me. Zijn ritselen klonk alsof hij sprak.

Als ik tegenwoordig het geluid van een ritselende jas hoor, bijvoorbeeld in een bus, een karakteristiek geluid, dan moet ik meteen uitstappen. Ik verdraag dat geluid niet. Ik krijg meteen braakneigingen. Thans weet ik, dat dit type jas van een materiaal was gemaakt, dat voor typisch is voor mensen van vijftig. Ik weet ook dat de ritselende jas niet bij onze familie hoorde, maar bij de heer Pettersson op de bovenste etage. Hij was papa's vriend van het werk en kwam op de vrijdagen na de uitbetaling van de lonen altijd naar ons huis. Dit was de dag waarop Mama niet thuis kon zijn. Dan kwam papa waggelend naar binnen om zijn drinkgelag voort te zetten. Het betekende dat mijn broer eenzaam in bed in onze kamer, of in de rolstoel werd achtergelaten. Als mama niet thuis was, waren wij aan de avondvoorstelling overgeleverd, die altijd hetzelfde eindigde. Papa werd door hem onder tafel gedronken. Als hij op de vloer lag, was ik met mijnheer Pettersson alleen.

Terwijl ik nu op bed lag, zwollen mijn herinneringsbeelden aan. Hoe ik probeerde om mij snel in de garderobe, snel in de rommelkamer te verstoppen, om het onvermijdelijke te ontlopen. Vanuit mijn verschillende verstopplaatsen kon ik de heer Pettersson met zijn ritselende jas horen bewegen, ik hoorde hem ritselen. Ik hoorde hem zeggen: "ik weet wel waar je bent," met een gladde tongval zoals bij een onschuldig kat en muisspel.

Het spel eindigde er altijd mee, dat hij me vond, mij tevoorschijn trok en mij in dat gehate toilet naar binnen voerde. Ik heb er bijna mijn hele leven over gedaan om mijn herinnering aan dat wat op het toilet gebeurde, te verdringen. Hij was het, die mijn hele leven beheerst en bijna vernield heeft. Op het toilet was ik zes jaar lang in zijn macht. Daar dwong hij mij, hem oraal te bevredigen. Het gevoel van zijn verstikkende sperma bracht mij ertoe, veel jaren te zwijgen. Als kind stopte ik met spreken en begon er niet eerder mee tot ik op de toneelschool pedagogische hulp kreeg. Als hij klaar was met de verkrachting vervolgde hij zijn weg en nam de ritstelende jas mee. Elke vrijdag vanaf mijn vierde jaar tot aan mijn tiende.

Mijnheer Pettersson's seksuele vergrijpen gingen door tot papa in een alcoholkliniek werd opgenomen, nadat hij had geprobeerd om mama voor mijn eigen ogen te vermoorden. Daarmee verdween ook mijnheer Pettersson uit mijn leven. Met behulp van mijn arts lukte het me, om het patroon duidelijk te zien. Tijdens deze periode van vergrijpen had ik me verdedigd door naar binnen, in mijn fantasiewereld, te verdwijnen. Ik werd min of meer autistisch, of beter gezegd, mutistisch, stom, niet in staat om ook maar een enkel woord uit te brengen. Ik verloor mijn spreekvaardigheid en het werd als ongeneeslijk bestempeld. Mijn omgeving hield mij bijna voor een idioot. Maar als men mij maar met rust liet, speelde iets heel anders een rol.

De angst voor de ritselende jas had eindelijk zijn verklaring gevonden. Daar op het bed in het huis van de arts, huilend en trillend, hoorde ik Britt-Marie's voorzichtige kloppen op de deur.

"Is alles in orde, Conny?"

Ik vroeg enige minuten tijd, om me te herstellen. Het tweede deel van mijn Catharsisproces  (vert.: In de vroege 20e eeuw, werd de term gebruikt om een intense emotionele ervaring te beschrijven die hielp bij het oplossen van een psychologisch conflict.) was begonnen en ik begreep dat er nog meer zou komen. Ik verliet de logeerkamer, bereid om weer op de terugreis naar het hof te gaan. Ik was naar de arts gekomen om duidelijkheid over mijn verhouding met Sai Baba te krijgen. Dit had opnieuw mijn Catharsisbeleving opgelost en ik herinnerde me de seksuele vergrijpen, waaraan ik als kind was blootgesteld.

Ik had mijn verklaring voor de ritselende jas en de doden in de hal gekregen. De zevenjarige therapie met Birgitta was tot aan dit punt gekomen, maar niet verder. Ik vroeg de arts nu of ik een professionele interpretatie of diagnose over mijzelf kon krijgen. Hij keek mij met zijn moeder-vader-oogopslag verbaasd aan.

"Wil je die echt horen?"

Ik kon het met mijn weinig overgebleven krachten nog maar net opbrengen.

"Ja, bedankt, een diagnose, voor de duidelijkheid, zou mooi zijn."

Opnieuw keek hij me diep in mijn ogen en slaakte een zucht.

"Conny, je bent psychisch infantiel."

"Psychisch infantiel? Ben ik soms gek?" Hij corrigeerde zijn diagnose toen hij mijn reactie zag.

"Het kindertrauma heeft je psychisch infantiel gemaakt, wat betekent, dat je de wereld vanuit het perspectief van een kind ziet."

Nu begreep ik het een na het andere verband. Ik had zelf tijdens mijn jaren als drugverslavingtherapeut anderen kunnen helpen hun trauma's te begrijpen, maar kon echter met het mijne niet omgaan. Nu trok ik me opnieuw voor een uur in de logeerkamer terug en liet het beschamende bezinken. Ik had me echt in de wereld van de volwassen als een kind gedragen en bij dat alles ook nog een vader gezocht op wie ik kon vertrouwen en aan wie ik me kon vasthouden.

Het was zo makkelijk, iets te geloven, wat men van anderen had gehoord. Dat mijn vader zo nu en dan zo dronken als een varken was, ging immers niet ongemerkt voorbij. Mijn angst voor de wereld van de volwassenen draaide vanzelfsprekend heel erg om zijn alcoholgebruik. Vaak zou ik willen, dat dit net zo simpel was geweest als mijn kindertrauma.

De vader die ik zocht, mocht niet seksueel zijn. Hij moest de reinheid zelve zijn. Goeroes en goden moesten begeleider zijn. Ik had mijn hele leven lang de vader gezocht, die ik in de alcohol was verloren. Ik had me tegen de verkrachtingen van de pedofiel verdedigd door stom te worden. Ik was het spraakvermogen en de spraak zelf verloren, ik was steeds dieper naar binnen in isolatie en zwijgen weggezonken. Maar mijn ogen hadden gezien. In beelden hebben ze alles geregistreerd wat mij overkwam. Met die beelden moet ik nu aan de slag.

De pijnen, die de beelden mij gaven, werden nog erger vanwege het permanente bedrog, waaraan ik en andere jongens en mannen door onze god, de levensbegeleider, waren blootgesteld. Wij hadden geslikt wat de organisatie wilde: Sai Baba zou de avatar zijn, de geïncarneerde godheid, op wie de wereld al sinds duizenden jaren wacht. De vader, die Jezus Christus naar de aarde stuurde, Krishna zelf ! Het laatste bewijs voor 'De Gouden Eeuw', het gouden tijdperk, de God der goden ! Zo zeiden ze het.

Het leven nam een nieuwe wending. Ik nam afscheid van de arts en we gingen naar huis. Britt-Marie reed. Geen woord kwam op de terugweg over mijn lippen.

 

28. NAWOORD VAN DE SCHRIJVER

Ik kan opgelucht ademen. Een grote last is van me afgenomen. Ik heb me van schuld- en schaamtegevoelens bevrijd, die mijn leven beheersten, toen ik een klein kind was.

Dat mijn beroep eerst toneelspeler en clown was, om mensen blij te maken en te vermaken, lijkt nu begrijpelijk te zijn. Het fungeerde als vlucht voor mijn eigen pijn of schaduw. Mijn andere beroep, dat van drugstherapeut, maakte me mogelijk mijn eigen problemen uit de weg te gaan. Ik kon in feite zo'n vijftig jaar leven, zonder naar mijn oorspronkelijke trauma's te hoeven kijken.

Toen ik echter de omvang van de religieuze leugen inzag, waarin ik leefde, stuitte ik op een onverwachte en sterke weerstand van de omgeving. De omvang van rechtsvervolgingen en laster zouden grote en internationale politieke dimensies aannemen.

Bijna was ik voor de eindstreep neergestort. Maar in mij, was er al zo'n sterke wens naar waarheid dat ik niet kon opgeven. Ik heb lang genoeg gezwegen. Bedreigingen tegen mij werkten niet als belemmering, maar spoorden mij in plaats daarvan aan.

Vandaag de dag rolt de lawine van de waarheid over de Sai-beweging zonder ons verder. Anderen stellen nu de meer cruciale vragen, de rechtsmachine werkt, en de tijd loopt, voor een zelfbenoemde godheid, met een op een sekte lijkende beweging erachter aan, naar zijn einde toe.

Met een gevoel van bevrijding kan ik nu de schoonheid in de natuur en in het leven zien, zonder die op de een of andere bijzondere persoon of godheid te betrekken.

Ik heb een nieuw huis en nieuwe vrienden gevonden. Veel van hen, die mijn vrienden waren, totdat de vergissing mij in zijn greep had, heb ik terug gevonden. Blijheid en humor zijn er weer voor mij, en het lachen is ook weer terug.